ECLI:NL:RBAMS:2022:2734

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
13/751455-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor strafuitvoering in Nederland

Op 6 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 10 februari 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 4 maart 2020 door Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1985 en met de Nederlandse nationaliteit, is beschuldigd van oplichting en vervalsing van betaalmiddelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, wat betekent dat de rechtbank niet meer kan beslissen over de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.

Tijdens de openbare zitting op 23 maart 2022 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De officier van justitie heeft een garantie gegeven dat, indien de opgeëiste persoon in Duitsland wordt veroordeeld, hij zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen andere belemmeringen zijn. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751455-20
RK nummer: 21/763
Datum uitspraak: 6 april 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 februari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 maart 2020 door
das 27. Strafkammer des Landgerichts Frankurt am Main(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 maart 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. Mcgivern.
De opgeëiste persoon is telefonisch bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.P.E. Buchele te Arnhem.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 16 oktober 2019 door het
Amtsgericht Frankfurt am Mainuitgevaardigd arrestatiebevel, met dossiernummer 931 Gs – 6300 Js 205096/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder de nummers 20 en 23, te weten:

20. Oplichting

23. Vervalsing van betaalmiddelen

Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Onschuldverweer

De raadsman heeft namens de opgeëiste persoon aangevoerd dat hij van een man de opdracht heeft gekregen een auto te huren en met dat doel van die man drie creditcards heeft gekregen.
De opgeëiste persoon was te goeder te trouw en heeft de creditcards niet vervalst en
heeft zich derhalve niet schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting, zoals omschreven in het EAB.
De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon met dit verweer niet ter zitting heeft aangetoond onmogelijk het feit te kunnen hebben gepleegd. De onschuldbewering kan reeds om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering. Het door de verdediging gevoerde verweer kan tijdens de justitiële procedure in Duitsland worden gevoerd.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Officier van Justitie van het Openbaar Ministerie te Frankfurt am Mainheeft de volgende garantie gegeven:
“Conform artikel 5 cijfer 3 van het Kaderbesluit over het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten wordt gegarandeerd dat de betreffende persoon na gehoor door de rechter weer aan Nederland wordt overgeleverd voor het uitzitten van de hem opgelegde vrijheidsstraf of de tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
das 27. Strafkammer des Landgerichts Frankurt am Main(Duitsland) voor het feit zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.