ECLI:NL:RBAMS:2022:2634

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
C/13/715055 / JE RK 22-192
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging omgangsregeling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 april 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de wijziging van de omgangsregeling voor drie minderjarigen, geboren uit een relatie die in oktober 2010 is beëindigd. De minderjarigen zijn [minderjarige 1], geboren in 2009, [minderjarige 2], geboren in 2007, en [minderjarige 3], geboren in 2005. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 11 november 2019 en is verlengd tot 11 mei 2022. De gezinsvoogdijinstantie (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor negen maanden en om wijziging van de omgangsregeling, zodat de kinderen zelf kunnen bepalen hoe zij contact met hun vader willen onderhouden. De vader heeft geen bezwaar tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen het verzoek om de kinderen zelf de omgang te laten bepalen, omdat hij vindt dat zij daarvoor nog te jong zijn.

De moeder steunt de verzoeken van de GI en heeft gemerkt dat de situatie thuis rustiger is sinds [minderjarige 2] niet meer naar de vader gaat. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook gepleit voor verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat er nog steeds een bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen zich in een complexe situatie bevinden en dat de vader onvoldoende aansluit bij hun behoeften. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 12 februari 2023 en de omgangsregeling te wijzigen, zodat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zelf kunnen bepalen hoe zij contact met hun vader hebben. De kinderrechter benadrukt dat het belangrijk is dat de vader beter aansluit bij de behoeften van de kinderen en dat er een kindbehartiger wordt benoemd om hen te ondersteunen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/715055 / JE RK 22-192 (ots)
C/13/715232 / FA RK 22-1686 (omgang)
Beschikking van 22 april 2022 betreffende verzoek verlenging ondertoezichtstelling en wijziging omgangsregeling
in de zaak van
JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM, hierna te noemen
de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1]
,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.M. Wigman te Den Haag.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de GI ontvangen op 14 maart 2022, ten aanzien van het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling;
  • het verzoekschrift van de GI ontvangen op 14 maart 2022, ten aanzien van het verzoek om wijziging van de omgangsregeling, subsidiair het benoemen van een bijzonder curator en opschorten van de vakantieregeling
  • het verweerschrift van de vader ontvangen op 15 april 2022.
1.2.
De zaken zijn gevoegd behandeld tijdens de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 19 april 2022. Verschenen zijn: de moeder, de vader met zijn advocaat, namens de GI mevrouw [naam 1] en namens de Raad mevrouw [naam 2] .
1.3.
De minderjarigen [minderjarige 3] en [minderjarige 2] zijn afzonderlijk door de kinderrechter op
19 april 2022 gehoord. [minderjarige 1] heeft de kinderrechter twee brieven geschreven.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben ongeveer tien jaar een affectieve relatie gehad en zijn in oktober 2010 uit elkaar gegaan. Uit de relatie zijn [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] geboren. In de afgelopen jaren zijn diverse omgangsregelingen – al dan niet met tussenkomst van een rechter – vastgesteld. Op 11 november 2019 zijn de kinderen onder toezicht gesteld de GI. Deze maatregel is verlengd tot 11 mei 2022.
2.2
Bij de laatste beschikking van 7 juli 2021 is voor zover nu van belang de vakantieregeling, waarbij de vader [minderjarige 2] en [minderjarige 1] gedurende de helft van de vakanties bij zich mag hebben, opgeschort tot en met 31 december 2021 en het verzoek van de GI tot het benoemen van een bijzonder curator afgewezen.
2.3
De huidige vastgelegde zorgregeling is dan ook als volgt: [minderjarige 3] verblijft op basis van een co-ouderschapsregeling afwisselend bij de ouders, waarbij de vakantie en feestdagen bij helfte zijn verdeeld. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verblijven grotendeels bij de moeder, waarbij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] eens in de twee weken een weekend bij de vader zullen zijn van vrijdagmiddag 12.00 uur (of na school) tot zondagavond 20.00 uur.
2.4
[minderjarige 3] en [minderjarige 1] verblijven conform de vastgestelde regeling bij de ouders. [minderjarige 2] wil niet meer naar de vader en gaat daar al een tijdje niet meer naar toe. Zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] hebben aangeven dat zij bij de vader willen verblijven, maar dan wel op hun eigen manier en op de momenten dat zij dat zelf prettig vinden.

3.De verzoeken en het verweer

3.1
De GI heeft in de zaak die ziet op de ondertoezichtstelling verzocht om deze ten aanzien van [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te verlengen voor de duur van negen maanden. In de zaak die ziet op het wijzigen van de omgangsregeling heeft de GI verzocht de zorgregeling van [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te wijzigen, in die zin dat dat huidige zorgregelingen met de vader wordt stopgezet en dat de kinderen zelf kunnen bepalen welke omgang zij met de vader hebben. Subsidiair heeft de GI in die zaak verzocht om benoeming van een bijzonder curator gericht op de vakantie- en omgangsregeling en voorts om opschorting van de vakantieregeling bij de vader voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.2
De vader heeft geen bezwaar tegen verlenging van de ondertoezichtstelling voor zes of negen maanden, maar dan moet er wel hulp ingezet worden. Dat is tot op heden onvoldoende gebeurd. De vader verzet zich tegen het verzoek van de GI om de kinderen zelf de omvang van de zorgregeling te laten bepalen. De kinderen zijn daarvoor nog te jong. Op deze manier worden zij onnodig belast en het brengt de kinderen in een loyaliteitsconflict. Het is aan de GI om de volledige verantwoordelijkheid ten aanzien van de omgangsregeling te nemen. Daarnaast wil [minderjarige 3] geen andere zorgregeling en met [minderjarige 1] zijn geen problemen in de omgang en contact. Wat [minderjarige 2] betreft, zou het volgens de vader helpen als hij – eventueel met opa van moederszijde erbij – een goed gesprek voert met [minderjarige 2] . In elk geval wil de vader dat ook [minderjarige 2] zich houdt aan de huidige zorgregeling. De vader is het eens met het subsidiaire verzoek van de GI om een bijzonder curator te benoemen, en dan in het bijzonder Ine Vosbergen.
3.3
De moeder staat achter de verzoeken van de GI. De moeder heeft de kinderen altijd gestimuleerd om naar de vader te gaan, maar de laatste tijd weigert [minderjarige 2] . Sinds [minderjarige 2] niet meer naar de vader gaat, merkt de moeder dat er meer rust is gekomen thuis en dat bij [minderjarige 2] minder stress is.

4.Het standpunt van de Raad tijdens de mondelinge behandeling

De Raad heeft naar voren gebracht dat de situatie ingewikkeld is, maar dat wordt aangesloten bij de verzoeken van de GI. Verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig, omdat nog steeds sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen. De Raad ziet dat de vader onvoldoende aansluit bij de behoeften van de kinderen. Als bijvoorbeeld [minderjarige 2] op een afgesproken dag niet komt, dan moet hij van de vader die dag inhalen. Ook uit de vader zich negatief over de moeder naar de kinderen. De weerstand van de kinderen wordt op deze manier alleen maar groter. Er moet daarom regie worden gevoerd ten aanzien van de zorgregeling in het kader van de ondertoezichtstelling. Daarnaast is het belangrijk dat een kindbehartiger voor elk van de kinderen wordt benoemd. Dit is een neutrale derde die zich niet in de procedure mengt. Ook daarvoor is verlenging van de ondertoezichtstelling nodig. Het is invoelbaar dat de jongste twee kinderen belemmeringen voelen in het contact met de vader. Het is de verantwoordelijkheid van de vader om daarmee adequaat aan de slag te gaan. Er wordt nu een beroep gedaan op de loyaliteit van de kinderen en op die manier kunnen zij klem komen te zitten tussen hun ouders. In dit specifieke geval, moeten de kinderen dan ook vrij worden gelaten om zelf het contact met de vader vorm te geven, onder toezicht van de GI en met ondersteuning van een kindbehartiger. Het zou wenselijk zijn als de vader open zou staan voor hulpverlening zodat het contact met de kinderen soepeler gaat verlopen. De vader kan desgewenst zelf hulp inschakelen, maar enige terugkoppeling naar de GI is daarbij wel nodig.

5.De beoordeling

5.1
Ten tijde van de beschikking van 7 juli 2021 was duidelijk geworden dat de kinderen zich al geruime tijd in een ingewikkelde en belastende situatie bevinden. Dat is helaas niet veranderd. [minderjarige 3] zegt het co-ouderschap nog steeds prima te vinden, [minderjarige 2] heeft op dit moment geen behoefte aan vastgelegd contact met de vader en [minderjarige 1] wil wel contact maar op zijn eigen manier. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] willen beiden in elk geval voorlopig niet logeren bij de vader en niet met hem op vakantie. De kinderrechter vindt het zorgelijk dat de situatie met de vader steeds meer tussen de broers in is komen te staan.
5.2
Hulpverlening van de door de kinderrechter geopperde deskundige Heleen Koppejan is niet gelukt. Uiteindelijk is de GI doorverwezen naar Arkin, maar dat traject is al geprobeerd en niet gelukt. In een mailbericht van 7 februari 2022 van Arkin staat:

de module is gecontraindiceerd als er duidelijke aanwijzingen zijn dat er een gegronde reden of aannemelijke reden is voor de weerstand van de kinderen om contact te hebben met de betreffende ouder-zonder-contact. Dat wil zeggen: wanneer sprake is van een situatie waarin het kind een gegronde reden of aannemelijke reden heeft om het contact af te wijzen, omdat dat het kind dermate negatieve ervaringen met de ouder heeft opgedaan dat het invoelbaar en navolgbaar is dat het kind het contact met de ouder afwijst, is de module [Contact Herstel] niet geïndiceerd en mogelijk zelfs schadelijk voor de kinderen.
Vanuit het eerder gevolgde traject bij Arkin, een parallelprogramma Kinderen uit de Knel, hebben wij het volgende geconcludeerd. We verwijzen naar een eerdere verslaglegging dd 7-12-2020, waarin wij het volgende rapporteerden aan JBRA. […] Onze inschatting is dat geen sprake is van strijd, maar van een situatie waarin het gedrag van de vader voor de moeder niet goed te begrijpen is waardoor het voor haar lastig is passende reacties te bepalen.
Advies: wij denken niet dat het zinvol is verdere pogingen te ondernemen om langs therapeutische weg verbetering van communicatie tussen de ouders te bewerkstelligen. […]
Vanuit de situatie zoals hierboven weergegeven zien wij geen indicatie voor deelname aan de module Contactherstel, omdat er voldoende gronden zijn om aan te nemen dat het contact door de kinderen wordt afgewezen met een invoelbare en aannemelijke reden. […]
5.3
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en zal het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden dan ook toewijzen. Het is in de praktijk lastig gebleken om aan de vastgestelde doelen [1] te werken, terwijl de zorgen over de kinderen er nog steeds zijn. Noodzakelijk is dat voor de kinderen een kindbehartiger wordt benoemd, die hen – waar gewenst door de kinderen – kan bijstaan en een luisterend oor kan bieden. De GI dient hierin het voortouw te nemen en op zoek te gaan naar geschikte kandidaten. Tegelijkertijd is het noodzakelijk dat de vader een manier vindt om beter aan te sluiten bij de behoeftes van de kinderen en dat hij inzicht krijgt in wat hij kan doen om de ontstane weerstand bij de jongste broers te verminderen. Het staat de vader vrij om een eigen hulpverlener in te schakelen, maar hij zal een manier moeten vinden om de GI hierin te betrekken. Daarna(ast) is nodig dat regie wordt gevoerd ten aanzien van de zorgregeling door de GI. Ook de moeder heeft naar voren gebracht dat zij hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling belangrijk vindt. De kinderrechter ziet geen aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te stellen op zes maanden. De situatie is complex en de zowel ouders als de kinderen hebben tijd en ruimte nodig om te werken aan de doelen.
5.4
De kinderrechter overweegt verder als volgt. In beginsel is het niet aan kinderen om zelf te bepalen wanneer zij bij de ene dan wel andere ouder zijn. Het is aan de ouders om – eventueel met tussenkomst van een derde – een goede regeling vast te leggen en de kinderen waar nodig te stimuleren om het contact en de omgang met de andere ouder aan te gaan. In dit specifieke geval is echter sprake van een situatie waarin de jongste broers enorm in de weerstand zitten en zelf regie willen over de omgang met de vader. Gelet op de stukken in het dossier, de kindgesprekken met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , de kindbrief van [minderjarige 1] en wat op de zitting is besproken, acht de kinderrechter – net als de GI en de Raad – dat goed voorstelbaar. De kinderrechter ziet bij de vader veel frustratie over de ontstane situatie. Hoe meer de vader die frustratie echter uit door strak vast te houden aan de vastgelegde omgangsregeling en de jongste broers daarin onvoldoende ruimte geeft om bijvoorbeeld naar de moeder te gaan als zij dat willen, hoe meer zij nog meer in de weerstand komen. Dat zorgt voor veel spanning in die relatie, die voelbaar is voor alle gezinsleden. Het zijn slimme, mondige jongens van dertien en veertien jaar met een duidelijke eigen mening, die bovendien nog midden in hun puberteit zitten. In weerwil van de mening van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] strak vasthouden aan de vastgelegde weekend- en vakantieregeling, acht de kinderrechter in dit geval dan ook niet in hun belang. Het afdwingen daarvan zal averechts werken en waarschijnlijk nog meer schade toebrengen aan de toch al ingewikkelde relatie tussen vader en kinderen. Net als zijn broertjes heeft ook [minderjarige 3] een duidelijke eigen mening, waar eveneens rekening mee gehouden dient te worden.
5.5
De kinderrechter komt tot het volgende oordeel. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zal worden verlengd tot 12 februari 2023, met inachtneming van rechtsoverweging 5.3. Ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zal de bij beschikking van
14 maart 2012 bepaalde vakantie- en feestdagenregeling en de bij beschikking van
22 december 2020 bepaalde zorgregeling worden gewijzigd. Dit betekent dat voor [minderjarige 3] niets zal veranderen. Voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] betekent dit dat zij hun vaste verblijfplek houden bij de moeder en omgang met de vader zullen hebben als zij dat zelf willen. Hopelijk zal de rust die volgens de moeder nu al enigszins is wedergekeerd, omdat [minderjarige 2] niet meer verplicht naar de vader gaat, stabieler en bestendigd worden en zal de omgang op termijn weer kunnen worden opgebouwd. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben aangegeven dat zij bijvoorbeeld op de zaterdagen naar de vader willen gaan om dan met zijn allen een (mid)dagje door te brengen. Het is goed om daarmee te beginnen en van daaruit te werken aan de onderlinge verhoudingen.
De beslissing
De kinderrechter:
in de zaak met nummer C/13/715055 / JE RK 22-192 (ots):
- verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] tot
12 februari 2023;
in de zaak met nummer C/13/715232 / FA RK 22/1686 (omgang)
- wijzigt de eerder in de beschikking van 14 maart 2012 en 22 december 2020 bepaalde zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , in die zin dat de zorgregeling waarbij de omgang met de vader is bepaald, voor hen komt te vervallen;
- bepaalt dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] vanaf heden zelf bepalen op welke wijze zij contact en omgang met de vader hebben;
- wijst meer of anders verzochte af;
In beide zaken:
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.K. Mireku kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. P.J. Penders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam

Voetnoten

1.Zie de beschikking van 20 april 2021, C/13/699319/JE RK 21-228