5.5De kinderrechter komt tot het volgende oordeel. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zal worden verlengd tot 12 februari 2023, met inachtneming van rechtsoverweging 5.3. Ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zal de bij beschikking van
14 maart 2012 bepaalde vakantie- en feestdagenregeling en de bij beschikking van
22 december 2020 bepaalde zorgregeling worden gewijzigd. Dit betekent dat voor [minderjarige 3] niets zal veranderen. Voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] betekent dit dat zij hun vaste verblijfplek houden bij de moeder en omgang met de vader zullen hebben als zij dat zelf willen. Hopelijk zal de rust die volgens de moeder nu al enigszins is wedergekeerd, omdat [minderjarige 2] niet meer verplicht naar de vader gaat, stabieler en bestendigd worden en zal de omgang op termijn weer kunnen worden opgebouwd. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben aangegeven dat zij bijvoorbeeld op de zaterdagen naar de vader willen gaan om dan met zijn allen een (mid)dagje door te brengen. Het is goed om daarmee te beginnen en van daaruit te werken aan de onderlinge verhoudingen.
De beslissing
De kinderrechter:
in de zaak met nummer C/13/715055 / JE RK 22-192 (ots):
- verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] tot
12 februari 2023;
in de zaak met nummer C/13/715232 / FA RK 22/1686 (omgang)
- wijzigt de eerder in de beschikking van 14 maart 2012 en 22 december 2020 bepaalde zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , in die zin dat de zorgregeling waarbij de omgang met de vader is bepaald, voor hen komt te vervallen;
- bepaalt dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] vanaf heden zelf bepalen op welke wijze zij contact en omgang met de vader hebben;
- wijst meer of anders verzochte af;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.K. Mireku kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. P.J. Penders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam