ECLI:NL:RBAMS:2022:2612

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
13/111573-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens en stiletto met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 april 2021 in Amsterdam twee revolvers, vier kogelpatronen en een stiletto voorhanden had. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, na het horen van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. K.H.T. van Gijssel. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, wat door de rechtbank als bewezen werd verklaard, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de wapens in zijn slaapkamer had en deze had gebruikt om op blikjes te schieten, wat een groot risico met zich meebracht.

De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die een positieve gedragsverandering heeft laten zien. De reclassering heeft geadviseerd om geen toezicht van de reclassering op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn medewerking aan hulpverleningstrajecten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten en de op te leggen straffen gegrond verklaard op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/111573-21
Datum uitspraak: 2 februari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 11 april 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1
het voorhanden hebben van twee revolvers
Feit 2
het voorhanden hebben van 4, althans een of meer kogelpatronen
Feit 3
het voorhanden hebben van een stiletto
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.De waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Over feit 2 (voorhanden hebben van munitie) heeft hij naar voren gebracht dat het aantal patronen dat verdachte voorhanden heeft gehad onbekend is. In ieder geval zaten er patronen in de twee doosjes en in de ronsels van de revolvers.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de bewezenverklaring geen verweer gevoerd en heeft zich, wat betreft feit 2 (voorhanden hebben van munitie), gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, mede gelet op zijn bekennende verklaring.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 1
op 11 april 2021 te Amsterdam wapens van categorie III, onder 1o van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk Zoraki Streamer, type R1-C, kaliber 5,6mm Flobert en een revolver van het merk Ekol, type Arda, kaliber 4mm Flobert, voorhanden heeft gehad
Feit 2
op 11 april 2021 te Amsterdam munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen van het kaliber Sellier & Bellot 4mm en/of Sellier & Bellot 5.6mm, voorhanden heeft gehad
Feit 3
op 11 april 2021 te Amsterdam een wapen van categorie I, onder 1°, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Conform het advies van de reclassering heeft hij niet gevorderd om daaraan toezicht van de reclassering te verbinden.
8.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de alle omstandigheden en de positieve gedragsverandering van verdachte.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft twee doorgeladen vuurwapens, patronen en een stiletto in zijn slaapkamer voorhanden gehad. Verdachte heeft in zijn slaapkamer met de wapens geschoten op blikjes en hij heeft één van de wapens afgevuurd terwijl hij onder invloed was van middelen. Er is niemand geraakt, maar het had ook anders af kunnen lopen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt grote risico’s met zich mee en is een maatschappelijke probleem. Dat vertaalt zich in de forse straffen die hier doorgaans voor worden opgelegd. Als oriëntatiepunt (dit zijn landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben afgesproken) voor het bezit van één enkel vuurwapen geldt al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de vuurwapens heeft gekocht in de veronderstelling dat het bezit ervan legaal was en dat hij zich nooit heeft gerealiseerd dat het, ondanks het kleine formaat, om levensgevaarlijke wapens ging. Ook heeft hij verklaard dat hij de vuurwapens en stiletto nooit mee naar buiten heeft genomen en dat hij nooit de intentie heeft gehad de wapens op enige wijze te gebruiken buiten zijn kamer. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen en zal deze omstandigheden in strafmatigende zin meewegen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van 31 januari 2022. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Reclassering Inforsa is van mening dat de huidige tenlastelegging is voortgekomen uit een combinatie van zijn chronische pijnklachten en daaruit voortvloeiend overmatig en ongecontroleerd middelengebruik, zijn psychosociaal functioneren en het ontbreken van een ondersteunend vangnet dat hem hierbij kan begeleiden. Gedurende het schorsingstoezicht zijn deze risicofactoren reeds afgenomen.
Uit een IQ-onderzoek d.d. 11 januari 2022 is gebleken dat er geen sprake is van een licht verstandelijke beperking (LVB), hetgeen enkele signalen had kunnen verklaren die opgemerkt worden bij de heer [verdachte] . Zo vertoont hij soms roekeloos gedrag (zoals bij de aanschaf van de vuurwapens en het ongecontroleerd gebruik van verschillende middelen) maar ook impulsiviteit en de consequenties niet overzien van zijn daden. Enerzijds past dit tot op zekere hoogte bij zijn ontwikkelingsfase, gezien zijn jeugdige leeftijd, en anderzijds zal ook zijn ADHD diagnose hierin een rol spelen. Hij heeft echter intrinsieke motivatie laten zien voor gedragsverandering en werkt naar ieders tevredenheid mee aan de reeds ingezette hulpverleningsinterventies.
In overleg met zijn toezichthouder en de overige referenten heeft Reclassering Inforsa geconcludeerd een justitieel drangkader niet passend te vinden voor de heer [verdachte] . Gezien het feit dat hij first offender is, geen LVB-problematiek heeft en goed meewerkt in vrijwillig kader, maakt dat wij de nadelen van een toezicht waarbij betrokkene meer wordt blootgesteld aan andere delinquenten zwaarder vinden wegen dan de voordelen. Wij achten een justitieel drangkader momenteel niet passend voor de heer [verdachte] . Hij kan zijn positieve ontwikkeling voortzetten binnen de geboden hulpverleningstrajecten in vrijwillig kader.
Reclassering Inforsa ziet contra-indicaties ten opzichte van het opleggen van een gevangenisstraf aan betrokkene. Hoewel hij nog thuis woont bij zijn moeder en geen zinvolle dagbesteding heeft, ziet de reclassering een grotere recidive beperkende werking uitgaan van het voortzetten van zijn behandeltraject bij de Jellinek en de begeleiding van Amsta Karaad.
Reclassering Inforsa ziet enige contra-indicaties ten aanzien van het opleggen van een taakstraf. Gezien zijn huidige pijnklachten en het traject bij een fysiotherapeut om te onderzoeken wat zijn (on)mogelijkheden zijn, is het ons niet duidelijk in hoeverre de heer [verdachte] in staat is een taakstraf te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte sterk af te wijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank vindt echter anderzijds dat een geheel onvoorwaardelijke straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, geen recht doet aan de ernst van de begane feiten.
De rechtbank vindt een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, passend en geboden. De rechtbank vertrouwt erop dat de reclassering erin zal slagen een passende werkplek voor verdachte te vinden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 3
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 (dertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 februari 2022.