ECLI:NL:RBAMS:2022:2892

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
27 mei 2022
Zaaknummer
13/728139-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van 50 uren taakstraf voor gewoontewitwassen

Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 12 mei 2022, waar de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, de vordering heeft ingediend. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van in totaal € 33.620,76 in de periode van 2 maart 2016 tot en met 16 november 2017, waarbij hij in verschillende gevallen geldbedragen had ontvangen die niet konden worden verklaard uit legale inkomsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie beoordeeld, waarbij de officier van justitie zich baseerde op aangiften van [bedrijf] en het uitgavenpatroon van de verdachte. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, met argumenten dat er alternatieve scenario's waren voor de geldtekorten en dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de verduistering.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de diefstal had gepleegd, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, omdat hij gedurende een lange periode aanzienlijke contante bedragen voorhanden had, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met vervangende hechtenis van 25 dagen, en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het beslag op de goederen is opgeheven, en de rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften vermeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728139-17 (Promis)
Datum uitspraak: 25 mei 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres ] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.E. Woudman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. van den Berg naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Na wijziging op de zitting is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1.
de diefstal in dienstbetrekking uit een geldautomaat van een geldbedrag van:
- € 4.550,- op de [adres ] te Amsterdam in de periode van 2 maart 2016 tot en met 9 maart 2016;
- € 6.700,- op de [adres ] te Nieuw-Vennep in de periode van 9 november 2016 tot en met 25 november 2016;
- € 5.000,- op het [adres ] te Amsterdam in de periode van 13 december 2016 tot en met 20 december 2016;
- € 11.450,- op de [adres ] te Julianadorp in de periode van 14 januari 2017 tot en met 22 maart 2017;
- € 13.400,- op de [adres ] te Zandvoort in de periode van 4 april 2017 tot en met 13 april 2017;
- € 7.850,- op het [adres ] te Haarlem in de periode van 15 mei 2017 tot en met 22 mei 2017;
en/of
de diefstal met behulp van een valse sleutel uit een geldautomaat van een geldbedrag van:
- € 4.550,- op de [adres ] te Amsterdam in de periode van 2 maart 2016 tot en met 9 maart 2016;
- € 6.700,- op de [adres ] te Nieuw-Vennep in de periode van 9 november 2016 tot en met 25 november 2016;
- € 5.000,- op het [adres ] te Amsterdam in de periode van 13 december 2016 tot en met 20 december 2016;
- € 11.450,- op de [adres ] te Julianadorp in de periode van 14 januari 2017 tot en met 22 maart 2017;
- € 13.400,- op de [adres ] te Zandvoort in de periode van 4 april 2017 tot en met 13 april 2017;
- € 7.850,- op het [adres ] te Haarlem in de periode van 15 mei 2017 tot en met 22 mei 2017;
2.
het in de periode van 2 maart 2016 tot en met 16 november 2017 te Naarden en/of Vierhouten al dan niet tezamen en in vereniging met een ander een gewoonte maken van het witwassen van in totaal € 33.620,76.
Een fotokopie van de dagvaarding, waarin de tekst van de tenlastelegging is opgenomen, is als
bijlage 1aan dit vonnis is gehecht.
Een fotokopie van de vordering wijziging tenlastelegging, waarin de tekst van wijziging is opgenomen, is als
bijlage 2aan dit vonnis gehecht.
De gewijzigde tenlastelegging, zoals weergegeven in de bijlagen, geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking en gewoontewitwassen. Ten aanzien van de verduistering in dienstbetrekking heeft hij daarbij gewezen op de aangifte door [naam 1] (namens [bedrijf] , hierna [bedrijf] ), welke aangifte gebaseerd is op het onderzoek van [bedrijf] naar zes tekorten in geldautomaten van de ING-bank, zoals vermeld in de tenlastelegging. Uit dit onderzoek volgt dat verdachte bij de zes gevallen waar tekorten zijn ontstaan toegang tot de kluis heeft gehad. Ook is gebleken dat verdachte als enige calamiteitencode [code] gebruikte. Daarnaast vindt de officier van justitie steun voor de verdenking van verduistering in het uitgavenpatroon van verdachte wat niet past bij zijn legale inkomen. Voorgaande levert eveneens het bewijs op voor gewoontewitwassen, aldus nog steeds de officier van justitie.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft uitgebreid gemotiveerd de vrijspraak van verdachte bepleit ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Zij heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er tekorten zijn ontstaan in de geldstroom (er ligt alleen een aangifte van | [bedrijf] ) en voorts dat er - indien wordt uitgegaan van ontstane tekorten - daarvoor alternatieve scenario’s bestaan dan het scenario dat deze tekorten zouden zijn veroorzaakt door verdachte.
De raadvrouw heeft deze alternatieve scenario’s nader uitgewerkt en toegelicht per verweten bedrag/gedachtestreepje, zoals in de tenlastelegging is genoemd.
Ten aanzien van de verdenking van (gewoonte) witwassen (feit 2) heeft zij voor verschillende bedragen (totaal € 23.666,56) een toelichting gegeven, waardoor het witwasvermoeden ten aanzien van dat bedrag is weerlegd en beperkt wordt tot het resterende bedrag.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Overwegingen
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daar dan ook van vrijspreken. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Met betrekking tot verduistering in dienstbetrekking dan wel diefstal van de geldbedragen
Nadat bij [bedrijf] de melding binnenkomt van geldtekorten bij Geldservice Nederland (GSN), ontstaan bij één bepaald soort geldautomaat van de ING bank en die volgens GSN niet is ontstaan bij haarzelf, wordt intern onderzoek uitgezet binnen [bedrijf] . [bedrijf] heeft naar aanleiding van dit onderzoek aangifte gedaan tegen verdachte van het onder 1 ten laste gelegde.
Volgens [bedrijf] zijn er in de periode van 2 maart 2016 tot 22 mei 2017 in zes gevallen tekorten ontstaan in de retourstromen van geld in de geldautomaten die in de tenlastelegging worden genoemd. [bedrijf] heeft daarbij gekeken naar de hoeveelheid geld die in de kluis zat op het moment van bijvullen van geld en moment van ophalen van geld, ook wel servicingen genoemd.
Het onderzoek naar deze tekorten heeft [bedrijf] zelf uitgevoerd. Zij stelt dat daarbij is gekeken naar het proces van het bijvullen van de apparaten, te weten het van te voren tellen en inpakken van geld, alsmede naar het retourproces, zijnde tellen en inpakken van het geld van de retourstromen. Voor dit proces is GSN verantwoordelijk. Op basis van het interne onderzoek van GSN is door GSN zelf geconcludeerd dat de tekorten niet bij haar processen zijn ontstaan. Uit de aangifte volgt voorts dat medewerkers van [bedrijf] camerabeelden van het tellen van het geld hebben bekeken en de telverslagen met betrekking tot het in- en uitpakken bij GSN zijn nagegaan. Daarbij zijn volgens [bedrijf] geen bijzonderheden waargenomen.
Ook zijn de logfiles door [bedrijf] onderzocht. Hierbij zijn volgens [bedrijf] evenmin bijzonderheden waargenomen, waardoor zij de conclusie van GSN onderschrijft dat het tekort niet bij GSN kan zijn ontstaan. Echter, ten aanzien van het tekort van € 4.550,- in de ING automaat aan de [adres ] ontbreken de beelden en logfiles, waardoor [bedrijf] niet uitsluit dat dit tekort wel bij GSN is ontstaan. [bedrijf] aanvaardt ten aanzien van dit bedrag dan ook geen aansprakelijkheid.
Ten aanzien van alle bedragen stelt [bedrijf] dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is, nu hij in alle zes gevallen de storingsmonteur is geweest die de toen en daar opgetreden storingen heeft verholpen en hij als enige de calamiteiten code [code] gebruikt, waarbij de machine gereboot wordt gedurende tien minuten, waarbij geen enkele registratie plaatsvindt in het geheugen van de machine, bijvoorbeeld het uitnemen en terugplaatsen van geldcassettes.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor verduistering in dienstbetrekking dan wel diefstal dient te worden vastgesteld dat verdachte degene is die het geld heeft weggenomen. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan worden vastgesteld. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De raadsvrouw heeft alternatieve scenario’s aangedragen waarbij is betoogd dat het dossier de mogelijkheid openlaat dat een ander dan verdachte het geld (per ongeluk of opzettelijk) heeft doen laten vermissen. Hoewel volgens [bedrijf] de tekorten niet zijn ontstaan bij het vullen en leeghalen van de automaten door [bedrijf] , nu dat steeds wordt gedaan door bewakers die in tweetallen opereren, hebben zowel [bedrijf] als het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek gedaan naar die tweetallen. Onderzoek naar andere personen, waaronder storingsmonteurs, die in de ten laste gelegde periodes ook toegang tot (het geld in) de automaten hebben gehad, is evenmin gedaan.
De rechtbank merkt op de officier van justitie aan zijn stelling dat er geld is verduisterd en dat verdachte degene is geweest die dat geld heeft verduisterd, het onderzoek van [bedrijf] ten grondslag legt. Hierbij wordt als gegeven aangenomen dat de vaststelling door GSN dat er geen onregelmatigheden zijn geweest in haar eigen geldtelproces juist is. Hierbij wordt voorts uitgegaan van de juistheid van de gestelde hoogte van het geldbedrag dat in de geldautomaat zou hebben gezeten voordat verdachte toegang zou hebben tot het geld.
De rechtbank stelt vast dat [bedrijf] reeds zelf in haar rapport heeft overwogen dat uit het onderzoek niet onomstotelijk is vast komen te staan hoe en wanneer het tekort bij de geldautomaat aan de [adres ] is ontstaan, of dit is veroorzaakt door een fout tijdens het vullen van de automaat op 2 maart 2016, tijdens de storingsopvolging van 8 maart 2016 tijdens het verwijderen en afstorten van de restwaarde op 9 maart 2016 of tijdens het telproces bij GSN. Reeds hierom is niet onomstotelijk vast te stellen dat verdachte degene is die verantwoordelijk is voor het tekort.
Ten aanzien van de bevindingen met betrekking tot van het geldproces bij de andere vijf geldautomaten, merkt de rechtbank op dat de beelden van het tellen en het inpakken van het geld en het uitpakken en het tellen van de retourstromen bij GSN niet door een politieambtenaar zijn bekeken, althans een desbetreffend proces-verbaal van bevindingen zit niet in het dossier.
Evenmin is controleerbaar of de desbetreffende geldautomaat ook daadwerkelijk met de gestelde bedragen zijn aangevuld, wat de hoogte was van het bedrag dat na storing in de geldautomaat zat op het moment van servicing en of dit hele bedrag is geretourneerd. [bedrijf] is in haar eigen onderzoek ervan uitgegaan dat het geld niet is verduisterd op het moment dat er een situatie van “vier ogen” was. Aangezien servicing volgens [bedrijf] met twee medewerkers gebeurde, is er (in ieder geval in vijf van de zes gevallen) geen nader onderzoek gedaan naar de medewerkers die betrokken waren bij de bewuste servicing.
De rechtbank overweegt dat echter ook in de bedoelde situatie van “vier ogen” bij servicing, het is voorgekomen dat slechts één medewerker toegang had tot het geld in de geldautomaat dan wel tot het bij te vullen geld, omdat - onweersproken - de desbetreffende ruimte te krap was om met zijn tweeën te betreden (geldautomaat in Julianadorp). Daarnaast heeft de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht dat bij gebrek aan nader onderzoek niet is uit te sluiten dat ook de medewerkers die wel gezamenlijk toegang hadden tot de kluis (gezamenlijk) geld hebben verduisterd. Zo heeft hetzelfde koppel medewerkers de servicing aan de geldautomaat in Nieuw Vennep uitgevoerd voor én na de storing waarbij verdachte was betrokken. Deze medewerkers zijn echter niet door [bedrijf] (of de politie) ondervraagd.
De rechtbank merkt daarnaast op dat de officier van justitie aan zijn stelling dat verdachte degene is die het geld heeft verduisterd, ten grondslag heeft gelegd dat verdachte in alle zes gevallen als storingsmonteur was betrokken bij desbetreffende automaten. De officier van justitie gaat er hierbij aan voorbij dat verdachte niet in alle gevallen de
enigemonteur was die werkzaam is geweest bij de bewuste geldautomaat. Zo zijn bij de storing aan de geldautomaat aan het [adres ] na verdachte nog een andere monteur van [bedrijf] én vervolgens twee Wincor-monteurs betrokken geweest, waarna verdachte ten slotte samen met een Wincor-monteur bij de geldautomaat is geweest voordat er een waardetransport kwam. Ook bij de geldautomaat in Julianadorp is er na de komst van verdachte op 7 februari 2017, op zowel 6 maart 2017 en 13 maart 2017 een monteur langs geweest. Ook hier heeft de raadsvrouw van verdachte terecht naar voren gebracht dat bij gebrek aan nader onderzoek niet is uit te sluiten dat niet verdachte, maar deze mensen geld hebben verduisterd.
Uit de interne onderzoeksrapportage betreffende de diefstal uit de geldautomaat op het [adres ] blijkt voorts van een tekort 100 biljetten van € 50,-, dat er 100 biljetten in een bundel gaan, dat ‘zeer aannemelijk is dat één bundel van € 50,- niet in de automaat is gegaan’, dat de locatie vol lag met rotzooi, dat ‘een locatie vol rotzooi er mede voor kan zorgen dat een bundel over het hoofd wordt gezien’ en dat de locatie is opgeruimd, zodat die rotzooi niet alsnog doorzocht kan worden. Met betrekking tot de automaat op het [adres ] kan dus goed in het geheel geen sprake van diefstal zijn geweest.
Verder is aannemelijk geworden dat storingscode [code] kan worden gebruikt om een reguliere storing op de lossen en dat die code als bijkomend voordeel heeft dat bepaalde tellingen automatisch worden gedaan, zodat handmatige invoer van die gegevens niet nodig is en eventuele daaruit voortvloeiende fouten worden voorkomen. Hierin ziet de rechtbank een legitieme - althans niet strafbare - reden voor het gebruik van code [code] door verdachte. Tot slot heeft storingsmedewerker [naam 2] verklaard dat code [code] de foutcode bij ING-automaten was, wat impliceert dat hij en mogelijk ook andere storingsmonteurs die code ook gebruikten.
Gelet op al het voorgaande moet verdachte in ieder geval worden vrijgesproken van de diefstallen uit de geldautomaten op het [adres ] , de [adres ] en de [adres ] . Daarmee vervalt in ieder geval de grondslag aan de stelling dat verdachte bij alle zes de tekorten betrokken is en hij daarmee wel degene moet zijn die het geld heeft verduisterd.
Ten aanzien van de andere drie tekorten blijft staan - hetgeen reeds eerder is overwogen - dat de door [bedrijf] gestelde bevindingen, die de officier van justitie aan een bewezenverklaring ten grondslag heeft gelegd, oncontroleerbaar zijn en dat onderzoek naar andere personen die in de ten laste gelegde periodes ook toegang tot (het geld in) de automaten hebben gehad, niet heeft plaatsgevonden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat anderen dan verdachte verantwoordelijk zijn voor de drie resterende tekorten en blijkt het gebruik van code [code] door verdachte niet zoveel zeggend te zijn. Aldus kan een ongelukkige samenloop van omstandigheden niet worden uitgesloten en kan de rechtbank ook niet concluderen dat het niet anders kan zijn dat verdachte de resterende drie diefstallen wel moet hebben gepleegd. De aanwezigheid van aanzienlijke contante geldbedragen bij verdachte en zijn echtgenote in de ten laste gelegde periode vormt geen aanleiding om anders te oordelen, gelet op hetgeen hieronder daaromtrent wordt overwogen.
Met betrekking tot (gewoonte) witwassen
Uit het dossier blijkt dat verdachte en zijn echtgenote gedurende de ten laste gelegde periode aanzienlijke contante geldbedragen voorhanden hebben gehad. Op basis van de eenvoudige kasopstelling die is uitgevoerd wordt het onverklaarbare contante vermogen gesteld op € 33.620,67. Nu uit het onderzoek geen legale inkomsten zijn gebleken die verdachte en zijn partner samen hadden is een vermoeden van witwassen zonder meer gerechtvaardigd.
De vraag die beantwoord moet worden is of verdachte het op zichzelf hier gerechtvaardigde vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat het geld van misdrijf afkomstig is, met een concrete, min of meer verifieerbare en niet reeds op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afdoende heeft bestreden.
Naar het oordeel van de rechtbank dient voornoemde vraag - in het licht van wat hierna wordt overwogen - ontkennend te worden beantwoord.
De verdediging heeft ten aanzien van de kasopstelling op een aantal punten verweer gevoerd. De raadsvrouw heeft betoogd dat voor een deel van de bedragen geldt dat deze legaal zijn verkregen. De raadsvrouw heeft verzocht om deze bedragen, van in totaal € 23.666,56 (bestaande uit € 17.500,- Marktplaatsverkopen, € 500,- van schoonvader, € 300,- verjaardagsgeld, mw. [naam 3] Marktplaatsverkopen € 290,75, € 100,- Sparta met, € 1.545,12 dubbeltelling, € 280,69 mw. [naam 3] boodschappengeld, recreatiepark contante betalingen € 1.500-, € 450,- prinsenstichting en € 1.200,- stallingskosten pony) in mindering te brengen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van dit bedrag een min of meer verifieerbare en niet reeds op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd en zal dit bedrag dan ook in mindering brengen, zoals de raadsvrouw heeft verzocht. Een nader onderzoek naar de inkomens via markplaats is derhalve naar het oordeel van de rechtbank niet nodig.
De officier van justitie heeft alleen de contante stortingen uit verkopen op Marktplaats weersproken. Ten aanzien daarvan overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij een groot aantal op afstand bestuurbare modellen van auto’s, boten, drones en vliegtuigen heeft gebouwd en deze gedurende een langere periode met aanzienlijke winsten heeft verkocht via Marktplaats. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verdachte informatie opgevraagd bij Marktplaats over de periode van 2015-2017. Verdachte heeft de gegevens over de betreffende periode na verzoek niet van Marktplaats ontvangen. Uit de informatie die de politie van Marktplaats heeft ontvangen blijkt dat de verkoopgegevens van verdachte slechts teruggaan tot 18 juli 2018. De gevorderde informatie door de politie is enkel gebaseerd op de advertentiegegevens van de gebruiker met het e-mailadres
[e-mailadres]. Uit door verdachte overgelegde gegevens blijkt daarentegen dat zijn account bij Marktplaats tevens gekoppeld is geweest aan het e-mailadres
[e-mailadres]en dat dit account op 5 mei 2012 is geregistreerd. Hoewel deze informatie pas ter terechtzitting is verstrekt en daarmee niet eerder door het Openbaar Ministerie kon worden geverifieerd, maakt deze verklaring niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Enige onderbouwing voor de stelling dat verdachte in die periode een ander e-mail adres gebruikt vindt de rechtbank ook in andere stukken in het dossier waar dit e-mailadres op vermeld staat. De officier van justitie is ter zitting niet specifiek ingegaan op deze door de verdediging gegeven verklaring voor het ontbreken van de genoemde verkoop informatie en tevens is de officier van justitie niet ingegaan op het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om alsnog onderzoek te doen naar de gegevens van het account van verdachte gekoppeld aan dit e-mailadres. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank dan ook niet met voldoende zekerheid uitsluiten dat verdachte voorafgaand aan en gedurende de ten laste gelegde periode aanzienlijke contante geldbedragen heeft verdiend met de verkoop van modelbouwgoederen. Om die reden zal de rechtbank het daarvoor verzochte bedrag van € 17.500,- in mindering brengen.
resterend bedrag na aftrek
Na aftrek van alle bedragen waarvoor verdachte een verklaring voor heeft gegeven resteert een bedrag van € 9.954,11. De rechtbank stelt vast dat verdachte voor dit bedrag geen concrete, min of meer verifieerbare en niet reeds op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven. Ook ter terechtzitting is een dergelijke verklaring uitgebleven. Om die reden komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van witwassen voor een bedrag van € 9.954,11,-
Op basis van het dossier kan weliswaar geen rechtstreeks verband worden gelegd tussen deze onverklaarbare contanten en een concreet strafbaar feit, maar nu dat geldbedrag niet kan worden verklaard uit enige legale inkomstenbron en verdachte geen aannemelijke, onderbouwde en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van dat geld, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat dat geldbedrag van enig misdrijf afkomstig moet zijn en dat verdachte dat moeten hebben geweten.
De rechtbank acht het daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van geld met een criminele herkomst.
Verdachte heeft zich gedurende en periode van ruim een jaar en tien maanden schuldig gemaakt aan het witwassen van € 9.954,11. Gelet op de periode en de omvang van het bedrag, acht de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 2 maart 2016 tot en met 16 november 2017 te Naarden en/of te Vierhouten een geldbedrag van in totaal € 9.954,11 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De strafeis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende langere tijd een niet onaanzienlijk van misdrijf afkomstig geldbedrag voorhanden gehad en aldus een gewoonte gemaakt van witwassen. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de ouderdom van het feit.

9.De vordering van de benadeelde partij

Nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde - door welk feit de schade voor de benadeelde partij zou zijn ontstaan - zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.

10.Het beslag

De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het conservatoire beslag op de hierna volgende goederen op te heffen.
1. het onverdeelde aandeel van het erfpachtrecht betreffende het registergoed woning aan de [adres ] , welk recht van erfpacht voor ½ deel in eigendom toebehoort aan [verdachte] ;
2. Stacaravan merk Atlas, type Oasis 35-12-3bed;
3. 2 elektrische fietsen merk Stella, met fietstassen inclusief 1 fietssleutel per fiets.
De rechtbank overweegt dat verhaal op voorwerpen die conservatoir in beslag zijn genomen geschiedt op de wijze zoals voorzien in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het is derhalve niet aan de rechtbank om bij de inhoudelijke beoordeling van de strafzaak een beslissing omtrent het conservatoir beslag te nemen.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden afgewezen, zal de rechtbank het strafvorderlijk beslag opheffen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.2. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
2.
Gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
50 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
25 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het strafvorderlijk beslag op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering en gelast de teruggave aan verdachte van:
4 1.00 DVS Bon aankoop, 5585635
5 1.00 STK Bon aankoop, 5585629 (aankoopbewijs aquariumbenodigdheden)
6 1.00 STK Bon aankoop, 5585630 (trekhaak)
7 1.00 STK Bon dierenarts, 5585631
8 1.00 STK Factuur, 5585564
9 1.00 STK Document, 5585465
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Troost, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 mei 2022.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.