Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
- de vordering van de officier van justitie van 10 mei 2022;
- het reclasseringsadvies van 29 maart 2022;
- het v.i.-advies van 5 april 2022;
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 mei 2022 een beslissing genomen op de vordering van het Openbaar Ministerie (OM) tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van de veroordeelde, geboren in 1985 en thans gedetineerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Ang, en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen. De vordering van het OM is gebaseerd op het recidiverisico dat onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, aangezien de veroordeelde weigert mee te werken aan de reclassering en het opstellen van een rapportage.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die een gevangenisstraf van 35 maanden heeft ondergaan, op 14 juni 2022 voorwaardelijk in vrijheid zou worden gesteld. Echter, gezien de weigering van de veroordeelde om samen te werken met de reclassering, kan het recidiverisico niet worden ingeschat. De rechtbank heeft de vordering van het OM toegewezen, waarbij is overwogen dat de v.i. kan worden uitgesteld of achterwege blijven indien de veroordeelde niet bereid is de voorwaarden na te leven.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot het achterwege blijven van de v.i. gerechtvaardigd is, gezien het recidiverisico en de weigering van de veroordeelde om mee te werken aan de reclassering. De beslissing is genomen in het belang van de openbare veiligheid en de bescherming van de maatschappij. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.