Op 6 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door das Amtsgericht Hamburg. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 9 september 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor de gevangenhouding niet meer kon worden verlengd.
Tijdens de openbare zitting op 23 maart 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook de garantie van de Hamburgse openbare aanklager in overweging genomen, die waarborgt dat de opgeëiste persoon, indien hij in Duitsland wordt veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan.
De rechtbank heeft de weigeringsgronden van artikel 13 OLW beoordeeld, maar oordeelde dat de argumenten van de raadsvrouw van de opgeëiste persoon onvoldoende waren om de overlevering te weigeren. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen belemmeringen waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan Duitsland voor de feiten zoals beschreven in het EAB.