ECLI:NL:RBAMS:2022:2850

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 61
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid in het kader van de Ziektewet met betrekking tot PTSS en depressie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Ziektewetuitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had zijn uitkering stopgezet gekregen en was van mening dat hij arbeidsongeschikt was, maar verweerder oordeelde dat hij voor 0% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen door verweerder te licht waren bevonden. Hij leed aan PTSS en een ernstige depressie, wat zijn functioneren op de werkvloer zou beïnvloeden. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de rapporten. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat de rapporten onjuist zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geduide functies niet ongeschikt zijn voor eiser en dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser voor 0% arbeidsongeschikt is. Het beroep is ongegrond verklaard en eiser krijgt geen gelijk. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/61

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. N.A.P.A.C. Coenjaerts),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: S. Meeuwsen).

Procesverloop

Met het besluit van 2 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiser op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 22 augustus 2021 stopgezet.
Met het besluit van 25 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2022.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiser was laatstelijk werkzaam als schoonmaker voor gemiddeld 32,72 uur per week. Op 14 januari 2020 meldde eiser zich ziek voor dit werk. Verweerder heeft vervolgens een ZW-uitkering aan eiser toegekend.
1.2.
Aan het primaire besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts van 7 juli 2021, met een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum, en een rapport van de arbeidsdeskundige van 20 juli 2021 ten grondslag gelegd.
1.3.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 november 2021, met een (nieuw) opgestelde FML van dezelfde datum, en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 24 november 2021 ten grondslag gelegd.
Standpunt van eiser
2.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn beperkingen door verweerder te licht zijn bevonden en dus onderschat. De conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn niet logisch en consistent. Eiser heeft sinds hij de oorlog in Joegoslavië is ontvlucht dagelijks te lijden onder hevige PTSS-klachten en een ernstige depressie in de vorm van slecht slapen (nachtmerries en oorsuizen). Voor de slaapproblematiek kreeg eiser lichttherapie, echter leidde dit tot een toename van de PTSS-klachten. Sinds 2020 is daar ook nog tinnitus aan beide oren bijgekomen. De tinnitus is het gevolg van het werken met grote lawaaierige schoonmaakmachines bij zijn voormalige werkgever. Deze tinnitus is niet behandelbaar. Hierbij verwijst eiser naar een verslag van [de persoon] , psychotherapeut [bedrijf] , van 13 augustus 2021. Eiser is ook snel prikkelbaar, wat zich uit in agressief gedrag en snel boos worden. Hierdoor verloopt het werken met anderen minder goed. Verder heeft eiser een euthanasiewens. Eiser zal spoedig opnieuw intensieve EMDR-therapie ondergaan voor de PTSSklachten. De conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser beperkt is op het uiten van eigen gevoelens, waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep als toelichting heeft gegeven dat eiser snel onredelijk boos of geagiteerd is, staat haaks op het oordeel dat deze beperking zich alleen zou voordoen als er intensief samengewerkt zou moeten worden met collega’s. Deze conclusie is volgens eiser niet logisch en lijkt niet consistent te zijn. Dit geldt temeer nu eiser vaak ruzie maakt met mensen. Ook is het niet logisch dat eiser kan samenwerken met anderen, maar met een eigen van tevoren afgebakende deeltaak. In dit geval kan er namelijk ook nog ruzie of een conflict ontstaan met de anderen die ook hun eigen deeltaak hebben. Eiser kan de conclusie niet volgen dat enkel intensief samenwerken met collega’s en werk met klantcontacten niet passend zou zijn. Eiser stelt verder dat een urenbeperking moet worden vastgesteld, omdat door de aandoening PTSS en de depressie meer energie door eiser wordt verbruikt. Hiervoor is herstel nodig. Ook is eiser door het constante oorsuizen sneller moe. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een e-mailbericht van [bedrijf] van 22 februari 2022, een bericht aan de huisarts na onderzoek van 29 maart 2022, een medicijn-overzicht van 1 januari 2021 tot en met 25 februari 2022, een huisartsenbericht van huisarts [naam] van 26 april 2022 en een Rapport Individueel Psychodiagnostisch Onderzoek IPO van Calder Werkt overgelegd. Ter zitting heeft eiser de rechtbank ook verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
2.2.
Eiser stelt verder dat de geduide functie productiemedewerker industrie (Sbccode 111180), de functie snackbereider (Sbc-code 111071), de functie machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122), de functie medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010) en de functie lader, losser (Sbc-code 111220) niet passend zijn vanwege het werken/samenzijn met mensen (collega’s) in een ruimte. De functie snackbereider vergt samenwerkingsvaardigheden, omdat er overlegd moet worden over roulatie en productie. Er is onvoldoende gemotiveerd in hoeverre deze functie strookt met de beperking voor het uiten van de eigen gevoelens. Bij de functie medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010) worden de werkzaamheden verricht aan een tafel met collega’s. Bij de functie lader, losser (Sbc-code 111220) moet er in een groep van zes collega’s worden samengewerkt.
Het oordeel van de rechtbank
3. Kern van het geschil is of verweerder terecht heeft bepaald dat eiser op 4 mei 2021 voor 0% arbeidsongeschikt is.
4. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
Medische grondslag van het bestreden besluit
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, met het aanvullende rapport in beroep, vanwege de onderzoeksactiviteiten die zijn verricht zorgvuldig tot stand gekomen. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, eiser op 4 mei 2021 telefonisch gesproken en een door eiser retour gezonden vragenlijst bestudeerd en vergeleken met de al aanwezige gegevens. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, de fysieke hoorzitting van 22 november 2021 bijgewoond en informatie van de behandelend sector bij zijn beoordeling betrokken. Ook heeft hij de medische informatie die door eiser in de beroepsfase is ingebracht bij zijn beoordeling betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling.
5.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook consistent is en dat de conclusies er logisch uit voortvloeien. Verweerder heeft de resultaten van het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. Dat eiser zijn klachten anders ervaart dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt aangenomen, maakt niet dat het bestreden besluit op een onvoldoende medische grondslag berust. Gelet op het wettelijk arbeidsongeschiktheidscriterium is niet de subjectieve, persoonlijke klachtbeleving van eiser bepalend, maar dient er een geobjectiveerde medische beoordeling plaats te vinden. De rechtbank wijst er hierbij op dat voor het betwisten van de juistheid van een gegeven medische beoordeling of het aannemelijk maken dat een gegeven medische beoordeling onjuist is, in beginsel een rapport van een medicus noodzakelijk is. Eiser heeft een dergelijke rapportage niet overgelegd. Wel heeft eiser in beroep een e-mailbericht van [bedrijf] van 22 februari 2022, een bericht aan de huisarts na onderzoek van 29 maart 2022, een medicijn-overzicht van 1 januari 2021 tot en met 25 februari 2022, een huisartsenbericht van huisarts [naam] van 26 april 2022 en een Rapport Individueel Psychodiagnostisch Onderzoek IPO van Calder Werkt overgelegd. Voor zover eiser stelt dat hij gelet op deze stukken meer beperkt had moeten worden geacht, overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 16 mei 2022 voldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet het geval is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is in zijn verschillende rapporten uitgebreid op de door eiser gestelde beperkingen ingegaan en heeft goed navolgbaar uiteengezet waarom er niet meer beperkingen aan de orde zijn. Eisers stelling dat hij op het samenwerken met anderen meer beperkt is dan is aangenomen, wordt dus niet gevolgd. In zijn rapport van 22 november 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierover opgemerkt dat in de FML al een beperking is opgenomen ten aanzien van een drukke werkplek (zie 1.8.1 van de FML) en dat het door eiser ingebrachte verslag van psychotherapeut [de persoon] van PsyQ van 13 augustus 2021 geen aanleiding geeft om samenwerken nog sterker te beperken, gelet op de aard van de psychische problematiek. Er is namelijk sprake van PTSS en depressie en een persoonlijkheidsstoornis zoals autisme is niet gediagnosticeerd, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgestelde rapportage aan de daaraan te stellen eisen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om eiser verdergaand beperkt te achten dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. De rechtbank volgt dan ook wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gezegd en gaat uit van de aangenomen beperkingen in de FML van 22 november 2021.
6. Nu het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de daaraan te stellen eisen voldoet en de rechtbank geen twijfel heeft aan de medische beoordeling, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen en wijst dit verzoek af.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
7. Eiser heeft gesteld dat de geduide functies ongeschikt voor hem zijn en dat zijn belastbaarheid wordt overschreden op het gebied van sociaal functioneren, omdat hij snel boos en geagiteerd wordt. In elk van de functies dient te worden samengewerkt dan wel samen in één ruimte te worden gewerkt. De rechtbank overweegt dat hiervoor is geoordeeld dat de FML op juiste gronden en zorgvuldig tot stand is gekomen. Op basis van de FML van 22 november 2021 zijn de hierboven genoemde functies door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de geduide functies ongeschikt te achten. Daarbij is van belang dat, indien een functie op een bepaald onderdeel niet geheel in lijn is met de in de FML gestelde beperkingen, dit vanuit het CBBS wordt aangeven middels een signalering. Een dergelijke signalering heeft de rechtbank in de geduide functies onder punt 2.9 (samenwerken) niet aangetroffen. Nu van een signalering geen sprake is, bestaat er geen strijd tussen de geduide functies en de in de FML gestelde beperkingen, waardoor een aanvullende motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet vereist is. Dit betekent dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiser.
Conclusie
8. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat eiser voor 0% arbeidsongeschikt is. Het beroep is daarom ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk.
9. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.