Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser] ,
[eiseres],
1.De procedure
2.De feiten
website)
LINKnaar alle stukken van deze woning.”
"Verkoopmap [adres] ",met daarin de submap
"Verbouwing mogelijkheden”.Laatstgenoemde map bevatte diverse rapporten van deskundigen inzake de mogelijkheid tot het uitbouwen van de woning gecombineerd met het aanleggen van een souterrain (kelderbouw), waaronder bouwtekeningen van een architect, offertes van diverse in kelderbouw gespecialiseerde aannemers, van een constructiebureau, een geohydrologisch bodemrapport en offertes van diverse bodemdeskundigen. Door deze verbouwing zou het woonoppervlak van de woning kunnen worden vergroot naar ongeveer 100 m². Daarnaast bevatte deze map een tweetal notulen van vergaderingen van de Vereniging van eigenaren [VvE] (hierna: de VvE) waarin verzoeken van andere eigenaren in het appartementencomplex om toestemming voor het uitbouwen van hun woningen aan de orde waren geweest. Bij de bouwtekeningen van de architect zaten onder meer de navolgende tekeningen van de woning met (mogelijke) uitbouw en souterrain.
Algemene Bepalingen
€ 485.000,00. In de notariële akte is geen voorbehoud opgenomen inzake het door [eisers] aan [gedaagde] verschuldigde bedrag.
3.Het geschil
€ 50.242,50, althans een in goede justitie bedrag door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel de koopovereenkomst gedeeltelijk op grond van onvoorziene omstandigheden te ontbinden, met een vermindering van de koopsom tot gevolg, en [gedaagde] uit hoofde hiervan te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 50.242,50, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding;
edag der algehele voldoening;
4.De beoordeling
Dwaling
€ 100.000,00 boven de vraagprijs te bieden. Uit de verklaring van de verkopend makelaar blijkt weliswaar dat [eisers] tijdens de bezichtiging heeft gevraagd naar de mogelijkheid van onderkeldering, maar bij het bod dat [eisers] daarna op de woning heeft gedaan is niet vermeld dat voor de hoogte hiervan de mogelijkheid van onderkeldering beslissend is geweest. Evenmin is dit tot uitdrukking gebracht in de koopovereenkomst die partijen nadien hebben gesloten. Ook het kaartje dat [eisers] bij [gedaagde] in de bus zou hebben gedaan, maakt het voorgaande niet anders. Allereerst is van belang dat niet meer valt vast te stellen wat [eisers] daarop precies aan [gedaagde] heeft meegedeeld. Verder kan uit de reactie van [gedaagde] op dat kaartje slechts worden afgeleid dat door [eisers] is gemeld dat hij verder wilde met de bouwplannen die [gedaagde] had laten maken, maar niet dat die bouwplannen, en dus ook de mogelijk tot bouwen van een kelder, van belang zijn geweest voor de hoogte van het bod dat door [eisers] op de woning is gedaan. Daar komt bij dat [gedaagde] onbetwist heeft gesteld dat korte tijd na de verkoop van de woning aan [eisers] in dezelfde straat een woning is verkocht voor ongeveer dezelfde prijs per vierkante meter en dat de prijs die [eisers] voor de woning heeft betaald op dat moment marktconform was.
2.228,00(2 punten × tarief € 1.114,00)
5.De beslissing
mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022. [1]