Oordeel van de rechtbank
Overwegingen
Op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen is vast komen te staan dat [naam 1] en verdachte in de nacht van 16 op 17 augustus 2020 hebben overnacht in kamer [nummer] gelegen op de vierde verdieping van het Hampton by Hilton hotel in Amsterdam. Vast staat dat in deze kamer op 17 augustus 2020 brand heeft gewoed. Op het moment van de brand waren zeven van de negen kamers op de vierde verdieping verhuurd.
Forensisch onderzoek heeft aangetoond dat er geen technische oorzaak is voor het ontstaan van de brand. De brand is ontstaan op het matras in de hotelkamer, door het al dan niet achterlaten of bijbrengen van vuur. In de hotelkamer zijn geen goederen aangetroffen om brand mee te stichten, zoals een aansteker of lucifers. Door het tijdstip waarop de brand plaatsvond, de aaneengesloten bebouwing aldaar, de in het hotel aanwezige hotelgasten en personeel was er gemeen gevaar voor personen en goederen te duchten.
Op grond van het forensisch onderzoek komt de rechtbank tot de conclusie dat de brand in de hotelkamer is veroorzaakt door menselijk toedoen, namelijk door het achterlaten of bijbrengen van vuur op het matras.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte dit heeft gedaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Het staat vast dat [naam 1] de hotelkamer op 17 augustus 2020 eerder dan verdachte, om 10.28 uur, heeft verlaten. Volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting hebben verdachte en [naam 1] tot dat moment samen in en om het bed verbleven en waren er geen tekenen van brand toen [naam 1] de hotelkamer verliet. Het alternatieve scenario dat door de verdediging wordt geschetst, dat de brand mogelijk door [naam 1] zou zijn gesticht, vindt derhalve geen steun in het strafdossier noch in de verklaring van verdachte ter zitting. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Voorts staat vast dat verdachte de hotelkamer om 10.38 uur heeft verlaten. Verdachte is dus van 10.28 tot 10.38 uur als enige en als laatste in de hotelkamer aanwezig geweest, kort voordat het brandalarm in de hotelkamer om 10.40 uur af is gegaan.
Op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte de brand heeft veroorzaakt.
De rechtbank zal vervolgens de vraag moeten beantwoorden of verdachte dit opzettelijk heeft gedaan, zoals haar primair is ten laste gelegd.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. In dit verband is van belang dat verdachte niet heeft verklaard hoe de brand is ontstaan. Zij heeft verhuld wat er is gebeurd, kennelijk omdat zij niet wil dat dit aan het licht komt. Op het moment dat verdachte de kamer verliet moet er al sprake zijn geweest van brand op het matras gelet op het feit dat twee minuten na haar vertrek het brandalarm afging en om die reden kan het niet anders dan dat verdachte de brand moet hebben opgemerkt. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte de brand opzettelijk heeft gesticht. Als het een ongeluk was geweest, had het immers voor de hand gelegen dat verdachte zelf hulp had gezocht. Maar integendeel: verdachte verliet na het ontstaan van de brand de hotelkamer en liep rechtsaf de gang in. Zij keerde daarna direct om op het moment dat zij in de gang een schoonmaakster trof. Vervolgens verliet verdachte het hotel via de nooduitgang, in plaats van via de route langs de receptie die zij eerder heeft genomen. Dat hetgeen waarmee de brand is aangestoken na het ontstaan van de brand moet zijn meegenomen, duidt in het licht van voorgaande omstandigheden ook op opzet bij verdachte.
Bewezenverklaring
op 17 augustus 2020 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een hotelkamer (met kamernummer [nummer] ) in Hampton by Hilton Centre East Hotel gelegen aan de [adres hotel] ,
immers heeft verdachte toen en aldaar in die hotelkamer opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een deken, matras, bed en/of handdoek, ten gevolge waarvan die hotelkamer en de inboedel in deze hotelkamer gedeeltelijk zijn verbrand en waarbij een behoorlijke rookontwikkeling is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- de hotelkamer (met kamernummer [nummer] ) en de daarin aanwezige inboedel, en
- aangrenzende hotelkamers en de daarin aanwezige inboedel, en
- de inventaris van het hotel,
en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in dat hotel bevindende personen te duchten was;
Bewijsmiddelen met redengevende feiten en omstandigheden