4.3Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het bedrag van € 8.000, -
Het door de raadsman genoemde bedrag van € 8.000, - is door de officier van justitie weliswaar meegenomen bij het te schatten wederrechtelijk verkregen voordeel, maar wel in mindering gebracht op de betalingsverplichting vanwege de verbeurverklaring van de Volkswagen Golf in de strafzaak. De rechtbank deelt dat standpunt van de officier van justitie en verwerpt dan ook het verweer van de raadsman. Nadere bespreking van het verweer laat de rechtbank achterwege, omdat de raadsman daar materieel gezien geen belang bij heeft. [veroordeelde] hoeft dat bedrag immers niet aan de Staat te betalen, nu het in mindering zal worden gebracht op de betalingsverplichting, hetgeen overeenkomt met het subsidiaire standpunt van de raadsman.
Ten aanzien van het bedrag van € 21.000, -
Met het oog op het door de raadsman genoemde bedrag van € 21.000, -, dat in de berekening in het Rapport is meegenomen als contante uitgave van [veroordeelde] voor de aanschaf van de twee onder [veroordeelde] in de strafzaak in beslag genomen Rolex horloges (hierna: de horloges), is het volgende van belang.
De rechtbank heeft verdachte in de strafzaak vrijgesproken van witwassen van de horloges met de volgende overweging:
“Verdachte heeft verklaard dat de twee Rolex horloges van zijn zwager [naam] zijn en dat hij deze voor [naam] zou verkopen voor een goede prijs. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor deze goederen een op voorhand niet onaannemelijke verklaring heeft gegeven die niet door de inhoud van de gehanteerde bewijsmiddelen wordt weerlegd. Verdachte zal van dit specifieke onderdeel van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.”
Verder heeft de rechtbank in de strafzaak in het kader van de te nemen beslagbeslissing ten aanzien van de horloges het volgende overwogen:
“De onder nummers 2 en 3 in beslag genomen voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, niet zijnde verdachte.”
De rechtbank heeft het eigendomsrecht van de horloges in de strafzaak dus niet toegeschreven aan [veroordeelde] en uitdrukkelijk bepaald dat de horloges niet voor hem worden bewaard.
[naam] heeft een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend, dat ertoe strekte dat het beslag op de horloges zou worden opgeheven en dat deze horloges aan [naam] als rechthebbende daarvan zouden worden teruggegeven. Dit klaagschrift is door het gerechtshof Amsterdam bij beschikking van 23 juni 2020 ongegrond verklaard. Het gerechtshof heeft onder meer overwogen:
“De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Hetgeen klager daartoe heeft aangevoerd is onvoldoende. In eerste instantie heeft klager verklaard dat hij de horloges via de website chrono24.nl heeft gekocht. Nadat enig onderzoek is gedaan door het openbaar ministerie, heeft klager zijn standpunt gewijzigd. Thans verklaart klager de horloges te hebben gekocht bij de Nederlandse handelaar [naam handelaar] , naar wie hij na vruchteloze contacten met een horlogehandelaar via chrono24.nl, zou zijn doorverwezen. Deze tournure maakt zijn verklaring ongeloofwaardig. De overgelegde facturen gedateerd in 2017 en 2018 zijn bovendien geen originele facturen; deze zijn eerst de week voor de raadkamerzitting van 9 juni 2020 door [naam handelaar] opgemaakt omdat, aldus klager, hij de werkelijke facturen in zijn eigen administratie niet op tijd kon vinden.
Op de gronden aangevoerd door de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat klager op grond van het door hem gestelde en aangevoerde niet redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het hof voegt daaraan toe dat op het kopie van de twee kaartjes - waarvan klager stelt dat het eigendomsbewijzen zijn - niet de naam van klager staat te lezen, reden te meer waarom het hof weinig (bewijs)waarde aan deze kaartjes hecht.”
Het gerechtshof Amsterdam heeft het gestelde eigendomsrecht van de horloges dus niet toegeschreven aan [naam] .
[veroordeelde] heeft in deze ontnemingszaak herhaald dat de horloges niet van hem, maar van [naam] zijn en [naam] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat de horloges van hem zijn.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [veroordeelde] dat de horloges van [naam] zijn niet wordt ondersteund door de beslissing van het gerechtshof. Dat het [naam] via de klaagschriftprocedure niet is gelukt om als rechthebbende ten aanzien van de horloges te worden aangemerkt, doet immers afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [veroordeelde] . Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding in deze ontnemingszaak anders te oordelen over de verklaring van [veroordeelde] dan is gedaan door de rechtbank in de strafzaak. De rechtbank acht de verklaring van [veroordeelde] niet geloofwaardig. Gelet hierop en nu de horloges destijds in de woning van [veroordeelde] zijn aangetroffen waarbij één in een tas waarin zich ook een groot geldbedrag bevond dat in beslag is genomen en dat deel uitmaakt van het hiervoor genoemde bedrag van € 802.620,-, acht de rechtbank het aannemelijk dat de horloges wel van [veroordeelde] zijn.
Het voorgaande maakt dat het bedrag van € 21.000, -, in de berekening in het Rapport terecht is meegenomen als contante uitgave van [veroordeelde] voor de aanschaf van de horloges en dus niet in mindering hoeft te worden gebracht op het door de officier van justitie geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ten aanzien van het bedrag van € 50.000, -
De rechtbank zal het door de raadsman genoemde bedrag van € 50.000, - in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is ten onrechte als (illegale) contante uitgave van [veroordeelde] meegenomen in de berekening in het Rapport. Dat [veroordeelde] dit bedrag contant heeft gegeven aan [naam] ten behoeve van een
loan backconstructie is namelijk onvoldoende aannemelijk geworden in het Rapport. De onderbouwing is speculatief. Bovendien hebben zowel [veroordeelde] als [naam] verklaard dat [naam] een bedrag van € 50.000, - aan [veroordeelde] had geleend. Uit de stukken blijkt verder dat [naam] over een dergelijk groot bedrag kon beschikken en dat hij een bedrag van € 50.000, - had overgemaakt van zijn spaarrekening op de dag van de overboeking van het bedrag naar [veroordeelde] .
Slotsom
De rechtbank zal gelet op het voorgaande € 50.000, - in mindering brengen op het door de officier van justitie geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel (€ 912.859,20).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [veroordeelde] door middel van voornoemde strafbare feiten voordeel verkregen dat de rechtbank schat op € 862.859,20.
De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in een aanvulling op het verkort vonnis opgenomen . Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.