Op 25 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de moord op [naam 1] en het in strijd met de wet plaatsen van een GPS-tracker onder diens auto. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 11 februari 2022, waar de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en de raadsman mr. B.J.W. Tijkotte aanwezig waren. De verdachte werd vrijgesproken van beide feiten.
De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had om een moord voor te bereiden. Hoewel de verdachte een peilbaken onder de auto van [naam 1] had geplaatst, was er onvoldoende bewijs dat hij op de hoogte was van een plan om [naam 1] te liquideren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte slechts wist dat de auto gevolgd zou worden, maar niet dat dit zou leiden tot een moord.
Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van het overtreden van artikel 139d van het Wetboek van Strafrecht, omdat het plaatsen van een GPS-tracker niet gelijkgesteld kan worden aan het aftappen of opnemen van gegevens. De rechtbank stelde vast dat de gegevens die door de GPS-tracker werden doorgegeven, niet als wederrechtelijk aftappen kunnen worden beschouwd.
Tot slot wees de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.