ECLI:NL:RBAMS:2022:2628

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1124
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenparkeerkaart op basis van GGD-adviezen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 april 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) behandeld. Eiseres, woonachtig in Amsterdam, had haar aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, maar deze werd afgewezen op 24 april 2020. De reden voor de afwijzing was dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een GPK, omdat uit onderzoek van de GGD bleek dat zij in staat was om langer dan honderd meter aaneengesloten te lopen. In het bestreden besluit van 29 januari 2021 werd deze afwijzing gehandhaafd.

De rechtbank heeft op 12 april 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat haar gezondheidsklachten in de loop der jaren waren toegenomen en dat zij niet verder kon lopen dan ongeveer honderd meter. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiseres en concludeert dat de adviezen van de GGD-artsen, die de medische situatie van eiseres hebben beoordeeld, voldoen aan de eisen van onpartijdigheid en objectiviteit. De rechtbank stelt vast dat de GGD-adviezen niet onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat eiseres op basis van deze adviezen niet in aanmerking komt voor de GPK.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt in haar verzoek om de GPK. De rechtbank wijst ook op het feit dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 21/1124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. G.I. Bakker).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak gaat het over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart bestuurder (GPK).
1.2
Verweerder heeft met zijn besluit van 24 april 2020 de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden [1] voor een GPK. Uit het onderzoek van de GGD volgt namelijk dat eiseres – kort gezegd – langer dan honderd meter aaneengesloten kan lopen. In het bestreden besluit van 29 januari 2021 heeft verweerder de afwijzing van eiseres’ aanvraag gehandhaafd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze zaak het beroep van eiseres. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de zogenaamde beroepsgronden.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Mocht verweerder de GPK afwijzen?

4. Eiseres voert in de beroepsgronden aan dat zij niet verder kan lopen dan plus minus honderd meter. Op zitting voert eiseres aan dat zij niet meer dan honderd meter kan lopen. Haar gezondheidsklachten zijn in de loop van jaren toegenomen en de beperkingen die ze daardoor ondervindt, zijn reden om de GPK toe te wijzen. Bovendien zal haar gezondheid verbeteren als zij de GPK krijgt.
4.1
De vereisten om in aanmerking te komen voor een GPK voor een bestuurder staan in de Regeling gehandicaptenparkeerkaart. Daarin staat dat voor een GPK vereist is dat de aanvrager, met de gebruikelijke loopmiddelen en in redelijkheid, niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan honderd meter aan één stuk te lopen.
4.2
De GGD-arts heeft in zijn adviezen geconcludeerd [2] dat eiseres wel in staat is meer dan honderd meter aan één stuk te lopen en dus niet aan de voorwaarde voor een GPK voldoet.
4.3
Het is vaste rechtspraak [3] dat als een arts aan een bestuursorgaan medisch advies heeft uitgebracht in zijn hoedanigheid van medisch deskundige, het bestuursorgaan dit advies mag betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, op voorwaarde dat het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat de adviezen van de GGD-artsen, in samenhang bezien, voldoen aan de hiervoor genoemde eisen. Het blijkt niet dat de adviezen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen.
4.5
Eiseres heeft gedurende de procedure telkens (nieuwe) medische informatie overgelegd van haar behandelaars en deze informatie is iedere keer door de GGD-artsen [de persoon 1] en [de persoon 2] betrokken in de GGD-adviezen. Het staat niet ter discussie dat op grond van deze GGD-adviezen kan worden geconcludeerd dat eiseres in staat is zelfstandig meer dan honderd meter te lopen. Eiseres heeft ook in de beroepsgronden zelf gezegd dat zij in staat is “plus minus” honderd meter te lopen. Verweerder heeft dus de aanvraag van eiseres voor een GPK kunnen afwijzen.
4.6
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
4.7
Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.E. Delhaes, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid, onder a van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
2.In de adviezen van 4 maart 2020, 22 april 2020, 13 juli 2020, 26 november 2020, 8 december 2020 en 21 december 2020.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1550.