ECLI:NL:RBAMS:2022:2927

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
C/13/700683 / HA ZA 21-372
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschil over het format 'Paleis voor een Prikkie' en de exploitatieovereenkomst

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een civielrechtelijk geschil tussen [eiseres] en [gedaagden] over de auteursrechten op het televisieformat 'Paleis voor een Prikkie'. [Eiseres] vorderde onder andere de vernietiging van de exploitatieovereenkomst, die zij had gesloten met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Zij stelde dat zij gedwaald had bij het sluiten van de overeenkomst, omdat zij niet op de hoogte was van de afspraken die [gedaagden] met de zender Talpa had gemaakt, en dat deze afspraken haar rechten als maker van het format schonden. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] niet had aangetoond dat zij de enige maker was en dat de exploitatieovereenkomst niet onredelijk bezwarend was. De rechtbank verklaarde dat [gedaagden] de persoonlijkheidsrechten van [eiseres] had geschonden door haar niet als medemaker te vermelden in de contracten met derden. De rechtbank oordeelde dat [gedaagden] een schadevergoeding van € 4.000,- aan [eiseres] moest betalen, en dat zij verplicht was om alle toekomstige inkomsten uit de exploitatie van het format aan [eiseres] te specificeren. De vorderingen van [gedaagden] in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/700683 / HA ZA 21-372
Vonnis van 25 mei 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. L. Broers te Amsterdam.
Eiseres wordt hierna [eiseres] genoemd. Gedaagden worden afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd en gezamenlijk [gedaagden] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 maart 2021 met producties,
  • het tussenvonnis van 3 november 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 16 februari 2022 en de daarin genoemde stukken,
  • de reactie namens [eiseres] naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 2] is een werkmaatschappij die zich onder meer richt op de productie van televisieprogramma’s. [gedaagde sub 1] is een holdingmaatschappij, die 100% van de aandelen van [gedaagde sub 2] houdt en daarnaast de intellectuele eigendomsrechten op de formats die door [gedaagde sub 2] worden ontwikkeld en geproduceerd.
2.2.
[eiseres] heeft van november 2016 tot maart 2018 gewerkt voor [gedaagden] als [functie] , onder meer van het programma Steenrijk, Straatarm. De salarisverwerking verliep via een payrollbedrijf.
2.3.
Op 4 oktober 2017 werd een aflevering uitgezonden van Steenrijk, Straatarm, met daarin de interieurstylisten Frank Jansen en Rogier Smit (hierna: Frank en Rogier).
2.4.
[eiseres] heeft in een e-mail van 4 oktober 2017, 21.20 uur aan [betrokkene] (algemeen directeur van [gedaagden] ) het volgende geschreven:
“Toch weer gelukt! Twitter gaat los, beloofd mooie cijfers. En heeeeel veel mensen willen de homo’s terug zien. Snel schakelen morgen, voordat iemand anders met ze aan de haal gaat!En dan, even terugkomend op mijn programma idee, hierbij de format elementen;- twee homo stylisten- restylen huis- met hulp van klus team dat bestaat uit mannen mannen- van arme, hardwerkende mensen (gun factor!) met verschillende smaak (de een wil Jordanees, de ander wil modern strak…etc)- met 2e hands spullen van Kringloop, Marktplaats, Gratis ophalen etc.Waarbij contrast wordt neergezet tussen de stylisten, gezin en ‘bouwvakkers’ en de nadruk ligt op ‘je hebt niet veel geld nodig om er toch warmpjes bij te zitten…’Ik zie inzameling niet zo zitten omdat het er juist om gaat mensen te laten zien dat je met weinig, veel kan…En, wb budget. Mensen die 70 euro ‘over hebben’ zullen dat eerder besteden aan de eigen bijdrage aan (tand)arts of school dan aan hun huis. Dus ik zou gaan voor een van tevoren bepaald vast budget (betaald door producent) van bv €150,-.Misschien overbodig te vragen, maar wil je mij betrekken bij de besprekingen over mijn idee, ook met eventuele zenders. Want zoals ik vanmiddag al zei; ik wil mijn rechten zelf houden, als jij dit product weet te slijten. Ook als we internationaal gaan…En natuurlijk vind ik de afgesproken deal van 50/50 verder helemaal prima!
Ennuh, ik vind Hoe mooi is dat?!, toch passender (…)”
waarop [betrokkene] diezelfde avond als volgt heeft geantwoord:
“Eens met jouw opmerkingen hieronder. [naam 1][ [naam 1] , het hoofd programma-ontwikkeling van [gedaagden] , hierna: [naam 1] , rb.]
verwerkt het in een concept dat we morgen aan de mannen voorleggen. En aansluitend aan sbs.We delen bij verkoop de formatrechten en exploitatie inkomsten uit die rechten 50/50. Distributie van het format gaat via onze internationale partners (praat ik je over bij) en de ontwikkeling gaat geheel in overleg met jou. Als jij nederland wilt maken: graag!”
2.5.
[betrokkene] had diezelfde avond intussen aan [naam 1] via WhatsApp het volgende geschreven:
“Spoed: [naam 2][ [naam 2] , directeur van SBS, rb.]
wil veel voor weinig[oude titel Paleis voor een Prikkie, rb.]
. Morgen inleveren.”
waarop [naam 1] als volgt heeft gereageerd:
“Het gaat maar door joh… fantastisch! Morgen inleveren gaat lukken. (…) Twitter denk er hetzelfde over.”
In deze reactie heeft hij een screenshot meegestuurd met enthousiaste twitterberichten van kijkers van de aflevering, waaronder iemand die schrijft “
Idee voor een nieuw programma. Laat Frank en Rogier huizen oppimpen terwijl de mensen in Saint Tropez vertoeven.”.
2.6.
Op 5 oktober 2017 heeft [naam 1] het idee voor een televisieprogramma ‘Paleis voor een prikkie’ uitgewerkt in een brochure van vier bladzijden (“Paleis voor een Prikkie, Frank en Rogier geven de huizen van mensen die het niet breed hebben een low budget make-over!”). [betrokkene] en [naam 1] hebben het idee aan de hand van dat document diezelfde dag aan Talpa gepresenteerd. [naam 3] de Finance Manager van [gedaagden] (hierna: [naam 3] ), heeft de Nederlandse en Engelse naam voor het programma bedacht: ‘Paleis voor een Prikkie’ en ‘Palace for a penny’.
2.7.
In een e-mail van 10 oktober 2017 aan [eiseres] heeft [betrokkene] het volgende geschreven:
“We hebben de afspraak over het format Paleis voor een Prikkie al kort doorgenomen per telefoon, hierbij over de mail :

De netto format inkomsten verdelen we 50/50

De netto format inkomsten zijn de inkomsten uit de exploitatie van het eigendom van het format, na aftrek van alle direct daaraan gerelateerde kosten, zoals distributiefees van externe partijen, alsmede het deel dat de zender toekomt o.b.v. afspraken die in de productieovereenkomst worden gesloten

Initiatief van exploitatie ligt bij [gedaagden] Producties dwz dat wij de distributeur aanwijzen die het internationaal gaat aanbieden
(…)”.
2.8.
Op 15 oktober 2017 heeft [eiseres] aan [betrokkene] via WhatsApp het volgende geschreven:
“Ennuh, over de rechten moeten we echt nog even zitten als je terug bent, en ook vast leggen in een contract met daarin jouw voorstel om mij 50% van de 100% formatrechten van Een Paleis voor een Prikkie te geven, hoe de verdeling ook zal zijn met SBS of andere partijen, nationaal en/of internationaal.En, zoals we hebben besproken, wil ik ook graag in het contract opgenomen hebben dat ik inzage heb in de format deal met SBS en de eventuele internationale partners/verkoop partijen. (…)”.
2.9.
Begin november 2017 heeft [eiseres] van [gedaagden] een concept-exploitatieovereenkomst ontvangen. Zij heeft daar opmerkingen over gemaakt, naar aanleiding waarvan het concept is aangepast. In het concept stond dat het format door [eiseres] en [gedaagde sub 1] gezamenlijk is bedacht en ontwikkeld, hetgeen in de definitieve overeenkomst is aangepast (zie hierna onder 2.11).
2.10.
[gedaagde sub 2] en SBS Broadcasting B.V. (hierna: SBS of Talpa) hebben op 7 november 2017 een overeenkomst gesloten over de productie van het eerste seizoen van Paleis voor een Prikkie. Hierin staat onder meer het volgende:
“SBS (…) geeft [gedaagden] . (Producent) hierbij opdracht tot het vervaardigen en aanleveren van het programma Paleis voor een prikkie (Programma) voor uitzending en verspreiding van het Programma op één of meerdere van haar zenders en aanverwante diensten (inclusief internet diensten) alsmede voor mogelijke andere exploitatievormen en diensten van derden, op basis van de goedgekeurde productiekosten en op grond van de volgende afspraken. (…)I. Programma(…)6. Programmaprijs: De door de programma-afdeling goedgekeurde en tussen partijen overeengekomen productiekosten bedragen € 61.751,- per aflevering en derhalve € 370.506,- ex BTW in totaal voor 6 afleveringen.(…)II. Intellectuele eigendomsrechten:1. Formatrechten: 50% SBS en 50% Producent(…)III. Uitzend- en exploitatierechten:1. Free/basicTV: Exclusief SBS (…).Opbrengsten uit Free/basicTV exploitatie van uitzendgereed of ruw materiaal komen 100% aan SBS toe.2. Secundaire exploitatie: Exclusief SBS (…)Opbrengsten uit secundaire exploitatie van uitzendgereed of ruw materiaal komen 100% aan SBS toe.
Onder secundaire exploitatie wordt onder andere begrepen exploitatie middels interactieve- en/of digitale media, wel of niet on-demand (…).4. Exploitatie format buitenland: Producent heeft recht van initiatief. Netto opbrengsten worden 50/50 tussen partijen gedeeld. Netto opbrengsten zijn bruto opbrengsten minus (i) een 30% vergoeding/fee Producent, (ii) voor exploitatie noodzakelijke kosten (…)5. Exploitatie uitzendgereed materiaal buitenland: Producent heeft recht van initiatief. Netto opbrengsten worden 50/50 tussen partijen gedeeld. Netto opbrengsten zijn bruto opbrengsten minus (i) een 30% vergoeding/fee Producent, (ii) voor exploitatie noodzakelijke kosten (…)6. Merchandising, exploitatie beeld- & geluidsdragers & licensing activiteiten gerelateerd aan het Programma (inclusief licensing van de titel en het Programma materiaal): SBS heeft recht van initiatief. Alle opbrengsten komen volledig aan SBS toe.7. Exploitatie data/(consument-)gegevens, gegevens van aanmeldingen en/of kandidaten, bel/sms applicaties & Programma site/domein namen social media activiteiten: SBS heeft recht van initiatief. (…) Inkomsten komen 100% aan SBS toe. (…)”.
2.11.
[eiseres] en [gedaagde sub 1] hebben op 8 november 2017 een format exploitatieovereenkomst “Een Paleis voor een Prikkie” gesloten (hierna: de exploitatieovereenkomst). Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“In aanmerking nemende dat:A. [eiseres] heeft een format ontwikkeld, bestaande uit een verzameling ideeën, elementen en esthetiek, onder de naam “Een Paleis voor een Prikkie” (hierna: “het Format”). (…)B. Partijen het Format willen exploiteren.C. Partijen de intentie hebben om de Formatinkomsten evenredig te verdelen. De Formatinkomsten worden gedefinieerd als alle inkomsten die de Partijen als eigenaars van het Format toekomen, danwel rechtstreeks, danwel als zijnde een deling op door derden gerealiseerde omzet die uit het format resulteert. Onder de formatinkomsten wordt onder andere verstaan:
-
inkomsten uit formatlicenties met betrekking tot het Format
-
inkomsten uit (beeld)merken van het Format
-
ancillary inkomsten met betrekking tot het Format (waarbij inbegrepen:
merchandising inkomsten, Video On Demand inkomsten, digitale/online inkomsten).Niet inbegrepen bij de Formatinkomsten zijn de inkomsten die de Partijen realiseren door een tegenprestatie te leveren die los staat van hun positie als ontwikkelaar en eigenaar van het Format. Zodoende vallen inkomsten uit productie van het Format, de verkoop van een readymade versie van het Format, alsmede inkomsten voor eindredactionele werkzaamheden ten behoeve van het Format niet onder de Formatinkomsten.Artikel 1 – Verdeling van rechten en inkomsten1.1 Het Format is voor 50% eigendom van [gedaagde sub 1] en voor 50% eigendom van [eiseres] .1.2 [gedaagde sub 1] heeft het exclusief recht van initiatief in de exploitatie van het Format.1.3 De rechten die voortvloeien uit het eigendom van het Format mogen, met het oog op het doel het Format te exploiteren, uitsluitend door [gedaagde sub 1] worden doorgelicenseerd aan derden.1.4 Partijen erkennen dat de zender SBS die de eerste serie van het Format uitzendt, een aandeel van 50% verwerft in de Formatinkomsten. Deze omroep/zender zal verder worden aangeduid als “de Zender”.1.5 De netto Formatinkomsten komen voor 50% toe aan [gedaagde sub 1] en voor 50% aan [eiseres] . De netto Formatinkomsten zijn de bruto Formatinkomsten minus de distributiefees van derde partijen ter grootte van 30% alsmede het aandeel in de Formatinkomsten van de Zender.(…)1.7 [gedaagde sub 1] en/of distributeur van het Format zullen zich inspannen om bij buitenlandse licentiehouder de vermelding op de aftiteling het aandeel in de Formatinkomsten van de Zender, alsmede te laten verschijnen: ‘Format created by [eiseres] ’. Partijen erkennen dat deze aftitelingsvermelding onderhavig is aan goedkeuring van desbetreffende buitenlandse zender.(…)Artikel 3 - Rapportage en betaling3.1 [gedaagde sub 1] zal jaarlijks in januari een rapportage van de bruto en netto Formatinkomsten van het afgelopen jaar aanleveren aan [eiseres] .(…)”.
2.12.
[gedaagden] en Talpa hebben op 13 april 2018, 12 december 2018, 12 mei 2019 en 2 juli 2020 overeenkomsten gesloten voor de productie van de seizoenen 2 t/m 5 van Paleis voor een Prikkie (waarin hetzelfde over de intellectuele eigendomsrechten is opgenomen als in de overeenkomst voor het eerste seizoen).
2.13.
[eiseres] heeft als [functie] voor de productie van het eerste en het tweede seizoen werkzaamheden verricht. Tijdens het tweede seizoen, op 31 maart 2018, heeft [eiseres] ontslag genomen bij [gedaagden] . Zij heeft toen aan [betrokkene] bericht:
“Over het internationale gedeelte wil ik, zoals de afspraak ook was, graag op de hoogte gehouden worden. (...)”
2.14.
[naam 3] heeft in een e-mail van 3 februari 2020 aan [eiseres] het volgende geschreven:
“Hieronder (en in de bijlage) het overzicht van de Formatinkomsten. Deze zijn ook in 2019 nihil helaas. Wij hebben alleen inkomsten uit de productie uit readymades ontvangen, maar deze vallen buiten de Formatinkomsten zoals in de exploitatie overeenkomst gedefinieerd. Een rapportage hierop heeft dus weinig aanvullende informatie, maar voor de volledigheid hieronder en in de bijlage het overzicht.
FormatinkomstenPaleis voor een Prikkie
2018 2019
Totaal
Bruto Formatinkomsten
€ - € -
€ -
Distributiefee (30%)Aandeel derden
€ - € -
€ - € -
€ -
€ -
Netto Formatinkomsten
€ - € -
€ -
Aandeel [gedaagde sub 1] (50%)Aandeel DK (50%)
€ - € -
€ - € -
€ -
€ -
We hoopten dat er in België interesse zou ontstaan in het afnemen van het format, maar daar zijn de readymades helaas gestaakt vanwege tegenvallende kijkcijfers, dus we verwachten het format zelf daar niet snel te kunnen licenseren (…)”
2.15.
Op 28 mei 2020 heeft [gedaagden] aan [eiseres] een conceptovereenkomst gestuurd met een Duitse producent, Rosebank AG (hierna: Rosebank), over het afnemen door Rosebank van een licentie voor het format. [gedaagden] heeft [eiseres] verzocht eventuele opmerkingen binnen drie dagen aan haar kenbaar te maken.
2.16.
De advocaat van [eiseres] heeft [gedaagden] in een brief van 11 augustus 2020 bericht dat [eiseres] de exploitatieovereenkomst ontbindt, dan wel vernietigt.
2.17.
De advocaat van [eiseres] heeft Rosebank in een e-mail van 27 augustus 2020 bericht dat zij maker en auteursrechthebbende is van het format en dat [gedaagde sub 1] niet bevoegd is het format te exploiteren.
2.18.
In een e-mail van [gedaagden] aan de advocaat van [eiseres] van 20 oktober 2020 staat onder meer het volgende:
“Graag vragen we je aandacht voor een kwestie die niet langer kan worden uitgesteld. Zoals jouw cliënte weet is er interesse van een Duitse producent (Rosebank) om het format Paleis voor en Prikkie (Palace for a Penny) te gaan produceren. Deze interesse is bij Rosebank nog onverminderd aanwezig. (…) [eiseres] beschikt over een kopie van de optie overeenkomst en is zodoende op de hoogte van de inhoud van deze afspraken. (…) Kortgezegd: we willen je cliënte vragen om welwillend om te gaan met deze optie op een buitenlandse licentie van het format en mogelijke andere toekomstige buitenlandse exploitatie (waarover wij je cliënte conform afspraak zullen informeren indien die zich voordoet) en (…) deze exploitatie niet langer te verhinderen.”,
waarop de advocaat van [eiseres] op 22 oktober 2020 als volgt heeft gereageerd:
“Wenst Rosebank de optieovereenkomst te ondertekenen? Zo ja dan is cliënte bereid [gedaagde sub 2] eenmalig toestemming te verlenen voor deze ene specifieke overeenkomst. Deze overeenkomst dient op een aantal punten overigens nog te worden aangepast, onder meer dient duidelijk(er) naar voren te komen dat cliënte rechthebbende is op het format. Cliënte dient deze overeenkomst mede te ondertekenen. Ten aanzien van de opbrengsten geldt het volgende. De 50/50 split is akkoord. De distriubutiefee van 30% is niet akkoord. Deze komt ook niet terug in de overeenkomst waar [gedaagde sub 2] zich nog altijd op beroept. (…)”.
2.19.
De advocaat van [eiseres] heeft Rosebank in een e-mail van 27 oktober 2020 bericht dat voor de overeenkomst tussen [gedaagden] en Rosebank toestemming van [eiseres] nodig is, dat [gedaagden] een voorstel van [eiseres] heeft afgewezen en dat [gedaagden] als gevolg daarvan op dat moment niet bevoegd is de overeenkomst te sluiten.
2.20.
In een e-mail van 18 november 2020 heeft Rosebank aan [gedaagden] het volgende geschreven:
“1 am writing with regards to “Palace for a Penny” and the option agreement
that we did not in the end finalize because of the legal disputes about the format in the Netherlands.I am afraid, but we have come to the conclusion that the window to pitch this format in Germany has now closed of the time being, partly a result of Corona and partly that the slot opportunity is now gone. We would therefore just clarify that the option agreement was indeed not concluded and would like to ask you to confirm this understanding from your end. Rest assured, should the opportunity arise again in the future, we will revert back to you.”
2.21.
[naam 1] heeft in een e-mailbericht van 30 juni 2021 over de totstandkoming van het format het volgende verklaard:
“(...) In mijn herinnering is het als volgt gegaan: [eiseres] had gedraaid met Frank en Rogier voor Paleis voor een Prikkie[de rechtbank begrijpt: Steenrijk, Straatarm]
. Was enthousiast over ze, heeft ons toen gevraag om de aflevering alvast in de montage set te kijken en na te denken over format wat uiteindelijk Paleis voor een Prikkie is geworden. In mijn herinnering hebben we het format samen bedacht, waarbij [eiseres] ons als eerste wees op het duo, omdat ze [functie] was voor Steenrijk Straatarm. (...)”
2.22.
In een schriftelijke verklaring van [naam 3] van 1 juli 2021 is het volgende vermeld:
“(...) Op 10 oktober 2007 mailde [gedaagde sub 2] al een voorzet van de afspraken, met daarin vermeld ‘De netto format inkomsten zijn de inkomsten uit de exploitatie van het eigendom van het format, na aftrek van alle direct daaraan gerelateerde kosten (...) alsmede het deel dat de zender toekomt o.b.v. afspraken die in de productieovereenkomst worden gesloten’. Het was dus duidelijk dat de zender een deel toekomt. Op dat moment was de beoogde zender SBS (/Talpa) (...)
Ik heb mondeling aangegeven aan [eiseres] dat er bij die zender erg hard op formatrechten en -inkomsten onderhandeld wordt, en dat 50% de beste uitkomst zou zijn. (...)We hebben met elkaar de overeenkomst met Talpa besproken op 7 november 2017, waaronder de rechtenverdeling. De overeenkomst is naar aanleiding hiervan aangepast. Dat er door Talpa geen format fee zou worden betaald was daardoor ook duidelijk. [eiseres] is hier pas in 2020 vragen over gaan stellen toen we het format nog niet in het buitenland verkocht hadden (...)
Een aandeel in de productie fee is heel ongebruikelijk, aangezien bij de productie van een format er ook een groot risico door de producent wordt genomen (...)
Een producent ontvangt tegenwoordig eigenlijk nooit meer een format fee voor de lokale series (...) Het delen van formatrechten betreft tegenwoordig echt vooral de verdere exploitatie in de rest van de wereld. (...)”
2.23.
[naam 4] , business director van [gedaagden] , heeft in een e-mailbericht van 1 juli 2021 aan [gedaagden] het volgende verklaard:
Op 7 november 2017 was ik samen met [eiseres] aan het werk en toen is zij met mij naar de kelder gelopen om met mij te overleggen. Zij gaf aan nu geeft [gedaagde sub 2] aan dat de rechten gedeeld moeten worden met Talpa. Ik gaf aan ja we zijn een klein productiehuis Talpa eist dit vaker (...) En zonder [gedaagde sub 2] verkoop je de titel niet. Hij heeft de ingang. Daarna gaf ze het maar toe te staan.
Ik heb van [eiseres] begrepen dat ze meerdere keren met [betrokkene] en [betrokkene] heeft overlegd over de deal met SBS/ Talpa voordat ze de overeenkomst tekende. Vooral de 50% verdeling heeft ze besproken naar mijn weten. (...)”
2.24.
In een verklaring van [naam 5] van Talpa is onder meer het volgende vermeld:
“(...) Opgemerkt dient te worden dat Talpa TV in een situaties zoals in geval van Paleis voor een Prikkie, dat wil zeggen een papieren, non proven format via een Nederlandse producent, nooit een format license fee betaalt, ook niet als er vervolgseries worden besteld. De reden is dat een papieren format/idee gezamenlijk door de producent en de zender wordt uitgewerkt en ontwikkeld. Als eerste zender die een format op TV brengt is het gebruikelijk dat er geen format fee betaald wordt, immers zonder (investeringen in de productie van de) zender geen programma. Geen programma is geen trackrecord en zonder track record is het lastig een papieren format internationaal te verkopen. De zender betaalt voor eigen rekening en risico de gehele productie. Paleis voor een Prikkie was een programma zonder track record. (...)
Talpa is uitsluitend bereid om de productie van een programma op basis van een papieren format te investeren – door middel van het voor haar rekening en risico produceren van een eerste reeks van het programma – indien zij meedeelt in de formatrechten (minimaal 50%) en in de internationale verkoop van het format mocht het programma een succes worden. Behalve in de productie investeert Talpa TV in de marketing en de promotie van het programma. (...) Talpa is uitsluitend bereid om te investeren in een papieren format indien zij voldoende vertrouwen heeft in een producent; de producent moet een bewezen track record hebben. [gedaagden] voldoet hieraan.(...)
Het programma Paleis voor een Prikkie scoorde gemiddeld met 9,6% marktaandeel net iets boven zendergemiddelde (8,6%) en is daarmee absoluut geen bestseller.
(...)
In de ranking van goed scorende programma’s in de periode 2018-2021 op SBS6 neemt Paleis voor een Prikkie plaats 53 in.
(...)
Een vervolgserie is vooralsnog niet besteld omdat de kijkcijfers voor het vijfde seizoen tegen vielen. (...)”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert samengevat en na vermeerdering van eis - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat de exploitatieovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd, subsidiair dat de overwegingen B en C en de artikelen 1.2 en 1.3 daarvan zijn vernietigd en meer subsidiair dat de exploitatieovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden;
te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiseres] ;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] als gevolg van de vernietiging respectievelijk ontbinding en/of het onrechtmatig handelen van [gedaagden] geleden schade, zijnde het aandeel van [eiseres] in de ready-made-inkomsten van € 24.050,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2021;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade zijnde een (aanvullende) billijke vergoeding van € 125.416,70, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2021;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] als gevolg van de vernietiging respectievelijk ontbinding en/of onrechtmatig handelen geleden schade zijnde het mislopen van haar aandeel in de inkomsten uit hoofde van de overeenkomst met Rosebank van € 17.135,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2021;
te verklaren voor recht dat [gedaagden] de persoonlijkheidsrechten van [eiseres] heeft geschonden, onder meer door haar richting derden niet te erkennen en vermelden als maker en rechthebbende;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] als gevolg van schending van haar persoonlijkheidsrechten geleden immateriële schade van € 25.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2021;
[gedaagden] te veroordelen binnen zeven dagen na dit vonnis Talpa schriftelijk te verzoeken, onder verwijzing naar dit vonnis, om binnen veertien dagen na dagtekening schriftelijk gespecificeerd en onderbouwd met stukken inzage te verstrekken in alle inkomsten uit (beeld)merken, merchandising inkomsten, Video-on-Demand-inkomsten en digitale/online inkomsten, voortvloeiend uit elke openbaarmaking en/of verveelvoudiging door Talpa en/of aan haar gelieerde derden van alle afleveringen, een gedeelte daarvan hieronder begrepen, van Paleis voor een Prikkie, en de advocaat van [eiseres] daarvan een afschrift te sturen;
[gedaagden] te bevelen de informatie die zij als gevolg van het onder viii gevorderde van Talpa ontvangt binnen twee dagen na ontvangst te delen met de advocaat van [eiseres] ;
[gedaagden] te bevelen [eiseres] de volledige rapportages als bedoeld in de exploitatieovereenkomst over 2018, 2019 en 2020 te verstrekken;
[gedaagden] te bevelen alle gelden die zij na betekening van het vonnis nog ontvangen van derden ten behoeve van de exploitatie van het format Paleis voor een Prikkie direct te specificeren aan [eiseres] en aan haar te betalen conform de vernietigde dan wel ontbonden exploitatieovereenkomst;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom, indien zij niet voldoen aan een van de hiervoor onder viii t/m xi gevorderde bevelen;
[gedaagden] te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van [eiseres] , begroot op € 65.284,28 en de btw over dit bedrag, en de nakosten.
3.2.
[eiseres] stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende.
[eiseres] heeft gedwaald omdat zij niet op de hoogte was van het sluiten van de overeenkomst met Talpa. Het verzwijgen van de afspraken met Talpa die voor de ondertekening van de exploitatieovereenkomst bekend waren levert – aldus [eiseres] ter zitting – ook bedrog op. [eiseres] is uitgegaan van mededelingen van [gedaagden] dat zij na het aandeel van de Nelderlandse zender (50%) voor 50% samen met [gedaagde sub 1] (dus ieder 25%) zou meedelen in de formatinkomsten. Zij was in de veronderstelling dat zij haar auteursrecht zou behouden en dat er alleen een verdeling zou worden gemaakt op basis van inkomsten.
De exploitatieovereenkomst is daarnaast onredelijk bezwarend omdat met Talpa geen formatvergoeding is afgesproken met als gevolg dat [eiseres] is uitgesloten van inkomsten, omdat de exploitatieovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en omdat er (volgens [gedaagden] ) geen recht op inspraak kan worden ingelezen, waardoor [gedaagden] volledige zeggenschap over de exploitatie van het format zou hebben en geen serieuze afdrachtsverplichting.
Subsidiair heeft [eiseres] de exploitatieovereenkomst ontbonden omdat [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming hiervan. [gedaagden] is tekortgeschoten door ten onrechte geen formatvergoeding af te spreken met Talpa, door ten onrechte [eiseres] niet te betrekken bij afspraken met derden, door geen (aanvullende) billijke vergoeding te verstrekken en evenmin andere inkomsten, terwijl het doel van de exploitatieovereenkomst is de gezamenlijke exploitatie van het format en door in strijd met artikel 1.5 formatinkomsten weg te geven terwijl [eiseres] behoort mee te delen in deze rechten en door in strijd met artikel 1.7 niet te voldoen aan de inspanningsverplichting ten aanzien van de naamsvermelding.
Dit handelen levert ook een onrechtmatige daad op, waarbij [gedaagden] [eiseres] vervolgens ook onzorgvuldig heeft gehandeld door geen inzage te geven in de inkomsten en afspraken met derden. Verder heeft [gedaagden] de persoonlijkheidsrechten van [eiseres] geschonden door haar in de contacten met derden niet aan te merken als maker en rechthebbende op het format.
3.3.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing, subsidiair tot (gedeeltelijke) toewijzing zonder het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans daaraan de voorwaarde te verbinden dat [eiseres] zekerheid stelt tot een bedrag gelijk aan het aan haar toegewezen bedrag, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten op grond van artikel 1019h Rv. [gedaagden] maakt bezwaar tegen aanvulling van de grondslag met bedrog en voert aan dat het voor het eerst aanvoeren van deze grondslag op de zitting te laat is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagden] vordert samengevat -, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde sub 1]
en/of [gedaagde sub 2] , dan wel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van artikel 1.3 van de exploitatieovereenkomst;
II. [eiseres] te veroordelen tot vergoeding van de schade die [gedaagden] heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen, dan wel wanpresteren van [eiseres] , begroot op € 25.175,-, althans een in goede justitie te bepalen schade bedrag, te betalen binnen 14 dagen na vonnisdatum, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
III. [eiseres] te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met rente.
3.6.
[gedaagden] stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende.
Door toedoen van [eiseres] is een overeenkomst met Rosebank, op grond waarvan Rosebank een licentie zou gaan afnemen voor het format, niet doorgegaan. In de exploitatieovereenkomst is overeengekomen dat [gedaagden] het exclusief recht van initiatief heeft in de exploitatie van het format en dat [gedaagden] ook exclusief bevoegd is om het format te exploiteren. [eiseres] heeft contact opgenomen met Rosebank en te kennen gegeven dat er een geschil bestond tussen haar en [gedaagden] over de rechten op het format en dat zij niet instemt met de overeenkomst die [gedaagden] voornemens was met Rosebank te sluiten. Als gevolg hiervan heeft Rosebank afgezien van het sluiten van de overeenkomst. Hiermee heeft [eiseres] onrechtmatig gehandeld jegens [gedaagden] en daarnaast is zij tekortgeschoten in de nakoming van artikel 1.3 van de exploitatieovereenkomst. Zij is daarom aansprakelijk voor de schade die [gedaagden] als gevolg hiervan heeft geleden
3.7.
[eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de werkelijk gemaakte proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, uitvoerbaar bij voorraad.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Auteursrecht
4.1.
Tussen partijen is in geschil wie van hen het auteursrecht heeft op het format.
4.2.
[eiseres] stelt dat zij het format alleen, zonder medewerking van anderen, heeft ontwikkeld, en dat het format is gebaseerd op een idee dat zij al langer had om in een tv-programma iets te doen met tweedehands spullen en iets te doen voor mensen die het echt kunnen gebruiken. De unieke elementen van het format volgen uit haar e-mailbericht van 4 oktober 2017. [eiseres] stelt dat zij daarom als enige maker geldt. Volgens [eiseres] is met de exploitatieovereenkomst niet voldaan aan de eisen van een rechtenoverdracht in de zin van artikel 2 lid 1 en 2 Auteurswet (Aw) en heeft zij daarom nog steeds het volledige auteursrecht.
4.3.
[gedaagden] betwist dat [eiseres] maker en rechthebbende is. Zij doet allereerst een beroep op het werkgeversauteursrecht. [gedaagden] stelt daartoe dat [eiseres] voor [gedaagde sub 2] werkte op het moment dat zij het idee bedacht waarop het format is gebaseerd en dat het auteursrecht daarom op grond van artikel 7 Aw aan [gedaagden] toekomt. Volgens [gedaagden] is van het werkgeversauteursrecht afgeweken door in de exploitatieovereenkomst 50% van het auteursrecht over te dragen aan [eiseres] . De reden hiervoor was gelegen in de omstandigheid dat [eiseres] naar voren had gebracht dat in haar overeenkomst met het payrollbedrijf niet goed zou zijn vastgelegd dat zij haar auteursrecht overdroeg en dat [gedaagden] een dispuut hierover wilde uitsluiten. [gedaagden] had daarvoor al 50% van het auteursrecht overgedragen aan Talpa, waardoor voor zowel [eiseres] als [gedaagden] nog 25% resteert, aldus [gedaagden] .
4.4.
Dat het format als (auteursrechtelijk beschermd) werk kan worden gekwalificeerd staat niet ter discussie. Indien arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat uit het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt op grond van artikel 7 Aw als maker van de werken aangemerkt degene in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.
4.5.
[eiseres] werkte voor [gedaagde sub 2] van november 2016 tot maart 2018. Toen zij met [betrokkene] over het format sprak, werkte zij als [functie] voor de serie Steenrijk, Straatarm. [gedaagden] stelt niet dat het bedenken van formats destijds mede tot de taken van [eiseres] behoorde. [eiseres] heeft desgevraagd ter zitting over haar werkzaamheden verklaard dat zij vanuit haar functie als [functie] verantwoordelijk was voor het maken, begeleiden en monteren van afleveringen van de serie(s) waaraan ze werkte. [betrokkene] heeft ter zitting verklaard dat [gedaagden] een ontwikkelingsafdeling heeft van vijf personen, die formats uitwerken. Niet gesteld is dat [eiseres] deel uitmaakte van deze afdeling of hiervoor ook werkzaamheden verrichtte. [gedaagden] heeft dan ook onvoldoende duidelijk gemaakt dat het maken van formats behoorde tot de taken van [eiseres] . Nu dit vereist is voor werkgeversauteursrecht in de zin van artikel 7 Aw, is niet vast komen te staan dat het auteursrecht op grond van die bepaling toekomt aan [gedaagden] .
4.6.
Daarnaast betwist [gedaagden] dat [eiseres] de enig maker is. Volgens [gedaagden] hebben partijen gezamenlijk aan het format gewerkt.
4.7.
Weliswaar staat in de exploitatieovereenkomst, anders dan in een eerder concept, dat het format door [eiseres] is ontwikkeld, maar in het licht van de argumenten van [gedaagden] hierover, is onvoldoende duidelijk geworden dat [eiseres] enig maker van het format is. De feiten duiden naar het oordeel van de rechtbank erop dat sprake was van een gezamenlijke inspanning. [eiseres] stelt weliswaar dat zij het idee al langer had, maar dat is verder niet onderbouwd. [eiseres] heeft in haar e-mail elementen aangeleverd, die duidelijk zijn gebaseerd op een bepaalde aflevering van Steenrijk, Straatarm. Het door [eiseres] in haar e-mail beschrevene komt immers feitelijk, in ieder geval voor een deel, erop neer om de betreffende aflevering om te bouwen tot een nieuwe serie rondom Frank en Rogier. Verder staat vast dat [gedaagden] de titel heeft bedacht. Ook heeft [gedaagden] naar voren gebracht dat de totstandkoming van het werkelijke format een proces is dat ontstaat als het programma wordt geproduceerd. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat, los van wat partijen zijn overeengekomen in de exploitatieovereenkomst die hierna aan de orde komt, partijen als medemakers moeten worden aangemerkt wat tot een gezamenlijk auteursrecht op het format leidt.
4.8.
Vervolgens is de vraag hoe de exploitatieovereenkomst tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] en de productieovereenkomst tussen [gedaagde sub 1] en Talpa op de rechtsverhouding tussen partijen van invloed zijn.
4.9.
In de exploitatieovereenkomst staat onder het kopje “Verdeling van rechten en inkomsten” in artikel 1 lid 1 dat het format voor 50% eigendom is van [gedaagde sub 1] en voor 50% eigendom van [eiseres] . Volgens [eiseres] is met deze bepaling niet voldaan aan de vereisten van een rechtenoverdracht op grond van artikel 2 lid 1 en 3 Aw, maar [gedaagden] betwist dit en [eiseres] licht dat standpunt verder niet nader toe. Deze discussie kan echter in het midden worden gelaten omdat naar het oordeel van de rechtbank de exploitatieovereenkomst de rechtsverhouding tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] wat betreft (de verdeling van) het auteursrecht op het format niet wijzigt, maar de bestaande situatie van een gezamenlijk auteursrecht vastlegt.
4.10.
Het (wettelijke) uitgangspunt voor exploitatie van een werk waarop gemeenschappelijk auteursrecht rust, is ingevolge de artikelen 26 Aw en 3:170 BW dat deze exploitatie alleen gezamenlijk (en aldus met toestemming van alle deelgenoten) kan geschieden. Die toestemming is niet nodig indien exploitatie op grond van de overeenkomst of wet is toegestaan. Deze situatie is in dit geval aan de orde. Uit de exploitatieovereenkomst valt immers af te leiden dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde sub 1] het exclusief recht van initiatief heeft in de exploitatie van het format. Dat partijen dit voor ogen stond blijkt ook al uit het e-mailbericht van [betrokkene] van 10 oktober 2017 (zie hiervoor onder 2.7). Dat betekent dat [gedaagde sub 1] met het sluiten van de exploitatieovereenkomst dus bevoegd was om het format te exploiteren.
4.11.
Naast de exploitatieovereenkomst is ook de productieovereenkomst van belang. [gedaagden] stelt zich op het standpunt dat zij 50% van het auteursrecht heeft overgedragen aan Talpa in de productieovereenkomst van 7 november 2017 en dat aldus sprake is van een gemeenschappelijk auteursrecht van Talpa (50%), [gedaagde sub 1] (25%) en [eiseres] (25%). Dit standpunt kan alleen worden gevolgd indien [gedaagden] op het moment van het sluiten van de overeenkomst met Talpa de enig rechthebbende zou zijn geweest (wat niet het geval is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen) of indien [gedaagde sub 1] en [eiseres] zijn overeengekomen dat [gedaagde sub 1] bevoegd was om de helft van het gemeenschappelijk auteursrecht van [gedaagde sub 1] en [eiseres] over te dragen. Bij gebreke van een andersluidende regeling bepaalt artikel 3:170 lid 3 BW immers dat deelgenoten alleen gezamenlijk bevoegd zijn een gemeenschappelijk goed over te dragen. [gedaagden] heeft weliswaar gemotiveerd toegelicht dat zij met [eiseres] over de rechten heeft gesproken en dat het [eiseres] bekend was dat ze de rechten met de zender zouden moeten delen, maar [gedaagden] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] en [eiseres] zijn overeengekomen om de helft van het gemeenschappelijk auteursrecht over te dragen. Nog daargelaten dat de exploitatieovereenkomst een dag later is gesloten dan de productieovereenkomst, wijst het bepaalde in artikel 1 lid 1 van de exploitatieovereenkomst evenmin op een dergelijke uitleg.
4.12.
Dat neemt niet weg dat ingevolge artikel 3:175 lid 1 BW een deelgenoot wel vrijelijk over zijn aandeel in een gemeenschappelijk goed kan beschikken. Dit leidt tot de conclusie dat in de onderhavige zaak wordt aangenomen dat met de productieovereenkomst [gedaagden] alleen haar aandeel in het gemeenschappelijk auteursrecht dan wel de helft daarvan kan hebben overgedragen aan Talpa.
Dwaling/bedrog
4.13.
[eiseres] doet een beroep op vernietiging van de exploitatieovereenkomst op grond van dwaling. [eiseres] stelt dat zij ervan uitging dat zij met het sluiten van de exploitatieovereenkomst het volledige auteursrecht op het format behield, omdat alleen zij in de aanhef daarvan werd vermeld als degene die het format had ontwikkeld. Daarnaast stelt zij te hebben gedwaald over de haar toekomende vergoeding. Zij meende namelijk aanspraak te kunnen maken op een formatvergoeding, niet alleen bij exploitatie van het format in het buitenland, maar ook in Nederland. In de exploitatieovereenkomst is verwezen naar bepaalde inkomsten, waaronder inkomsten uit formatlicenties, inkomsten uit (beeld)merken en
ancillaryinkomsten met betrekking tot het format. Later bleken deze vergoedingen niet met Talpa te zijn overeengekomen of volledig aan Talpa te zijn weggegeven, aldus [eiseres] . [eiseres] stelt dat zij niet wist dat met Talpa geen formatvergoeding was overeengekomen en dat zij, als zij dat had geweten, aanspraak had gemaakt op een percentage van het productiebudget. Volgens [eiseres] heeft [gedaagden] haar verkeerd voorgelicht en lange tijd geweigerd de inhoud van de overeenkomst met Talpa met haar te delen. Het verzwijgen van de afspraken met Talpa die voor de ondertekening van de exploitatieovereenkomst bekend waren levert – aldus [eiseres] ter zitting – ook bedrog op.
4.14.
[gedaagden] betwist dat sprake is geweest van dwaling aan de zijde van [eiseres] . [gedaagden] voert aan dat zij [eiseres] zo goed als mogelijk op de hoogte heeft gehouden van de onderhandelingen met Talpa, voorafgaande aan het sluiten van de productie- en de exploitatieovereenkomst op 7 en 8 november 2017. Volgens [gedaagden] wist [eiseres] dat Talpa geen formatvergoeding zou betalen en heeft [gedaagden] haar geen verkeerde voorstelling van zaken gegeven. Daarnaast voert [gedaagden] aan dat zelfs als [eiseres] daarvan niet op de hoogte was, niet vaststaat dat zij de overeenkomst niet zou zijn aangegaan als zij dat wel was geweest. De exploitatieovereenkomst is marktconform en [eiseres] was bij een andere omroep niet beter af geweest, aldus [gedaagden] . Volgens [gedaagden] is het gebruikelijk dat geen vergoeding wordt betaald voor een papieren format en ging de exploitatieovereenkomst dan ook alleen over inkomsten uit het buitenland. Volgens [gedaagden] is een belangrijke reden dat het format tot nu toe voor [eiseres] niets heeft opgeleverd dat het moeilijk is gebleken dit in het buitenland te verkopen. Dit geldt als een toekomstige omstandigheid, die geen grond kan zijn voor vernietiging, aldus [gedaagden] .
4.15.
Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar indien de dwaling (a) te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, (b) de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist, de dwalende had behoren in te lichten, ofwel (c) indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste voorstelling van zaken als de dwalende is uitgegaan (artikel 6:228 lid 1 BW).
4.16.
De partij die de vernietiging inroept, in dit geval [eiseres] , draagt de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de onjuiste voorstelling van zaken (de dwaling als zodanig), het causaal verband tussen die onjuiste voorstelling en (de inhoud van) de overeenkomst en ten aanzien van het zich voordoen van een van de drie dwalingsgevallen van lid 1 onderdeel a (onjuiste mededeling), onderdeel b (verzwijging) en onderdeel c (wederzijdse dwaling).
4.17.
Datgene waarover [eiseres] stelt te hebben gedwaald is enerzijds de verdeling van het auteursrecht en anderzijds de haar toekomende vergoeding. Aan een geslaagd beroep op dwaling kan in de weg staan dat de dwalende zelf onvoldoende onderzoek heeft gedaan om een onjuiste voorstelling van zaken te voorkomen. Dit geldt in dit geval voor het eerste waarover [eiseres] stelt te hebben gedwaald, de verdeling van het auteursrecht. [eiseres] had kunnen weten dat het de bedoeling van partijen was dat zij en [gedaagden] op grond van de overeenkomst allebei 50% van het auteursrecht zouden krijgen en niet dat de rechten voor 100% bij [eiseres] zouden blijven, los van de vraag wie als maker moet worden beschouwd. Dat ook in de overeenkomst staat dat [eiseres] degene is die het format heeft ontwikkeld, doet daar niet aan af. In artikel 1 van de overeenkomst “Verdeling van rechten en inkomsten” staat immers expliciet vermeld dat het format voor 50% eigendom is van [gedaagde sub 1] en voor 50% van [eiseres] . Dat dit met [eiseres] is besproken, volgt overigens ook uit het whatsappbericht van 15 oktober 2017 (zie hiervoor onder 2.8). Ten aanzien hiervan kan [eiseres] dan ook geen geslaagd beroep doen op dwaling.
Ten aanzien van het tweede waarover [eiseres] stelt te hebben gedwaald, de haar toekomende vergoeding, geldt het volgende. [gedaagden] betwist dat zij [eiseres] niet op de hoogte heeft gehouden van de onderhandelingen met Talpa en dat [eiseres] bij het sluiten van de exploitatieovereenkomst niet wist dat Talpa geen formatvergoeding zou betalen. Dat [eiseres] dit niet wist, blijkt niet uit de stukken en [eiseres] heeft haar stellingen op dat punt ook niet nader onderbouwd. Daarnaast heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd gesteld dat zij de exploitatieovereenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten. Dit had van haar wel verwacht mogen worden omdat [gedaagden] daartegenover wel heeft onderbouwd dat de gemaakte afspraken gebruikelijk zijn en dat [eiseres] bij een andere omroep niet beter af was geweest. Dit betekent dat onvoldoende is vast komen te staan dat de exploitatieovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Het beroep van [eiseres] op vernietiging van de exploitatieovereenkomst op grond van dwaling slaagt dan ook niet.
4.18.
Het beroep op vernietiging op grond van bedrog kan evenmin slagen. Daargelaten dat [gedaagden] bezwaar heeft gemaakt tegen het pas ter zitting aanvoeren van deze grondslag, heeft [gedaagden] daarnaast betwist dat zij opzettelijk een onjuiste mededeling of verzwijging heeft gedaan. [eiseres] heeft deze grondslag vervolgens onvoldoende toegelicht. Er kan niet worden vastgesteld dat [eiseres] door opzettelijk verzwijgen van [gedaagden] tot aangaan van de exploitatieovereenkomst is bewogen.
Onredelijk bezwarend
4.19.
[eiseres] doet daarnaast een beroep op vernietiging van de exploitatieovereenkomst op de grond dat deze onredelijk bezwarende bepalingen bevat in de zin van artikel 25f Aw. Volgens [eiseres] bevat de overeenkomst geen serieuze afdrachtsverplichting jegens haar en is de inkomstenverdeling daarom onredelijk bezwarend. [eiseres] stelt dat het gebruikelijk is dat de maker een formatvergoeding krijgt. Indien de zender geen formatvergoeding betaalt, is het volgens [eiseres] gebruikelijk dat de formateigenaar aanspraak kan maken op een percentage van het productiebudget, dan wel dat de formateigenaar en producent de
production feedelen. [gedaagden] heeft 10% van het productiebudget ontvangen als
production feeen volgens [eiseres] is het marktconform als zij 5% daarvan zou krijgen. Daarnaast is de exploitatie door [gedaagden] overeengekomen voor onbepaalde tijd en heeft [eiseres] op grond van de exploitatieovereenkomst geen inspraakmogelijkheden, hetgeen volgens [eiseres] eveneens onredelijk bezwarend is. Zij stelt dat de hele overeenkomst vernietigd is, omdat de kernbedingen daarvan onredelijk bezwarend zijn, en dat subsidiair alleen de overwegingen B en C en de artikelen 1.2 en 1.3 zijn vernietigd.
4.20. [gedaagden] betwist dat de betreffende bedingen onredelijk bezwarend zijn. Een billijke vergoeding heeft [eiseres] volgens [gedaagden] al ontvangen, nu haar honorarium als [functie] als voldoende vergoeding geldt. Bovendien is de bijdrage van [eiseres] aan de totstandkoming van het format volgens [gedaagden] beperkt geweest, evenals haar creatieve inspanningen. Ook [gedaagden] en Talpa hebben nog geen inkomsten genoten in hun hoedanigheid van formathouder, alleen als producent/zender. Daarom is volgens [gedaagden] geen sprake van een onevenredigheid in de zin van artikel 25d Aw. Een omroep en producent betalen volgens [gedaagden] nooit een formatvergoeding voor een format waarvan het succes nog niet is bewezen (een papieren of ‘
non proven’format). De definitie van formatinkomsten in de exploitatieovereenkomst is dan ook niet onredelijk bezwarend; het is marktconform dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op de
production feeof op inkomsten uit exploitatie van de
ready mades. Indien het format wordt geëxploiteerd in het buitenland of in Nederland met een andere zender, krijgt [eiseres] wel een formatvergoeding. Dat is echter tot op heden nog niet gebeurd, aldus [gedaagden] . Ook is volgens [gedaagden] geen sprake van een onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn voor exclusieve exploitatie door [gedaagden] , aangezien het niet gaat om ‘toekomstige werken’ als bedoeld in artikel 25f lid 1 Aw. Daarnaast is het volgens [gedaagden] gebruikelijk één partij aan te wijzen voor de exploitatie. Verder heeft [eiseres] wel de mogelijkheid gekregen tot inspraak en tot inzage in overeenkomsten die [gedaagden] sluit met derden, aldus [gedaagden] .
4.21.
Op grond van artikel 25f lid 1 Aw is een beding vernietigbaar dat voor een onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn aanspraken op de exploitatie van toekomstige werken van de maker inhoudt. Daarnaast zijn op grond van artikel 25f lid 2 Aw bedingen vernietigbaar die, gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen of de overige omstandigheden van het geval, voor de maker onredelijk bezwarend zijn.
4.22.
Beoordeeld moet worden of de bepalingen in de exploitatieovereenkomst met betrekking tot de vergoeding waarop [eiseres] recht heeft onredelijk bezwarend zijn. [eiseres] heeft ingevolge artikel 25c Aw als maker of medemaker recht op een billijke vergoeding voor de verlening van exploitatiebevoegdheid. Op grond van artikel 25d Aw kan een maker een aanvullende billijke vergoeding vorderen, indien de overeengekomen vergoeding gelet op de wederzijdse prestaties een onevenredigheid vertoont in verhouding tot de opbrengst van de exploitatie van het werk.
4.23.
Op grond van de exploitatieovereenkomst kunnen zowel [eiseres] als [gedaagden] aanspraak maken op 25% van de formatinkomsten, waaronder vallen inkomsten uit formatlicenties, inkomsten uit (beeld)merken van het format en
ancillaryinkomsten met betrekking tot het format. [eiseres] heeft op grond van de exploitatieovereenkomst geen recht op inkomsten uit de productie van het format en de verkoop van de
readymadeversie. In de exploitatieovereenkomst is geen garantie opgenomen op het ontvangen van ofwel een formatvergoeding ofwel een percentage van het productiebudget.
4.24.
Het format was alleen een papieren format. [gedaagden] voert aan dat zij alle risico’s en kosten heeft gedragen en ervoor heeft gezorgd dat het programma geproduceerd kon worden, wat ertoe heeft geleid dat het
non-provenformat een
provenformat is geworden. Het idee dat [eiseres] had voor het format bestond uit vijf elementen die door haar zijn opgesomd in de e-mail van 4 oktober 2017. Hieruit blijkt dat het een relatief eenvoudig idee was en duidelijk geïnspireerd op de aflevering van Steenrijk, Straatarm. [gedaagden] voert dan ook terecht aan dat de inspanningen van [eiseres] beperkt zijn gebleven, afgezien van haar inspanningen als [functie] van het programma, die los gezien moeten worden van de creatieve inspanningen van [eiseres] als maker van het format. [eiseres] heeft haar stelling niet onderbouwd dat het gebruikelijk is dat aan de maker een formatvergoeding wordt betaald of dat anders als vergoeding 5% van het productiebudget wordt gehanteerd, onafhankelijk van de vraag of het gaat om een
provenof een
non-provenformat. Het op dat punt ter zitting gedane bewijsaanbod van [eiseres] om voorbeelden van andere contracten van producenten te overleggen is te laat. Van een partij die zich beroept op stukken waarover zij beschikt, mag verlangd worden dat zij deze stukken uit zichzelf in het geding brengt. Zij heeft voldoende gelegenheid gehad dit bewijs bij de dagvaarding of anders tijdig voor de zitting over te leggen. Daartegenover heeft [gedaagden] deze stellingen wel gemotiveerd en met stukken onderbouwd betwist. [gedaagden] heeft verklaringen overgelegd van Talpa en van FRAPA (de Format Recognition And Protection Association) waarin staat dat dit soort vergoedingen niet gebruikelijk zijn bij een
non-provenformat. Dit neemt niet weg dat [eiseres] onder bepaalde omstandigheden wel recht heeft op een vergoeding, waaronder bij exploitatie van het format in het buitenland, maar niet is vast komen te staan dat [eiseres] in de exploitatieovereenkomst iets is ontzegd waarop zij als (mede)maker recht had op grond van het auteurscontractenrecht of dat sprake is van een onevenredigheid als bedoeld in artikel 25d Aw. Gelet op het voorgaande zijn de bepalingen in de exploitatieovereenkomst met betrekking tot de vergoeding van [eiseres] niet onredelijk bezwarend.
4.25.
Het feit dat [gedaagden] met Talpa afspraken heeft gemaakt over inkomsten uit (beeld)merken en
ancillaryinkomsten, die mogelijk in strijd zijn met daarover gemaakte afspraken in de exploitatieovereenkomst, maakt niet dat de betreffende bepalingen in de exploitatieovereenkomst onredelijk bezwarend zijn.
4.26.
Ook de bepalingen ten aanzien van de exploitatie van het format door [gedaagden] zijn niet onredelijk bezwarend. [gedaagden] voert immers terecht aan dat de exploitatieovereenkomst niet ziet op de exploitatie van toekomstige werken van [eiseres] , zodat geen sprake is van de in artikel 25f lid 1 Aw bedoelde situatie. Daarnaast heeft [gedaagden] onweersproken gesteld dat het gebruikelijk is dat één partij de exploitatie op zich neemt en heeft [gedaagden] [eiseres] wel de kans heeft gegeven tot inzage en inspraak in de met buitenlandse partijen gesloten overeenkomsten, waaronder die met Rosebank. Gelet op het voorgaande, is wat dat betreft ook geen sprake van onredelijk bezwarende bedingen.
4.27.
Op grond van het voorgaande slaagt het beroep van [eiseres] op algehele of gedeeltelijke vernietiging van de exploitatieovereenkomst op de grond dat deze onredelijk bezwarende bedingen bevat niet.
Ontbinding
4.28.
[eiseres] beroept zich subsidiair op ontbinding van de exploitatieovereenkomst op grond van wanprestatie. [eiseres] stelt dat [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, omdat [eiseres] ten onrechte geen vergoeding heeft ontvangen. [eiseres] licht ter zitting toe dat volgens haar uit het recht van initiatief in de exploitatie van [gedaagden] ook de verplichting voortvloeit de belangen van [eiseres] te behartigen. Volgens [eiseres] had [gedaagden] daarom een formatvergoeding moeten afspreken met Talpa en anders met [eiseres] in overleg moeten treden en andere afspraken met haar moeten maken. Daarnaast had [gedaagden] niet de
ancillaryinkomsten volledig mogen weggeven aan Talpa. Dit betekent dat [gedaagden] het recht van initiatief niet goed heeft uitgevoerd, aldus [eiseres] . Daarnaast is [gedaagden] volgens [eiseres] tekortgeschoten in haar inspanningsverplichting om de zin ‘Format created by [eiseres] ’ in de aftiteling te laten verschijnen. [eiseres] stelt dat nakoming blijvend onmogelijk was en dat daarom geen ingebrekestelling vereist was voor het intreden van verzuim.
4.29.
[gedaagden] betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de exploitatieovereenkomst. [gedaagden] voert aan dat zij het uiterste heeft gehaald uit de overeenkomst met Talpa en dat zij zodoende heeft voldaan aan haar verplichtingen.
4.30.
Nu [eiseres] niet heeft onderbouwd dat de bepalingen in de exploitatieovereenkomst met betrekking tot haar vergoeding niet marktconform zijn in het licht van de gemotiveerde en onderbouwde betwisting van [gedaagden] , is dit niet vast komen te staan. Ten aanzien van de vraag of [eiseres] , zoals zij stelt, ten onrechte geen
ancillaryinkomsten en inkomsten uit (beeld)merken heeft ontvangen, geldt het volgende. Onder C in de exploitatieovereenkomst staat dat partijen de intentie hebben de formatinkomsten evenredig te verdelen en dat onder formatinkomsten onder andere wordt verstaan de inkomsten uit (beeld)merken van het format en
ancillaryinkomsten met betrekking tot het format, waarbij inbegrepen: merchandising inkomsten, Video On Demand inkomsten, digitale/online inkomsten.
De omstandigheid dat [gedaagden] mogelijk een andere afspraak over deze inkomsten heeft gemaakt met Talpa, doet daar in de verhouding tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] niet aan af (en levert op zich jegens [eiseres] ook geen tekortkoming op). Dat betekent namelijk niet zonder meer dat [gedaagde sub 1] met betrekking tot de inkomsten zoals in de overeenkomst gedefinieerd geen verplichting meer zou hebben jegens [eiseres] , omdat niet duidelijk is geworden dat [eiseres] en [gedaagde sub 1] een van de tekst van de exploitatieovereenkomst afwijkende uitleg zijn overeengekomen, althans dat [eiseres] een dergelijke bedoeling van [gedaagde sub 1] redelijkerwijs aldus had moeten begrijpen. Of bedoelde inkomsten er zijn is echter onduidelijk. Een tekortkoming op dit punt kan niet worden vastgesteld.
4.31.
Daarmee heeft [eiseres] eveneens onvoldoende onderbouwd dat [gedaagden] bij de uitoefening van haar recht van initiatief in de exploitatie is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de exploitatieovereenkomst.
4.32.
Dit is anders voor wat betreft de inspanningsverplichting van [gedaagden] om te zorgen voor naamsvermelding van [eiseres] in de aftiteling van het programma. Weliswaar lag het niet in de macht van [gedaagden] ervoor te zorgen dat [eiseres] werd vermeld in de aftiteling van het programma in Nederland, aangezien Talpa daarmee niet instemde, maar [gedaagden] heeft zich in het geheel niet ingespannen voor naamsvermelding van [eiseres] in het buitenland. Sterker nog, [gedaagden] heeft zich in haar communicatie met derden ten onrechte voorgedaan als enig rechthebbende op het format en heeft niet vermeld dat [eiseres] mederechthebbende is. Ook staat in de door [gedaagden] met buitenlandse partijen waaronder Red Head Global en SBS Belgium gesloten overeenkomsten dat zij de “exclusive owner” is en over alle rechten beschikt. [gedaagden] heeft niet duidelijk gemaakt waarom zij de positie van [eiseres] niet aan derden kenbaar heeft gemaakt. Gelet op het voorgaande staat vast dat [gedaagden] niet heeft voldaan aan de inspanningsverplichting die zij heeft op grond van 1.7 van de exploitatieovereenkomst. Dit levert een tekortkoming op. Partijen maken daarbij niet duidelijk een onderscheid tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , zodat de rechtbank dat ook niet zal doen. Tegen de hoofdelijke veroordeling is evenmin afzonderlijk een betwisting aangevoerd.
4.33.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] op grond van artikel 6:265 BW bevoegd was de exploitatieovereenkomst op 11 augustus 2020 te ontbinden. [gedaagden] was op grond van artikel 6:81 BW in verzuim, nu nakoming van de inspanningsverplichting ten aanzien van de in het verleden gesloten overeenkomsten met derden blijvend onmogelijk was. [eiseres] stelt ter zitting dat, nu zij daarnaast vervangende schadevergoeding vordert, de overeenkomst geacht moet worden partieel te zijn ontbonden, voor de verplichtingen vanaf het moment van ontbinding voor de toekomst. De gevorderde verklaring voor recht wordt in voormelde zin toegewezen.
Schade
4.34.
Nu [gedaagden] is tekortgeschoten in haar inspanningsverplichting op grond van artikel 1.7 van de exploitatieovereenkomst is zij gehouden de schade te vergoeden die [eiseres] als gevolg daarvan heeft geleden. Doordat [gedaagden] zich niet heeft ingespannen voor naamsvermelding van [eiseres] , is ook inbreuk gemaakt op de persoonlijkheidsrechten van [eiseres] als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub d Aw. Als uitgangspunt voor berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Voor zover de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt zij geschat.
4.35.
[eiseres] stelt dat zij immateriële schade heeft geleden van € 25.000,- doordat [gedaagden] zich niet heeft ingespannen voor naamsvermelding van [eiseres] en doordat zij door [gedaagden] niet is aangemerkt als maker en rechthebbende in de buitenlandse contracten.
4.36.
[gedaagden] betwist dat [eiseres] schade heeft geleden doordat haar naam niet is vermeld.
4.37.
De inbreuk op persoonlijkheidsrechten kan immateriële maar ook materiële schade tot gevolg hebben. De hoogte van de als gevolg daarvan geleden schade wordt door [eiseres] niet nader onderbouwd en wordt door [gedaagden] betwist. Mede daarom wordt [eiseres] niet gevolgd in haar stelling dat de door haar geleden schade € 25.000,- bedraagt. De rechtbank komt, rekening houdend met de aard van de inbreuk, de omvang en de verdere omstandigheden van het geval, tot een schadebedrag van € 4.000,-.
4.38.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagden] wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 4.000,- aan schadevergoeding, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf de datum van de dagvaarding. Tegen de hoofdelijke veroordeling is geen afzonderlijk verweer gevoerd.
4.39.
Nu niet is komen vast te staan dat [gedaagden] op andere onderdelen is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de exploitatieovereenkomst, is de gevorderde schadevergoeding voor het overige niet toewijsbaar.
Onrechtmatige daad
4.40.
[eiseres] stelt dat [gedaagden] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, door haar bewust buitenspel te zetten en aan het lijntje te houden, waardoor zij niets heeft verdiend.
4.41.
[gedaagden] betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] .
4.42.
Hoewel [gedaagden] de met Talpa gesloten overeenkomsten eerder met [eiseres] had kunnen delen, is niet vast komen te staan dat [gedaagden] [eiseres] bewust ‘buitenspel’ heeft gezet. Zoals in het voorgaande is overwogen heeft [eiseres] immers onvoldoende onderbouwd dat [gedaagden] haar belangen niet naar behoren heeft behartigd en dat de inhoud van de exploitatieovereenkomst niet marktconform is. Nu [eiseres] haar stelling dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld niet nader heeft onderbouwd, is dit dan ook niet vast komen te staan, nog daargelaten of dit tot de gevorderde schade zou hebben geleid. Voor zover [eiseres] ook beoogt te stellen dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld doordat de deal met Rosebank niet is doorgegaan als gevolg van de handelwijze van [gedaagden] wordt overwogen dat in dit verband verwijtbaar onrechtmatig handelen van de zijde van [gedaagden] niet is komen vast te staan. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
Inzage in inkomsten4.43. [eiseres] stelt dat zij recht heeft op inkomsten uit (beeld)merken van het format en
ancillaryinkomsten, waaronder inkomsten uit merchandising, Video On Demand en digitaal/online. Zij stelt dat zij niet beschikt over gegevens om deze inkomsten te berekenen en dat [gedaagden] zich er daarom toe moet inspannen deze informatie bij Talpa te verzamelen.
4.44.
[gedaagden] voert aan dat er geen grondslag is voor de vordering van [eiseres] , omdat de bedoelde inkomsten volledig toekomen aan Talpa en [eiseres] hier geen recht op heeft. Over de
ancillaryinkomsten heeft [gedaagden] naar voren gebracht dat zij deze rechten voor zover deze betrekking hebben op het programma dat is geproduceerd door [gedaagden] (en dus niet het format) voor 100% heeft moeten weggeven aan Talpa.
4.45.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.30 is overwogen heeft [eiseres] recht op de onder C in de (ontbonden) exploitatieovereenkomst genoemde inkomsten (overeenkomstig de verhouding zoals opgenomen in artikel 1.5). De afspraken met Talpa laten onverlet dat [gedaagden] mogelijk nog een verplichting heeft jegens [eiseres] ten aanzien van inkomsten uit (beeld)merken en
ancillaryinkomsten met betrekking tot het format. De rechtbank kan dit echter niet vaststellen. Of bedoelde inkomsten er zijn is onduidelijk. De vordering tot het veroordelen van [gedaagden] tot het verzoeken aan Talpa (die geen partij is in deze procedure) om inzage zal echter worden afgewezen. Onvoldoende duidelijk is welk belang [eiseres] heeft bij een dergelijke veroordeling.
Overleggen rapportages inkomsten 2018, 2019 en 2020
4.46.
[eiseres] stelt dat [gedaagden] op grond van de exploitatieovereenkomst verplicht is ieder jaar in januari aan haar rapportages te vertrekken van de bruto en netto formatinkomsten.
4.47.
[gedaagden] voert aan dat [eiseres] de bedoelde rapportages al heeft ontvangen, maar dat er tot op heden geen formatinkomsten zijn.
4.48.
[gedaagden] is op grond van artikel 3.1 van de exploitatieovereenkomst verplicht aan [eiseres] ieder jaar in januari een rapportage te verstrekken van de formatinkomsten over het daaraan voorafgaande jaar. [eiseres] heeft een e-mail overgelegd van [naam 3] van 3 februari 2020, waarin een overzicht staat van de formatinkomsten over 2018 en 2019. Hierin staat dat er over deze jaren geen formatinkomsten waren. [naam 3] verwijst naar een overzicht van de formatinkomsten in de bijlage bij zijn e-mail. Hieruit blijkt voldoende dat [eiseres] in ieder geval over de jaren 2018 en 2019 al een rapportage heeft ontvangen. [eiseres] heeft onvoldoende concreet gemaakt welke informatie zij daarnaast nog wenst te ontvangen. Voor zover [eiseres] over 2020 nog geen rapportage heeft ontvangen, geldt dat zij onvoldoende belang heeft bij haar vordering, nu zij niet betwist dat ook over dat jaar geen formatinkomsten zijn gegenereerd. De vordering van [eiseres] wordt dan ook afgewezen.
Gelden uit toekomstige exploitatie
4.49.
[eiseres] vordert [gedaagden] te bevelen alle gelden die zij nog ontvangt van derden uit de exploitatie van het format direct te specificeren aan [eiseres] en aan haar te betalen conform de ontbonden exploitatieovereenkomst. Na ontbinding van de exploitatieovereenkomst heeft [eiseres] als maker nog steeds recht op een billijke vergoeding, maar niet langer op grond van de exploitatieovereenkomst. [gedaagden] zal daarom wel worden veroordeeld de gelden die zij zal ontvangen uit exploitatie van het format te specificeren aan [eiseres] , maar niet om deze aan haar te betalen conform de ontbonden exploitatieovereenkomst. Er zal, zoals is gevorderd, een dwangsom worden toegewezen, maar deze zal worden beperkt en gemaximeerd op de wijze zoals onder de beslissing is vermeld.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.50.
[gedaagden] verzoekt een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, vanwege het restitutierisico. [eiseres] betwist dat van een restitutierisico sprake is.
4.51.
Nu de vorderingen van [eiseres] voor het grootste deel worden afgewezen en [gedaagden] slechts wordt veroordeeld tot betaling van € 4.000,- is geen sprake van een dusdanig restitutierisico dat dit in de weg moet staan aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ook is er geen aanleiding daaraan de voorwaarde te verbinden dat [eiseres] zekerheid stelt. De veroordeling zal dan ook zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Proceskosten
4.52.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze. Voor vergoeding van de door [eiseres] gevorderde werkelijke proceskosten bestaat in conventie dus geen aanleiding.
In reconventie
4.53.
[gedaagden] stelt dat door toedoen van [eiseres] de overeenkomst met Rosebank niet is doorgegaan. [eiseres] heeft volgens [gedaagden] ten onrechte niet ingestemd met de conceptovereenkomst met Rosebank van 22 oktober 2020, maar van [gedaagden] verlangd nog een ronde te onderhandelen, hetgeen niet meer mogelijk was. Daarnaast heeft [eiseres] twee keer contact opgenomen met Rosebank en Rosebank geïnformeerd over het juridische geschil tussen haar en [gedaagden] . Als gevolg hiervan heeft Rosebank uiteindelijk van de overeenkomst afgezien. [gedaagden] stelt dat [eiseres] aansprakelijk is voor de schade die [gedaagden] als gevolg daarvan heeft geleden, omdat de handelwijze van [eiseres] onrechtmatig is jegens [gedaagden] . [gedaagden] stelt [eiseres] ook aansprakelijk is omdat zij heeft gehandeld in strijd met artikel 1.3 van de exploitatieovereenkomst, op grond van welke bepaling [gedaagden] exclusief bevoegd is het format te exploiteren.
4.54.
[eiseres] betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagden] of wanprestatie heeft gepleegd. Zij voert aan dat zij [gedaagden] heeft verzocht redelijke aanpassingen te doen in de conceptovereenkomst ten aanzien van vermelding van haar als rechthebbende en ten aanzien van de distributievergoeding van 30%. Volgens [eiseres] was het niet nodig dat [gedaagden] daarvoor opnieuw zou onderhandelen met Rosebank, maar weigerde [gedaagden] toch akkoord te gaan met haar redelijke verzoeken. [eiseres] voert daarnaast aan dat zij Rosebank slechts na ontbinding van de exploitatieovereenkomst heeft geïnformeerd over haar positie als rechthebbende, hetgeen niet onrechtmatig is. Bovendien is het geschil tussen partijen niet de reden dat de deal niet is doorgegaan, maar dat volgens Rosebank het tijdsframe waarbinnen de deal had moeten worden gesloten was verlopen, hetgeen gedeeltelijk verband hield met de coronacrisis.
4.55.
Zoals [eiseres] terecht stelt, was [gedaagden] na de ontbinding door [eiseres] van de exploitatieovereenkomst niet bevoegd het format zonder haar toestemming in het buitenland te exploiteren. [gedaagden] heeft de conceptovereenkomst met Rosebank aan [eiseres] voorgelegd, waarop [eiseres] te kennen heeft gegeven dat zij bereid was daaraan onder bepaalde voorwaarden haar goedkeuring te verlenen. Partijen zijn het daarover vervolgens niet eens geworden en uiteindelijk is geen overeenkomst met Rosebank tot stand gekomen. Dat [eiseres] rechtstreeks contact heeft gezocht met Rosebank heeft mogelijk de onderhandelingen tussen Rosebank en [gedaagden] bemoeilijkt en was wat dat betreft wellicht onhandig, maar dit was niet onrechtmatig jegens [gedaagden] . Ook handelde [eiseres] hiermee niet in strijd met artikel 1.3 van de exploitatieovereenkomst. Zij heeft in die e-mails Rosebank immers alleen geïnformeerd over haar positie als maker en kenbaar gemaakt dat [gedaagden] niet bevoegd was de overeenkomst te sluiten zonder haar toestemming. Bovendien heeft [gedaagden] onvoldoende onderbouwd dat als gevolg van het handelen van [eiseres] de deal met Rosebank niet is doorgegaan. In de e-mail van Rosebank van 18 november 2020 wordt weliswaar verwezen naar het juridische geschil tussen [eiseres] en [gedaagden] , maar in die e-mail staat ook dat Rosebank door het tijdsverloop vooralsnog afziet van het sluiten van een overeenkomst. Het geschil tussen [eiseres] en [gedaagden] heeft hieraan mogelijk bijgedragen doordat dit voor vertraging heeft gezorgd, maar dat is niet alleen aan [eiseres] te wijten. Gelet op het voorgaande is onvoldoende duidelijk geworden dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagden] en dat er een causaal verband is tussen haar handelen en de door [gedaagden] gestelde schade. Dit betekent dat de reconventionele vorderingen van [gedaagden] worden afgewezen.
Proceskosten
4.56.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van [eiseres] in reconventie. [eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. De vordering in reconventie ziet echter niet op handhaving van IE-rechten als bedoeld in artikel 1019 Rv. Aan het gevorderde in reconventie is immers ten grondslag gelegd dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en in strijd met de exploitatieovereenkomst door zich te mengen in de onderhandelingen met Rosebank en een op handen zijnde deal met Rosebank te dwarsbomen. De advocaatkosten van [eiseres] zullen daarom conform het in deze toepasselijke liquidatietarief worden begroot. De rechtbank begroot deze kosten aldus op € 1.442,00 (twee punten voor salaris advocaat, tarief € 721,00). Daarnaast zal [eiseres] worden veroordeeld in de nakosten, op de wijze zoals onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] de overeenkomst op 11 augustus 2020 rechtsgeldig partieel heeft ontbonden voor de verplichtingen vanaf dat moment voor de toekomst,
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagden] de persoonlijkheidsrechten van [eiseres] heeft geschonden, door haar richting derden niet te vermelden als medemaker van en mederechthebbende op het Format,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.000,00 (vierduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 31 maart 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om alle gelden die zij na betekening van dit vonnis alsnog ontvangen van derden uit de exploitatie van het format Paleis voor een Prikkie binnen een week na ontvangst daarvan te specificeren aan [eiseres] ,
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hiervoor onder 5.4 uitgesproken veroordelingen voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.6.
verklaart de onder 5.3 t/m 5.5 uitgesproken veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.442,00,
5.11.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis aan de zijde van [eiseres] ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.12.
verklaart voornoemde proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bakker, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.