ECLI:NL:RBAMS:2022:278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2473
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaard bezwaar tegen Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de afwijzing van een Wajong-uitkering. Eiser had op 29 december 2020 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het Uwv werd afgewezen op basis van het oordeel dat hij arbeidsvermogen had. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar op 12 april 2021 niet-ontvankelijk, omdat eiser geen bezwaargronden had ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 13 december 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J. El Haddouchi, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat hij tijdig bezwaargronden had ingediend, en dat het Uwv hem ten onrechte niet had uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 8 februari 2021 een bezwaarschrift had ingediend, maar dat dit geen gronden bevatte. Het Uwv had eiser vervolgens een termijn gegeven om de gronden in te dienen, en eiser had extra uitstel gevraagd en gekregen.

De rechtbank concludeert dat het Uwv ten onrechte het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser had op 8 april 2021 zijn bezwaargronden ingediend, en de rechtbank oordeelt dat hij niet in gebreke was gebleven. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2473

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )

(gemachtigde: mr. J. El Haddouchi),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: Uwv)
(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Procesverloop

Met een besluit van 29 december 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat [eiser] geen Wajong-uitkering krijgt, omdat hij arbeidsvermogen heeft.
Met een besluit van 12 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 13 december 2021. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. [eiser] heeft op 9 september 2020 een beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd bij het Uwv om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering.
2. Met het bestreden besluit heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen bezwaargronden heeft ingediend.
3. [eiser] is het hier niet mee eens en wil daarom een oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit.
Standpunt [eiser]
4. [eiser] stelt zich op het standpunt dat zijn bezwaar ontvankelijk is, omdat hij in bezwaar een grond heeft aangevoerd. In reactie op de brief van het Uwv van
12 februari 2021 heeft hij een begeleidend schrijven en diverse medische stukken naar het Uwv toegezonden. Hieruit valt volgens [eiser] op te maken dat hij het niet eens is met de medische beoordeling. Omdat [eiser] een medische aandoening heeft aan zijn vingers, heeft hij in de brief ook gevraagd om een telefonische hoorzitting. Het Uwv heeft hem daar ten onrechte niet voor uitgenodigd. Daarom is het besluit ook in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Standpunt Uwv
5. Het Uwv stelt zich primair op het standpunt dat [eiser] geen bezwaargrond heeft ingediend. Subsidiair vindt het Uwv dat [eiser] het verzuim niet tijdig heeft hersteld.
Het oordeel van de rechtbank
6. In deze procedure kan het alleen gaan om de vraag of het Uwv het bezwaar van [eiser] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank komt dus niet toe aan de vraag of [eiser] over arbeidsvermogen beschikt.
7. Een bezwaarschrift dient de gronden van het bezwaar te bevatten. [1] Een bezwaar kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien het geen grond bevat of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, mits de indiener gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. [2]
Een bezwaarschrift dat per post wordt verzonden, is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. [3] Dit geldt ook voor het tijdig indienen van bezwaargronden. [4] Indien een poststempel ontbreekt, is het bezwaarschrift tijdig per post bezorgd als het niet later dan één of twee werkdagen na het einde van de termijn wordt ontvangen.
8. De rechtbank overweegt dat het bezwaarschrift van [eiser] van 8 februari 2021 geen grond(en) van bezwaar bevat. Het Uwv heeft [eiser] daarom in de brief van 12 februari 2021 een termijn gegeven tot en met 12 maart 2021 om de gronden alsnog in te dienen. Op
12 maart 2021 heeft het Uwv telefonisch contact opgenomen met [eiser] , omdat het Uwv nog geen gronden had ontvangen. [eiser] heeft extra uitstel gevraagd en dit uitstel telefonisch gekregen tot en met 14 maart 2021. Op 23 maart 2021 heeft het Uwv opnieuw telefonisch [eiser] naar de gronden gevraagd. Het Uwv heeft daarop [eiser] wederom uitstel verleend tot en met 26 maart 2021, waarbij hem telefonisch is medegedeeld dat hij op tijd is als hij zijn gronden uiterlijk 26 maart 2021 op de post doet.
9. [eiser] heeft op de zitting aangegeven dat hij zijn bezwaar, voorzien van medische stukken, vóór 26 maart 2021 heeft opgestuurd naar het kantoor van het Uwv te Sloterdijk. Omdat hij van het Uwv geen ontvangstbevestiging ontving, heeft hij op 30 maart 2021 contact gezocht met het Uwv en aangegeven dat de bezwaargronden op 26 maart 2021 per post zijn verstuurd.
10. Verweerder heeft informatie van het Klant Contact Centrum (KCC) ingebracht waaruit het volgende blijkt. [eiser] heeft op 30 maart 2021 contact gezocht met het Uwv. Op 1 april 2021 heeft [eiser] nogmaals contact opgenomen met het Uwv. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij had gebeld omdat hij nog steeds geen ontvangstbevestiging had ontvangen. [eiser] heeft een terugbelverzoek achtergelaten. Verder leidt de rechtbank uit de KCC-informatie af dat [eiser] meermaals een 06-nummer heeft gebeld dat staat vermeld op een brief van het Uwv, maar niemand te spreken kreeg en dat hij zich grote zorgen heeft gemaakt om de reactietermijn. Op 6 april 2021 is hij teruggebeld door mevrouw [naam 1] . Deze heeft aangegeven nog twee dagen te wachten om te bezien of het bezwaarschrift door het Uwv zou worden ontvangen. Gelet op dit telefonisch contact vindt de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat [eiser] ervan uitging dat de termijn van 26 maart 2021 nog niet een fatale termijn was. De rechtbank vindt het daarom niet redelijk om aan [eiser] tegen te werpen dat hij zijn gronden niet uiterlijk 26 maart 2021 heeft ingediend. Dit betekent dat [eiser] zijn bezwaargronden kon indienen tot en met 8 april 2021.
11. Op de zitting heeft [eiser] aangegeven dat hij zijn bezwaargronden op 8 april 2021 heeft afgegeven bij het kantoor van het Uwv op de Delflandlaan, ter attentie van mevrouw [naam 2] . Hij heeft de rechtbank daarvan op de zitting een ontvangstbevestiging getoond. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat [eiser] de gronden niet op
8 april 2021 heeft ingediend.
Conclusie
12. De rechtbank concludeert dat het bezwaar van [eiser] ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
13. Het beroep is gegrond. [eiser] krijgt dus gelijk.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door [eiser] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar;
  • draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 49,- aan [eiser] te vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van [eiser] tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 januari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Zie artikel 6:6 van de Awb.
3.Zie artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1018.