Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 augustus 2021 met producties,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 april 2022 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
- wordt verzocht een uitkomst te rapporteren die bij voorbaat vaststaat of de onafhankelijke oordeelsvorming anderszins wordt belemmerd;
- een bepaald resultaat wordt bedongen (bijvoorbeeld de verkrijging van een financiering, verlaging van belasting, etc.).
“- [eiser 4] B.V.
2.Relevante feiten en omstandigheden
3.Plan van aanpak
(…)
Concept-rapportage(…)
Definitieve rapportage(…)
4.4 Waarderingsmethode
5.Beroepsvoorschriften
8.Voorbehouden en beperkingen aansprakelijkheid
Indicatieve waardering [eiser 4] B.V.(hierna: het concept rapport) verstuurd naar [naam 2] en [naam 1] . In het concept rapport heeft [gedaagden] de prijs van de [naam 1] Aandelen vastgesteld op een bedrag van € 3.364.000,-.
Indicatieve waardering [eiser 4] B.V.(hierna: het Rapport) verstuurd naar [naam 2] en [naam 1] . Het rapport bevat onder meer een hoofdstuk waarin de waarderingsmethode staat beschreven. Bijlage 1 bevat een lijst van de gebruikte informatie en in bijlage 5 heeft [gedaagden] een reactie gegeven op de commentaren van BFI ( [naam 2] ) en [naam 3] ( [naam 1] ) en benoemd in welke commentaren zij aanleiding zag om het concept rapport aan te passen. [gedaagden] heeft de prijs van de [naam 1] Aandelen in dit rapport vastgesteld op € 4.093.000,-.
ten dienste staan. De afspraken tussen de RV en haar opdrachtgever(s) zijn altijd leidend (geweest) in de uitvoering van waarderingswerkzaamheden en de wijze van rapporteren over de werkzaamheden. (…)”
3.Het geschil
subsidiair:het Rapport als vaststellingsovereenkomst, dan wel als bindend advies, vernietigt omdat de inhoud en wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en
4.De beoordeling
expliciete aansprakelijkheidsbeperkingenop te nemen. Daarbij komt dat [gedaagden] eerder om vrijwaring heeft gevraagd en die heeft gekregen. In 2018 was de heer [deskundige 2] , vanuit [gedaagden] , door de Ondernemingskamer aangewezen als controller in verband met de geconsolideerde jaarrekening 2017 van [eiser 4] . [deskundige 2] heeft verzocht om een verklaring van [eisers 1 t/m 4] dat zij zouden afzien van het aanspannen van civiel- of tuchtrechtelijke procedures tegen [gedaagden] [eisers 1 t/m 4] hebben deze verklaring destijds afgegeven. In de gegeven omstandigheden, waarbij [eiser 4] en [naam 1] een geschil hadden en [gedaagden] een opdracht kreeg die door de opdrachtgevers was bedoeld om dat geschil te beëindigen, is het niet onbegrijpelijk dat deze bedingen in de Opdrachtbrief zijn opgenomen. In deze situatie konden zij bijdragen aan de onafhankelijkheid van de RV. Bovendien hebben [eisers 1 t/m 3] onvoldoende onderbouwd dat het beroep van [gedaagden] op deze bedingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
€ 4 miljoen.
996,00(2,0 punten × tarief € 498,00)