4.4.1.Vrijspraak van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 2)
De rechtbank vindt – anders dan de officier van justitie – het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III op 9 augustus 2021 niet bewezen. Het feit dat het slachtoffer een schotwond heeft, impliceert weliswaar het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie maar op basis van het dossier is niet vast te stellen dat het vuurwapen op de camerabeelden een vuurwapen van
categorie III, onder 1, van de WWM betreft en dat het om munitie van
categorie IIIvan de WWM gaat. Dat het vuurwapen lijkt op een pistool of revolver is daarvoor onvoldoende. Verdachte wordt daarom van feit 2 vrijgesproken.
4.4.2.Medeplegen van een poging tot doodslag (feit 1)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer] . De rechtbank spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, impliciet primair ten laste gelegde poging tot medeplegen van moord. Voor “voorbedachte rade” is onvoldoende bewijs in het dossier aangetroffen.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II het volgende vast.
Op 9 augustus 2021 zijn verdachte, [persoon 3] en [persoon 4] betrokken geweest bij een schiet- en steekincident. Het slachtoffer heeft daarbij een schotwond in zijn rechter knie (in- en uitschot) en een steekwond van acht centimeter breed in zijn onderrug opgelopen.
Op de camerabeelden van de flat [naam 3] is te zien dat verdachte en [persoon 3] voorafgaand aan het incident samen waren (15.59.30 uur) met twee anderen onder wie NN6. Vervolgens komt [persoon 4] vanaf een afstandje op hen afrennen, terwijl hij een paar meter door [persoon 1] wordt achtervolgd (16.00.00 uur). Nog voordat [persoon 4] bij hen aankomt, rent verdachte direct achter het latere slachtoffer [slachtoffer] aan. Te zien is dat [slachtoffer] met twee anderen, [persoon 1] en [persoon 2] , voor verdachte wegrent. Ondertussen komt [persoon 4] bij [persoon 3] en NN6 aan en wordt er iets aan [persoon 4] gegeven. Hierna zet ook [persoon 4] rennend de achtervolging in en fietst [persoon 3] er vlak achteraan (16.00.03 uur). Op deze beelden en op de camerabeelden van de flat [naam 4] is te zien dat verdachte, [persoon 3] en [persoon 4] niet exact dezelfde route afleggen, maar dat zij zich telkens in dezelfde richting als die van het slachtoffer begeven. Ook is te zien dat verdachte vanaf de stoep de straat oversteekt en op enig moment naast [persoon 3] gaat lopen. Zij lopen/fietsen kort naast elkaar, waarna zij tegelijk met snelheid in de richting van het slachtoffer rennen/fietsen (16.03.40 uur). Wanneer verdachte vervolgens op 1,5 à 2 meter van het slachtoffer is verwijderd, richt hij met uitgestrekte rechterarm een vuurwapen op het slachtoffer. Op dat moment komt er rook uit dit vuurwapen (16.04.27 uur). Terwijl het slachtoffer wegrent, richt verdachte nogmaals het vuurwapen op het slachtoffer (16.04.28 uur). Op een paar meter afstand staat dan een vrouw die later [getuige 1] blijkt te zijn. Ook [persoon 4] komt in de richting van de flat aanrennen en heeft zijn beide armen gestrekt. Hij heeft een voorwerp in zijn handen dat lijkt op een vuurwapen en dat richt hij naar voren (16.04.30 uur). Het slachtoffer rent voor [persoon 4] langs. [persoon 4] rent achter hem aan terwijl hij met zijn rechter arm het voornoemde voorwerp op het slachtoffer richt. De rechter arm van [persoon 4] beweegt daarbij naar boven alsof hij door de terugslag van een vuurwapen naar boven wordt gedrukt (16.04.33 uur). Vervolgens rent het slachtoffer langs [persoon 3] , die van zijn fiets afstapt en direct achter het slachtoffer aanrent. Op de beelden is te zien dat [persoon 3] het slachtoffer tussen de geparkeerde auto’s heeft ingehaald (16.04.38 uur).
[getuige 1] heeft verklaard dat zij twee jongens, waarvan één lopend en één fietsend, achter drie andere jongens zag aangaan. Zij hoorde dat de persoon die op de fiets zat iets in het Surinaams schold en zeggen: "KOM HIER". Ze hoorde dat ze aan de andere kant van het gebouw waren. Dit is de linkerzijde, als je recht voor de zaak staat. Ze hoorde daarna drie/vier schoten. Eén persoon kwam haar kant op rennen, terwijl er op hem werd geschoten met een zwart handvuurwapen. De schutter heeft meerdere malen van een afstand van enkele meters op het slachtoffer geschoten. [getuige 1] heeft toen weer twee schoten gehoord. De persoon waarop werd geschoten is de [straat] overgerend. De persoon die schoot was om het gebouw heen gegaan en daarna gevlucht. Op het grasveld aan de overkant waren ook mensen aan het schieten. Verder heeft zij verklaard dat er één persoon met een mes bij de geparkeerde auto’s stekende bewegingen richting het slachtoffer maakte. Zij verklaarde dat er één persoon met een mes aan het insteken was. De fietser was ongeveer 25 jaar oud, fors postuur, 190/195cm lang, volle baard, droeg een witte vest met blauwe accenten erop.
Ook getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat ze zagen dat drie jongens over het gras bij het fietspad renden. Daar achteraan kwamen twee jongens, een lopend en een andere fietsend. De jongen op de fiets, de rechtbank begrijpt [persoon 3] , droeg iets wits. Zij hebben verder verklaard dat er op het slachtoffer is geschoten.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de jongen met een wit jack een mes bij zich had. Dit wordt bevestigd door getuige [getuige 5] , die bij de politie heeft aangegeven dat er een dikke jongen bij was die een groot kapmes bij zich had.
Uit het tapgesprek van 24 oktober 2021 komt naar voren dat verdachte vanuit de penitentiaire inrichting met iemand contact heef tover zijn strafzaak. Verdachte heeft in dit tapgesprek gezegd dat de politie nog maar moet bewijzen dat hij heeft geschoten en dat het daadwerkelijk een wapen was. Verder zegt hij dat getuige [getuige 2] over hem heeft gelekt, omdat zij heeft verklaard dat verdachte heeft geschoten, terwijl de politie dat nog niet eens wist. Op de camerabeelden zou volgens verdachte niet te zien zijn dat hij heeft geschoten. Verdachte zegt vervolgens in dit gesprek dat iemand met getuige [getuige 2] moet gaan praten. Ze moet tegen de politie zeggen dat er niet is geschoten.
Op de telefoon van verdachte zijn verder foto’s en video’s van vuurwapens en munitie aangetroffen. Op sommige foto’s en video’s is daarbij ook een prijs in euro’s opgeschreven.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het slachtoffer wilde afschrikken door een nepvuurwapen op hem te richten. Ook heeft hij verklaard dat hij geen verstand heeft van vuurwapens. De rechtbank volgt deze verklaring niet, gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden, en schuift daarom deze verklaring terzijde.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat verdachte al rennend met een echt vuurwapen meerdere malen van een afstand van 1,5 à 2 meter op het slachtoffer heeft geschoten. Uit de aard van deze gedragingen volgt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte vol opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot doodslag. Het verweer van de raadsvrouw wordt op dit punt verworpen.
Medeplegen
Met de officier van justitie is de rechtbank verder van oordeel dat tussen verdachte, [persoon 3] en [persoon 4] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit de beelden van de flat [naam 3] blijkt dat zij om 16:00 uur bijna gelijktijdig de achtervolging op [slachtoffer] , [persoon 1] en [persoon 2] hebben ingezet. De rechtbank weegt verder mee dat uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat verdachte, [persoon 3] en [persoon 4] in wisselende samenstelling het slachtoffer hebben achtervolgd en achtereenvolgend op hem hebben geschoten en op hem in hebben gestoken. Dit wordt bevestigd door de camerabeelden die in het dossier zitten. Dit betekent dat sprake is geweest van een gezamenlijke aanval op het slachtoffer en dat verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Verdachte heeft het slachtoffer immers samen met zijn mededaders achtervolgd en hij heeft de eerste geweldshandeling verricht waarna zijn mededaders de uitvoering van hem hebben overgenomen. De rechtbank oordeelt dat sprake was van medeplegen. Het verweer van de raadsvrouw wordt op dit punt verworpen.
Dat verdachte na zelf schoten te hebben gelost is weggegaan, doet niet af aan het medeplegen, omdat hij zijn bijdrage al had geleverd. Ook op dit punt wordt het verweer van de raadsvrouw verworpen.