ECLI:NL:RBAMS:2022:2671

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
1332511321
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing met een mes in Amsterdam

Op 11 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing. De verdachte, geboren in 1983 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, werd ervan beschuldigd op 2 december 2021 in Amstelveen een poging te hebben gedaan om geld af te persen van een caissière bij een servicebalie van een bedrijf. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. N. Neij, de vordering gedaan, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. B.C.M. Sprenger, hun verweer voerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging omvatte het dreigen met een mes en het eisen van geld van de caissière. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling aanwezig was. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de verdachte handelde uit een schreeuw om hulp. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot afpersing, maar sprak hem vrij van de poging tot diefstal met geweld.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de impact op de caissière en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier weken op, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde zes maanden, en nam daarbij de psychische toestand van de verdachte in overweging. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-325113-21
Datum uitspraak: 11 maart 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1983,
wonende op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in ‘ [penitentiaire inrichting] ’ te [plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Neij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.C.M. Sprenger, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 december 2021 te Amstelveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] , te dwingen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
- naar de servicebalie van de [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 2] is gegaan en/of
- ( bij die servicebalie) (tegen [slachtoffer] ) heeft geroepen: "give me money, give me money now!" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een mes tevoorschijn heeft gehaald en/of een mes in zijn (rechter)hand heeft gehouden en/of
- met dat mes, steekbewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of
- ( daarbij)(nogmaals) heeft geroepen: "Give me money now, give me 500, give me money!" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit, omdat verdachte het feit heeft gepleegd als schreeuw om hulp zodat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening (dan wel wederrechtelijke bevoordeling) ontbreekt.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft verklaard en ter terechtzitting herhaald dat hij, wanneer hem geld zou zijn gegeven, daarmee naar buiten zou zijn gelopen. Daarmee is het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling, te weten de afgifte van geld door de caissière, en aldus de in het tweede deel van de cumulatief-alternatieve tenlastelegging ten laste gelegde poging tot afpersing, bewezen.
4.2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het tweede deel van de cumulatief-alternatieve tenlastelegging:
op 2 december 2021 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] , te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, dat aan [bedrijf 1] , toebehoorde
- naar de servicebalie van de [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 2] is gegaan en
- bij die servicebalie tegen [slachtoffer] heeft geroepen: "give me money, give me money now!" en
- een mes tevoorschijn heeft gehaald en een mes in zijn rechterhand heeft gehouden en
- met dat mes, steekbewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en
- daarbij heeft geroepen: "Give me money now, give me 500, give me money!"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Omdat de rechtbank de feiten kwalificeert als een poging tot afpersing, zal zij verdachte vrijspreken van de poging diefstal met geweld.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de poging tot afpersing zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Het met een mes in de hand schreeuwen om geld tegen de caissière, waarbij hij stekende bewegingen maakte, heeft grote impact op deze caissière gehad. Verdachte heeft haar daarmee de stuipen op het lijf gejaagd. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van een dergelijke bedreigende ervaring lang kunnen doorwerken, ook bij personen die hiervan getuige zijn geweest. Verdachte heeft gezegd dat hij het feit pleegde omdat hij hulp zocht. Het zoeken van hulp gaat niet samen met het plegen van ernstige strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte te ernstig is om af te doen met een taakstraf, zoals door de raadsman van verdachte voorgesteld.
De rechtbank houdt wel rekening met het rapport van de psychiater van 1 maart 2022, waarin wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt ook rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 februari 2022, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en acht een gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het eerste deel van de cumulatief-alternatieve tenlastelegging, te weten de poging tot diefstal met geweld, niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder het tweede deel van de cumulatief-alternatieve tenlastelegging ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het tweede deel van de cumulatief-alternatieve tenlastelegging:
poging tot afpersing.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2022.