ECLI:NL:RBAMS:2022:2764

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
C/13/703920 / FA RK 21-4048
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot gezamenlijk gezag en verblijfplaats van minderjarige geboren in Zwitserland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 mei 2022 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een man en een vrouw, die op 17 augustus 2018 in Noordwijk zijn gehuwd. De man, wonende in Zwitserland, en de vrouw, met de Nederlandse nationaliteit, hebben samen een minderjarig kind, geboren in Zwitserland. De rechtbank heeft eerder op 16 december 2021 een tussenbeschikking gegeven met voorlopige voorzieningen, waarbij een tijdelijke zorgregeling en informatieregeling zijn overeengekomen. De verzoeken omtrent kinderalimentatie, partneralimentatie en de zorgregeling zijn aangehouden.

De rechtbank heeft de verzoeken tot echtscheiding en nevenvoorzieningen gevoegd behandeld, gezien de onderlinge samenhang. De man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om gezamenlijk gezag over het kind te verklaren. De vrouw heeft zich niet verzet tegen deze verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de vrouw in Nederland is, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen. Op basis van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht van toepassing op het verzoek tot echtscheiding.

De rechtbank heeft de echtscheiding toegewezen en verklaard dat partijen gezamenlijk met het gezag over hun minderjarige kind zijn belast. Tevens is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw zal zijn. De rechtbank heeft de afspraken tussen partijen over de zorgregeling aan de beschikking gehecht. De verzoeken met betrekking tot onderhoudsbijdragen en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden zijn pro forma aangehouden, in afwachting van nader overleg tussen partijen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. L. van Berkum, rechter en kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. T.E. Meijer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/703920 / FA RK 21-4048 (es)
C/13/710015 / FA RK 21-7306 (veve)
C/13/708584 / FA RK 21-6507 (vovo)
tussenbeschikking d.d. 11 mei 2022 betreffende de echtscheiding en nevenvoorzieningen
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] , Zwitserland,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S. Imdahl, gevestigd te Rotterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. C.C.B. Boshouwers, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Op 16 december 2021 is door deze rechtbank een tussenbeschikking gegeven in de procedure betreffende de voorlopige voorzieningen. Daarbij is de tussen partijen ter zitting overeengekomen tijdelijke zorgregeling en informatieregeling opgenomen. De verzoeken ten aanzien van de kinderalimentatie, partneralimentatie en het resterende deel van de zorgregeling zijn aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft de procedures betreffende de voorlopige voorzieningen, de echtscheiding en de nevenvoorzieningen gevoegd behandeld gezien de onderlinge samenhang tussen de in die procedures gedane verzoeken.
1.3.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 24 juni 2021;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, ingekomen op 10 september 2021;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, ingekomen op 6 oktober 2021;
- akte aanvulling petitum van de man, tevens houdende een verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening op voet van 223 Rv, ingekomen op 31 maart 2022;
- het webformulier verdelen en verrekenen van de vrouw, ingekomen op 5 april 2022;
- F9-formulier met producties 18 tot en met 32 van de vrouw, ingekomen op 5 april 2022;
- F9-formulier met productie 33 van de vrouw, ingekomen op 5 april 2022;
- F9-formulier met akte uitlating en producties 38 tot en met 41 van de man, ingekomen op 6 april 2022;
- F9-formulier met akte wijziging petitum van de zijde van de man, ingekomen op 7 april 2022;
- F9-formulier met akte uitlating en producties 21 tot en met 26 van de zijde van de vrouw, ingekomen op 13 april 2022;
- F9-formulier van de man, ingekomen per e-mail op 19 april 2022;
- F9-formulier van vrouw, ingekomen per e-mail op 22 april 2022.
1.4.
De mondelinge behandeling van de gevoegde verzoeken heeft plaatsgevonden op 15 april 2022.
1.4.1.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de man en zijn advocaat en de vrouw en haar advocaat. De man is bijgestaan door een tolk in de Duitse taal, mevrouw K.M. Gras-Langeslag.
1.5.
Gezien het belang van partijen hierbij is ter zitting afgesproken dat de rechtbank een tussenbeslissing zal nemen op de punten waar geen verweer wordt gevoerd en dat de rechtbank de overeenkomst van partijen over de zorgregeling reeds zal aanhechten.
1.6.
De rechtbank zal de overige verzoeken pro forma aanhouden voor uitlating van partijen over onderling overleg en de wens om tot een gezamenlijke oplossing te komen.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 17 augustus 2018 te Noordwijk. De man heeft de Zwitserse nationaliteit. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , Zwitserland. Naar Zwitsers recht oefenen de beide ouders het gezag over het kind uit.
2.3.
Partijen hebben gedurende het huwelijk samengewoond in Zwitserland.
2.4.
In Zwitserland heeft een (kanton-)gerecht op 28 mei 2020 een uitspraak gedaan die gelijk staat aan een Nederlandse voorlopige voorzieningen/ scheiding van tafel en bed, nu echtelieden in Zwitserland officieel twee jaar van elkaar gescheiden moeten leven voordat een echtscheiding uitgesproken kan worden.
In die beslissing zijn onder meer regelingen getroffen over de zorgregeling, het gezamenlijk gezag, de hoofdverblijfplaats en verhuizing van de vrouw en [minderjarige] naar Nederland, de kinderalimentatie en partneralimentatie.
Daarnaast is vastgesteld dat partijen sinds 17 oktober 2019 gescheiden van elkaar leven.
2.5.
De vrouw en [minderjarige] leven, na daartoe toestemming hebben gekregen van de Zwitserse rechter, sinds juli 2020 in Nederland. De man woont nog steeds in Zwitserland.
2.6.
Scheiding
2.6.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.6.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de vrouw zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.6.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.7.
Gezag
2.7.1.
De man heeft verzocht voor recht te verklaren dat partijen gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] belast zijn. De man voert hiertoe aan dat de huwelijksakte niet correct geregistreerd staat in Nederland en de Zwitserse geboorte akte ook niet geregistreerd staat. De man heeft er belang bij dat de verklaring voor recht geregistreerd wordt in het gezagsregister.
De vrouw heeft zich daartegen niet verweerd.
2.7.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarige
.
2.7.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu [minderjarige] in Zwitserland is geboren is zijn geboorte hier niet van rechtswege geregistreerd. Ook is het huwelijk van partijen niet aangetekend bij de burgerlijke stand te Den Haag. Hierdoor is in Nederland niet kenbaar dat [minderjarige] uit het huwelijk van partijen is geboren. De man heeft een rechtens te respecteren belang bij de verzochte voorziening. Nu partijen naar Zwitsers recht met het gezamenlijk gezag zijn belast zal de rechtbank het verzoek toewijzen als na te melden.
2.8.
Verblijfplaats
2.8.1.
De man heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw zal zijn.
De vrouw heeft zich daartegen niet verweerd.
2.8.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige. Bij gebrek aan verweer, wordt het verzoek van de man toegewezen, nu dit ook niet in strijd is met het belang van de minderjarige.
2.9.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken en de informatieregeling
2.9.1.
Beide partijen hebben verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen.
2.9.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
2.9.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de afspraken tussen partijen, zoals vastgelegd in de bij de e-mail van de man gevoegde overeenkomst met de omgangsafspraken.
De rechtbank zal deze afspraken, zoals door partijen verzocht, aanhechten en opnemen in deze beschikking.
2.10.
Onderhoudsbijdrage(n) en afwikkeling huwelijkse voorwaarden
2.10.1.
Ter zitting van 15 april 2022 zijn de verzoeken van partijen ten aanzien van de onderhoudsbijdragen en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, voor zover mogelijk, behandeld. Partijen hebben ter zitting aangegeven nog een termijn te wensen voor minnelijk overleg.
2.10.2.
De rechtbank houdt de behandeling van de resterende verzoeken daarom pro forma aan voor uitlating van partijen over de uitkomst van het overleg.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de
echtscheidinguit tussen partijen, gehuwd te Noordwijk op 17 augustus 2018;
3.2.
verklaart voor recht dat partijen het gezamenlijk gezag over voornoemde minderjarige hebben;
3.3.
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
3.4.
bepaalt dat de aangehechte overeenkomst ter zake de zorgregeling en informatieregeling deel uitmaakt van deze beschikking;
3.5.
verklaart de inhoud van deze overeenkomst voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst alle overige verzoeken met betrekking tot het gezag, de omgang en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige af;
7 bepaalt dat de behandeling omtrent de verzoeken met betrekking tot de onderhoudsbijdragen en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden wordt aangehouden tot de
pro formadatum van
16 mei 2022, in afwachting van nader bericht van partijen en houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.E. Meijer op 11 mei 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.