ECLI:NL:RBAMS:2022:2903

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
717167 / FA RK 22.2757
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.A. Mireku
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van vrijwillige medewerking aan behandeling

Op 23 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1982, die lijdt aan schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging, omdat betrokkene in het verleden zich had onttrokken aan zorg. Tijdens de mondelinge behandeling is betrokkene gehoord, evenals haar advocaat en de behandelend arts, de heer J.C. Vedder. De arts gaf aan dat betrokkene een jaar geleden was gestopt met medicatie, maar dat zij goed functioneert en haar afspraken nakomt. Betrokkene heeft tijdens de behandeling aangegeven bereid te zijn om op vrijwillige basis de gesprekken voort te zetten, wat door haar advocaat werd ondersteund. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs is dat betrokkene bereid is om mee te werken aan haar behandeling zonder verplichte zorg. De rechtbank heeft het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen, omdat er geen concrete aanwijzingen zijn dat betrokkene zich in de toekomst aan behandeling zal onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de zorgmachtiging niet proportioneel is en dat er onvoldoende grond is om verplichte zorg toe te wijzen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter K.A. Mireku en is op 27 mei 2022 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/717167 FA RK 22/2757
kenmerk: ZM/IND/54113
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 23 mei 2022van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.P. Lettinga te Amsterdam,
zorgaanbieder: Arkin.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 6 mei 2022.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 mei 2022, in het gebouw van de rechtbank.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- advocaat van betrokkene;
- arts, de heer J.C. Vedder.
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig acht, is hij niet ter zitting verschenen
.

2.Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van een persoon wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, voor een persoon geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van een persoon te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van een persoon te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.3.
De arts geeft aan dat betrokkene een jaar geleden is gestopt met medicatie en dat zij op alle vlakken goed functioneert. Ook licht de arts toe dat het toestandsbeeld van betrokkene stabiel is en dat zij afspraken nakomt. Betrokkene voert één keer per twee weken gesprekken met behandelaren. De arts geeft verder aan dat toch een zorgmachtiging is aangevraagd, omdat betrokkene zich in het verleden heeft onttrokken aan zorg. De bereidheid van betrokkene om mee te werken of om gesprekken te voeren wordt minder op het moment dat sprake is van een terugval. De arts vindt een zorgmachtiging wenselijk, als stok achter de deur voor betrokkene. Daarnaast moet er toezicht blijven om ervoor te zorgen dat het goed blijft gaan met betrokkene.
2.4.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling goed gemotiveerd naar voren gebracht dat zij op vrijwillige basis de gesprekken zal voortzetten omdat zij ook inziet dat daar baat bij heeft. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de rechtbank de laatste zorgmachtiging voor de duur van negen maanden heeft afgegeven. De behandelaar heeft toen tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de medicatie relatief kort geleden was gestopt, waardoor betrokkene kwetsbaar was voor een terugval. Juist daarom heeft de rechtbank de zorgmachtiging destijds, voor een kortere duur dan was verzocht, verleend. De advocaat stelt dat betrokkene zich sindsdien aan de afspraken heeft gehouden. Sinds betrokkene een jaar geleden is gestopt met de medicatie gaat het goed met haar en hebben geen incidenten meer plaatsgevonden. Betrokkene verklaart dat zij het fijn vindt om gesprekken te voeren en dat zij de afspraken met haar ambulante behandelaren zal nakomen. De advocaat geeft aan dat betrokkene goed inzicht in haar situatie heeft en dat zij daardoor inziet dat de gesprekken noodzakelijk zijn. De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek omdat er thans onvoldoende grond is om verplichte zorg toe te kunnen wijzen.
2.5.
De rechtbank ziet aanleiding het verzoek af te wijzen, omdat voldoende is gebleken dat betrokkene bereid is om op vrijwillige basis mee te werken aan haar behandeling. Betrokkene heeft al geruime tijd geen medicamenteuze behandeling meer en houdt zich goed aan de gemaakte afspraken. Haar behandeling bestaat slechts nog uit tweewekelijkse gesprekken en daar houdt betrokkene zich goed aan. Het is de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat bij betrokkene voldoende sprake is van een consistente bereidheid tot behandeling op vrijwillige basis. Er zijn onvoldoende concrete aanwijzingen dat betrokkene zich nu of in de toekomst aan behandeling zal onttrekken. Het psychiatrisch toestandsbeeld is al geruime tijd stabiel en er is geen sprake van gevaarcriteria. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de zorgmachtiging niet proportioneel is en dat onvoldoende grond is om verplichte zorg toe te wijzen. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek af.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 23 mei 2022 mondeling gegeven door mr. K.A. Mireku, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J. Koomen als griffier en op 27 mei 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.