7.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft met opzet brand gesticht in de badkamer van het verpleegtehuis [naam verzorgingstehuis] waar hij woonachtig was samen met nog ruim driehonderd medebewoners. Door de brand waren verschillende goederen in de badkamer zwaar beschadigd. Brandstichting is een ernstig en zeer gevaarlijk feit door de potentiële onbeheersbaarheid en onberekenbaarheid van branden. De bewoners van het verpleegtehuis hebben hierdoor groot gevaar opgelopen. Twee van hen moesten bovendien worden behandeld voor het inademen van rook. Verdachte mag van geluk spreken dat de brand door ingrijpen van een medewerker van [naam verzorgingstehuis] tijdig kon worden geblust, anders had het nog veel slechter kunnen aflopen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van 19 juli 2021 van verdachte. Hieruit blijkt dat hij recentelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict, maar niet eerder voor brandstichting.
Om meer inzicht te krijgen in de persoonlijkheid van verdachte is hij zowel psychiatrisch als psychologisch onderzocht. De door de deskundigen gestelde diagnoses zijn hiervoor al aan bod gekomen en ook is al aan de orde geweest dat de rechtbank verdachte sterk verminderd toerekenbaar vindt. Bij het bepalen van de hoogte van de straf wordt hiermee rekening gehouden.
Verder zijn zowel de psychiater als de psycholoog tot de conclusie gekomen dat bij verdachte sprake is van een hoog risico op herhaling. Dit heeft er mee te maken dat de psychose van verdachte nog niet in remissie is. Dat maakt dat sprake is van een behandelnoodzaak. Het is belangrijk dat verdachte wordt ingesteld op de juiste hoeveelheid en soort medicatie (antipsychotica en een stemmingsstabilisator/impulsremmer) zodat ook de symptomen van zijn psychose zoals wanen, opwinding, achterdocht en vijandigheid worden geremd.
De psychiater en psycholoog zijn het erover eens dat behandeling nodig is. Deze kan plaatsvinden in een beveiligde forensische kliniek. Het advies is om dit in het kader van een maatregel van TBS met voorwaarden te doen. Verdachte is nog niet erg gemotiveerd voor behandeling of medewerking met de reclassering, maar dit kader garandeert in ieder geval dat verdachte behandeling en risicomanagement niet kan ontlopen. De psychiater heeft gerapporteerd dat verdachte, als de risicotaxatie dat toelaat, na de opname in een forensische psychiatrische kliniek (FPK) naar een FPA kan doorstromen met uiteindelijk resocialisatie naar een beschermde woonvorm met begeleiding door een forensisch ACT team. De behandelcontacten van verdachte moeten expertise hebben in het management van leeftijdsgebonden lichamelijke handicaps.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 28 december 2021 dat is opgemaakt door [persoon 1] . Daarin wordt een intensief en langdurig behandeltraject geadviseerd dat tot een structurele gedragsverandering bij verdachte moet leiden.
In aanvulling op het reclasseringsadvies heeft reclasseringswerker [persoon 1] op de zitting het volgende verklaard. Verdachte kan per 24 januari 2022 worden opgenomen in FPA [naam kliniek 1] . Deze kliniek heeft een lager beveiligingsniveau dan een FPK. Hoewel allereerst een plaatsing in een FPK is geadviseerd, is het beveiligingsniveau in overleg met de behandelcoördinator in het PPC afgeschaald. Een opnameplek is niet gegarandeerd als verdachte op een andere datum dan 24 januari 2022 moet worden opgenomen. De kliniek ziet graag dat het advies om de maatregel van TBS dadelijk uitvoerbaar te verklaren wordt aangevuld met de passage dat wordt bepaald dat verdachte kan worden teruggeplaatst naar het PPC of een soortgelijke kliniek als [naam kliniek 1] , zodat van daaruit naar een andere plek voor verdachte kan worden gezocht in het geval de behandeling in de FPA [plaats] niet goed verloopt. Een FPK valt namelijk ook onder de noemer ‘soortgelijke kliniek’. Als verdachte niet meewerkt met het innemen van medicatie, heeft de kliniek dan de mogelijkheid om in te grijpen.
Psycholoog Van Huis heeft in aanvulling op haar rapport en naar aanleiding van de verklaring van reclasseringswerker [persoon 1] op de zitting het volgende verklaard. In eerste instantie is geadviseerd dat verdachte in een FPK moet worden opgenomen, gezien het risico op recidive op brandstichting als hoog werd ingeschat en verdachte wisselend gemotiveerd was om mee te werken aan een behandeling. Plaatsing in een FPK is dan het meest logische beginpunt. Uiteindelijk is het aan de reclassering en het IFZ (Indicatiestelling Forensische Zorg) om te beoordelen waar verdachte het beste geplaatst kan worden. Indien dit een FPA is, dan vindt de deskundige dit ook passend.
Psychiater [persoon 2] heeft zich hier op de zitting bij aangesloten.
Conclusie
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat het gelet op de aard van het feit passend is om verdachte een gevangenisstraf van 248 dagen op te leggen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte zal dan op 24 januari 2022 kunnen worden opgenomen in de FPA [naam kliniek 1] . Een langere gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, is niet aan de orde gelet op het feit dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is en er op 24 januari 2022 plek is voor verdachte in de kliniek. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo snel mogelijk opgenomen en behandeld kan worden in deze kliniek.
Daarnaast is het van groot belang dat verdachte behandeld wordt voor zijn psychische problematiek. De rechtbank volgt de adviezen van de psycholoog en de psychiater voor wat betreft de noodzaak om verdachte intensief en klinisch te behandelen. Zonder behandeling vindt de rechtbank de kans op recidive vanuit de ernstige psychische en psychiatrische problematiek van verdachte groot.
Zo is in het dossier te lezen dat verdachte bij [naam verzorgingstehuis] is geplaatst omdat hij al eens brand had gesticht op een andere afdeling van Stichting Cordaan waar [naam verzorgingstehuis] onderdeel van is. Ook heeft verdachte wel eens de kerstverlichting in de brand gestoken in [naam verzorgingstehuis] en hebben meer incidenten plaatsgevonden waarbij verdachte agressief was. Mede gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een hoog recidiverisico (ook al heeft de verdachte geen strafblad met betrekking tot brandstichting). Daarom is het noodzakelijk dat verdachte in een forensisch kader wordt behandeld zodat er, naast het behandelen van de stoornis zelf, ook genoeg aandacht in de behandeling is voor het voorkomen van recidive.
De verdediging heeft erop gewezen dat geen sprake is van een psychose en dat daarom het recidiverisico lager is. Verdachte is eerder in behandeling geweest bij een andere psychiater (meergenoemde Jacbos) en die komt niet tot de conclusie dat sprake is van een psychose. De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging en wijst erop dat Jacobs als informant is gehoord bij de onderzoeken van de deskundigen. Jacobs heeft verdachte voor het laatst gezien in 2017 en kan dus geen actueel beeld van verdachte schetsen. Bovendien heeft Jacobs destijds geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis op basis waarvan hij psychotisch kan worden onder stress. Deze conclusie ligt in lijn met die van de deskundigen die over verdachte hebben gerapporteerd en meldt nadrukkelijk dat verdachte psychotisch kan worden.
TBS
De rechtbank is van oordeel dat aan alle voorwaarden voor het opleggen van TBS is voldaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig delict, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Bovendien is bij verdachte een psychische stoornis vastgesteld waarvoor hij behandeld moet worden. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen vereist dat de behandeling van verdachte plaatsvindt in het kader van de maatregel van TBS.
Aan de maatregel zullen de voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 28 december 2021, die hierna worden weergegeven in het dictum van dit vonnis. De rechtbank vindt dat de maatregel van TBS met voorwaarden, gelet op de ernst van het feit en de ernst van het ziektebeeld van verdachte onder invloed waarvan het feit is begaan, met voldoende waarborgen met betrekking tot de beveiliging van de samenleving is omkleed.
De maatregel brengt met zich dat als verdachte de door de rechtbank gestelde voorwaarden niet naleeft of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat eist, de maatregel kan worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Niet gemaximeerde TBSMet het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht (Sr), stelt de rechtbank vast dat het in dit geval gaat om een feit dat een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot vier jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal, op grond van artikel 38 lid 7 Sr, de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden bevelen zodat direct kan worden overgegaan tot de uitvoering van de voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte, als hij niet wordt behandeld, weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat verdachte – voor het geval de behandeling in de FPA [naam kliniek 1] niet goed verloopt – kan worden teruggeplaatst naar het PPC of een soortgelijke kliniek als [naam kliniek 1] , of een FPK of soortgelijke instelling, zodat van daaruit naar een andere plek voor verdachte kan worden gezocht.