ECLI:NL:RBAMS:2022:2668

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9664165 \ CV EXPL 22-1779
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst met belangenafweging voor minderjarige kinderen

In deze zaak vorderde de stichting Woningstichting Rochdale ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, die een huurachterstand had van ruim 2900 euro. De gedaagde, die in persoon verscheen en werd bijgestaan door een schuldhulpverlener, erkende de huurachterstand maar voerde aan dat haar financiële problemen waren verergerd door beslaglegging op haar Wajonguitkering. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 13 april 2022 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er sprake was van een huurachterstand en een eerdere veroordeling, de belangen van de minderjarige kinderen van de gedaagde zwaar wogen. De rechter stelde vast dat de ontruiming van de woning niet alleen de gedaagde, maar ook haar kinderen ernstig zou treffen. De rechter verwees naar het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het Kind, dat stelt dat de belangen van het kind voorop moeten staan bij alle maatregelen die hen aangaan.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming afgewezen, maar de gedaagde werd wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 2.970,97, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken op 13 mei 2022 door mr. E. Pennink, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9664165 \ CV EXPL 22-1779
vonnis van: 13 mei 2022

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting WONINGSTICHTING ROCHDALE,

gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen: Rochdale,
gemachtigde: GGN Mastering Credit Rotterdam,
t e g e n :

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 14 januari 2022, met producties;
- antwoord, met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 april 2022. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn namens Rochdale nog stukken ingediend. Voor Rochdale is namens haar gemachtigde de heer M.T.O. Bakker verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door haar schuldhulpverlener de heer [naam 1] . Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Rochdale verhuurt sedert 7 december 2012 aan [gedaagde] de woning aan de [adres] , hierna de woning, waarvan de maandelijkse huur thans € 694,64 per maand bedraagt.
1.2.
Bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 26 maart 2021 (CV EXPL 20-16326) is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 2.661,45, vermeerderd met nakosten, waarin een huurachterstand tot en met maart 2021 van € 1.530,69 was begrepen. In het vonnis is opgenomen dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] naast de lopende huurpenningen € 325,00 per maand zal aflossen.
1.3.
[gedaagde] heeft een Wajonguitkering. Zij heeft meerdere schulden en op haar uitkering ligt beslag.
1.4.
Op 24 september 2021 heeft de gemachtigde van Rochdale executoriaal beslag gelegd uit hoofde van het vonnis van 21 maart 2021 voor € 2.741,31.
1.5.
Bij brief van 10 december 2021 heeft de gemachtigde van Rochdale aan [gedaagde] een overzicht verzonden van bij de gemachtigde bekende openstaande schulden tot een bedrag, inclusief kosten van € 6.956,27. Uit dat overzicht blijkt dat er betalingen worden gedaan die in mindering strekken op de schulden.
1.6.
Bij e-mail van 31 december 2021 heeft [naam 1] aan de gemachtigde bericht, voor zover hier van belang:

Mw. [gedaagde] heeft mij de informatie toegestuurd waarmee ik een overzicht van de huidige financiële situatie heb kunnen maken. Het budgetoverzicht hiervan is aan deze mail toegevoegd met de stukken waarop ik dit gebaseerd heb. (…) Deze situatie biedt onvoldoende ruimte om u een betalingsregeling aan te kunnen bieden. Daarvoor zal er eerst meer stabiliteit moeten komen. (..)”
1.7.
[gedaagde] heeft twee minderjarige kinderen in de leeftijd van 12 en 7 jaar, waarvan de jongste thuis woont en de oudste in een gezinshuis. De oudste komt éénmaal per maand in het weekend thuis.
1.8.
Op 24 januari 2022, 24 februari 2022 en 24 maart 2022 heeft [gedaagde] € 695,00 aan huur voldaan.

Vordering

2. Rochdale vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Voorts vordert Rochdale veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.236,63 vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.970,97 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de betaling. Daarnaast vordert Rochdale veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 694,64 vanaf februari 2022 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst en € 694,64 ter zake van schadevergoeding voor iedere maand dat [gedaagde] na ontbinding de woning in gebruik heeft, alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding. Rochdale stelt daartoe dat [gedaagde] niet steeds tijdig en volledig de huur heeft betaald. Nu er al een eerdere veroordeling is, is sprake van herhaalde wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] die de gevorderde ontbinding en ontruiming rechtvaardigt, aldus Rochdale.

Verweer

3. [gedaagde] heeft de huurachterstand niet bestreden, maar voert aan dat de problemen acuut zijn geworden toen er beslag werd gelegd op haar Wajonguitkering waarbij de beslagvrije voet niet werd gerespecteerd en zij maar € 500,00 per maand overhield. De deurwaarder heeft weliswaar gezorgd dat het geld wat onder de beslagvrije voet hoort te vallen terug is gekomen, maar het was niet voldoende om de huur te voldoen. Zij heeft zich tot een schuldhulpverlener gewend die haar helpt met de schulden. Zij wil er alles aan doen om ontruiming te voorkomen, omdat zij voor haar twee kinderen anders geen woning heeft. De omgangsregeling met de oudste komt in dat geval ook tot stilstand. Zij betaalt de lopende huur.

Beoordeling

Huurachterstand
4. De door Rochdale bij gelegenheid van de dagvaarding en de mondelinge behandeling overgelegde specificatie van de huurachterstand is door [gedaagde] onvoldoende bestreden en evenmin is gebleken van andere betalingen van of namens [gedaagde] dan die waardoor door Rochdale in die specificaties rekening is gehouden, zodat vast staat dat de huurachterstand over de periode september 2021 tot en met maart 2022 thans € 2.970,97 bedraagt. Voor zover [gedaagde] nog bij gelegenheid van haar mondelinge antwoord heeft opgemerkt dat in januari 2022 huur is betaald, is deze betaling in dit overzicht verwerkt aan terecht door Rochdale aan februari 2022 toegerekend, nu huurbetaling bij vooruitbetaling dienen plaats te vinden.
De buitengerechtelijke kosten
5. Rochdale baseert de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke kosten op de bij de dagvaarding gevoegde brief van 21 oktober 2021 waarin zij [gedaagde] heeft aangemaand om binnen veertien dagen na ontvangst van deze brief de huurachterstand van € 1.387,05 te betalen. Onbestreden is echter gebleven dat [gedaagde] door toedoen van de deurwaarder op basis van het beslag van 24 september 2021 niet meer over haar beslagvrije voet kon beschikken. Onder die omstandigheden is het in dit geding vorderen van buitengerechtelijke kosten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te achten. Dat [gedaagde] dit teveel ingehouden bedrag later weer terug heeft gekregen maakt dat niet anders, nu niet gebleken is dat dit binnen de termijn van de veertien dagen die in de brief genoemd is het geval is geweest.
Ontbinding en ontruiming
6. De ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning wordt afgewezen. Weliswaar is er een huurachterstand en is er een eerder veroordelend vonnis, zodat sprake is van een herhaalde wanprestatie, daarmee is het belang van Rochdale bij de gevorderde ontbinding en ontruiming nog niet doorslaggevend. Onbetwist is dat de kinderen van [gedaagde] een groot belang hebben bij het gebruik van de woning als thuisbasis en de voortzetting hiervan mede gelet op hun school en sociale omgeving. Onbestreden is voorts gebleven dat de jongste in geval van ontruiming op straat zal komen te staan en voor de oudste de maandelijkse omgangsregeling en contacten met zijn moeder daardoor ernstig bemoeilijkt zullen worden. Ontruiming zal derhalve niet alleen [gedaagde] maar ook in zeer ernstige mate haar kinderen treffen. Artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het Kind (20-11-1989, Trb,. 1990,170) luidt: “Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.” Dat Rochdale, die als sociale verhuurder wordt aangemerkt en mede als particuliere instelling voor maatschappelijk welzijn kan worden beschouwd, bij het indienen van onderhavige dagvaarding het belang van de kinderen op enigerlei wijze in de besluitvorming heeft meegenomen, is gesteld noch gebleken. Ook in dit geding heeft Rochdale hieromtrent niets naar voren gebracht. Onder deze omstandigheden leidt dit tot het oordeel dat de vordering tot ontbinding en ontruiming in dit geval moet worden afgewezen, gelet op de belangen van de kinderen van [gedaagde] , mede in het licht van de omstandigheid dat als enige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst de huurachterstand heeft te gelden. Daarbij wordt ook nog in aanmerking genomen dat [gedaagde] thans de lopende huur stipt en volledig betaalt en zich laat bijstaan door een schuldhulpverlener, waardoor Rochdale vooralsnog voldoende zekerheid heeft dat zij de huur ook in de toekomst zal blijven ontvangen. Bovendien biedt de ontruiming van de woning Rochdale op geen enkele wijze extra garantie dat zij de huurachterstand eerder betaald zal krijgen. Eerder is de verwachting dat dit ertoe zal leiden dat een eventuele schuldregeling ten behoeve van [gedaagde] nodeloos gecompliceerd en daarmee vertraagd zal worden en betaling aan Rochdale langer op zich zal laten wachten.
7. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de navolgende beslissing.
8. Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten als na te melden gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Rochdale van € 2.970,97 ter zake de huurachterstand tot en met april 2022, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2022 tot aan de voldoening;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.