ECLI:NL:RBAMS:2022:2615

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
13/067076-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in vuurwapenbezit wegens onvoldoende bewijs van beschikkingsmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De tenlastelegging betrof het bezit van een vuurwapen van categorie II, specifiek een Ingram M11, en munitie, in de periode van 22 november 2020 tot en met 22 december 2020. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 23 februari 2022, waar de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, en de raadsman van de verdachte, mr. B. Hartman, hun standpunten hebben gepresenteerd.

De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor een veroordeling, onder andere gebaseerd op een anonieme melding en het aantreffen van het vuurwapen in de woning van een vriend van de verdachte. Het DNA van de verdachte was op het vuurwapen aangetroffen, wat volgens de officier voldoende bewijs zou zijn voor de beschikkingsmacht over het wapen. De verdediging daarentegen betoogde dat het bewijs onvoldoende was om vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van het vuurwapen en dat hij het daadwerkelijk in bezit had. De verdachte verklaarde dat hij niet wist dat het vuurwapen in de woning lag en dat er meerdere personen in de woning kwamen.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte het vuurwapen daadwerkelijk had aangeraakt of dat hij op enige wijze de beschikkingsmacht had over het wapen. De rechtbank concludeerde dat het alternatieve scenario van secundaire of tertiaire overdracht van het DNA niet kon worden uitgesloten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/067076-21
Datum uitspraak: 9 maart 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, en van wat de raadsman van verdachte, mr. B. Hartman, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2020 tot en met 22 december 2020 te Amstelveen en/of te Amsterdam en/of te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie II, te weten een vuurwapen, geschikt om automatisch mee te vuren, van het merk Ingram, model M11 9 mmm AUT, en/of munitie van categorie II, te weten acht, in elk geval een of meer patronen, kaliber 9 x 17 mm, voorhanden heeft gehad.

3.Vrijspraak

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Er is een concrete anonieme melding geweest. Verdachte zou het vuurwapen bij zijn vriend [naam] bewaren. Tijdens een doorzoeking van de woning van [naam] wordt een vuurwapen aangetroffen. Op het vuurwapen is op verschillende plekken het DNA van verdachte aangetroffen en van twee onbekende personen. Dat het DNA van verdachte is aangetroffen is voldoende voor een bewezenverklaring. Verdachte en [naam] hebben eerst verklaard dat zij elkaar niet kennen en later blijken het vrienden te zijn. Dat er mogelijk sprake is geweest van een secundaire of tertiaire overdacht van het DNA van verdachte op het vuurwapen is niet aannemelijk gelet op de gehele context. Verdachte heeft het vuurwapen voorhanden gehad en hij heeft de beschikkingsmacht over het vuurwapen gehad.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Het aanwezige bewijs is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap/bewustzijn en de beschikkingsmacht over het vuurwapen heeft gedragen. De woning was een ‘chillplek’, waar ook wel eens feestjes werden gegeven. Verdachte heeft weleens ruzie gehad in de woning en hij heeft verklaard dat er personen zijn die hem slecht gezind zijn en hem wellicht een pootje wilden lichten. Verdachte kwam met regelmaat in de woning van [naam] en hij bleef er tevens regelmatig slapen. Het is daarom niet vreemd dat er DNA van verdachte in de woning is aangetroffen, maar verdachte kijkt er wel van op dat zijn DNA is aangetroffen op het vuurwapen. Hij wist niet dat het vuurwapen in de woning lag en hij heeft het vuurwapen niet aangeraakt of vastgehouden. Er is geen onderzoek gedaan naar primaire, secundaire of tertiaire overdacht van het DNA van verdachte. Alternatieve scenario’s kunnen niet worden uitgesloten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
In een anonieme melding van 22 november 2020 staat dat verdachte in het bezit zou zijn van een vuurwapen en dat hij dit vuurwapen soms bij een vriend, genaamd [naam] , zou bewaren. Tijdens een doorzoeking van de woning van [naam] zijn onder een bank een vuurwapen en twee gevulde patroonhouders aantroffen. Het betreft een HVO woning met drie bewoners die ieder een eigen kamer hebbeen. Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode voordat het wapen werd aangetroffen wel vaker bij [naam] thuis kwam en dat hij het vuurwapen nooit heeft gezien. [naam] heeft verklaard dat hij zijn deur niet afsluit als hij weggaat en dat er regelmatig bezoek van hem en van zijn medebewoners op zijn kamer komt. Verdachte heeft verder verklaard dat er meerdere personen in het huis van [naam] kwamen en dat hij er wel eens ruzie heeft gehad. Er zou daarom iemand kunnen zijn die hem in een kwaad daglicht zou willen zetten.
Op de scherpe en ruwe delen van het vuurwapen is een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren. De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer de bemonstering van het spoor DNA bevat van verdachte en twee onbekende personen, dan wanneer de bemonstering van het spoor DNA bevat van drie onbekende personen. Niet is onderzocht hoe de hoeveelheid DNA van verdachte zich in het mengprofiel verhoudt tot het aangetroffen DNA van de andere donoren. Evenmin is er onderzoek gedaan naar de wijze van overdacht van het DNA van verdachte naar het vuurwapen. Het staat daarom niet vast of er sprake is geweest primaire of secundaire overdracht. Het alternatieve scenario dat het DNA van verdachte anders dan door primaire overdracht op het vuurwapen terecht is gekomen is daarom niet uit te sluiten.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 maart 2022.