Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij een plofkraak op 27 augustus 2021 in Duitsland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de betrokkenheid van haar cliënt onvoldoende duidelijk is omschreven en heeft verzocht om aanhouding voor nadere informatie. De officier van justitie heeft echter gesteld dat het EAB genoegzaam is en dat de overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank heeft overwogen dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.