ECLI:NL:RBAMS:2022:2648

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
13/040411-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Litouwen op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 24 februari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Litouwen en thans gedetineerd in Nederland, heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn en werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A.A. Scholtmeijer.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB beoordeeld. Het EAB, uitgevaardigd op 28 oktober 2021, betreft een strafrechtelijk onderzoek naar internetfraude gepleegd op 7 mei en 4 juni 2012 in Vilnius. De rechtbank oordeelde dat de omschrijving van de feiten in het EAB voldoende duidelijk was om de overlevering te rechtvaardigen. De raadsman had aangevoerd dat de feiten onduidelijk waren, maar de rechtbank verwierp dit verweer.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren. De opgeëiste persoon had niet aangetoond onschuldig te zijn, wat ook niet leidde tot een weigering van de overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen, zoals artikel 2, 5 en 7 van de OLW, zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. M.M.L.A.T. Doll en J.H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier V.J.G. van der Want.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/040411-22
RK nummer: 22/1007
Datum uitspraak: 12 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 oktober 2021 door de
Prosecutor General's Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 april 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon heeft op 28 april 2022 afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
arrest warrant: Ruling issued on 21 December 2018
by Vilnius(Litouwen)
City District Court to impose constraint measure of arrest upon [opgeëiste persoon] (pre-trial investigation case No. 02-2-00159-16).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Litouws recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
Zakelijk weergegeven is door de raadsman aangevoerd dat de omschrijving van het feitencomplex zo onduidelijk is, dat het moeilijk is om de dubbele strafbaarheid te toetsen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat de stukken van het EAB genoegzaam zijn, nu de informatie voldoende is om het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de omschrijving in het EAB voldoende duidelijk waarvoor de overlevering wordt verzocht. Uit het EAB blijkt namelijk dat de overlevering wordt verzocht voor 8 strafbare feiten die zien op het begaan van internetfraude op 7 mei 2012 en 4 juni 2012 in Vilnius (Litouwen). De rechtbank acht de in het EAB opgenomen feitsomschrijving genoegzaam. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 11, 20 en 23, te weten:
-
informaticacriminaliteit;
-
oplichting;
-
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Litouwen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft “
Unlawfully initiated financial transactions by use of data of the means of identification of the user of electronic means of payment of another” afzonderlijk vermeld in onderdeel e van het EAB. De rechtbank gaat er daarmee vanuit dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het bijbehorende feit kennelijk niet heeft willen scharen onder één van de hiervoor genoemde feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, maar als feit ten aanzien waarvan de dubbele strafbaarheid moet worden getoetst. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
oplichting.

5.Onschuldverweer

De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon de feiten zoals omschreven in het EAB niet heeft begaan.
De rechtbank stelt vast dat met hetgeen namens de opgeëiste persoon is aangevoerd, zijn onschuld niet tijdens het onderzoek ter zitting is aangetoond. De onschuldbewering kan alleen al om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Prosecutor General's Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.