7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op klaarlichte dag in een drukke buurt iemand bedreigd door hem met een vuurwapen in zijn hand achterna te rennen. Tijdens de achtervolging heeft verdachte op een bepaald moment het wapen doorgeladen of dit geprobeerd. Uiteindelijk heeft verdachte zijn achtervolging gestaakt. Verdachte heeft hierdoor angst en gevoelens van onveiligheid bij de mensen op straat – en zeker ook bij de persoon die achtervolgd werd - teweeg gebracht.
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat hij vaker voor geweldsdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft onder meer kennis genomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage. De rechtbank leidt hieruit – verkort weergegeven – het volgende af.
Psychiatrisch onderzoek van 3 november 2019, opgemaakt door dr. N. Duits:
Er is een non-responsiviteit op elke bemoeienis in strafrechtelijk kader. Beveiliging van de maatschappij staat op de voorgrond. Toepassen van minderjarigenstrafrecht is niet meer mogelijk. Alle contra-indicaties voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht zijn aan de orde zoals een justitiële voorgeschiedenis, psychopathische trekken, criminele levensstijl en pedagogische onmogelijkheden. Beveiliging van de maatschappij staat op de voorgrond. Er wordt dientengevolge ook geen PIJ-maatregel geadviseerd. De PIJ-maatregel is niet in het belang van een gunstige ontwikkeling van betrokkene en deze vermindert de kans op recidive niet. Hij disfunctioneert niet door een ernstige psychiatrische stoornis. Er is ernstige recidive. Er zijn geen ontwikkelingsmogelijkheden. Er is een matig netwerk. Er zijn geen behandelonmogelijkheden voor zijn antisociale opportunistische, heimelijke en manipulatieve gedrag en zijn morele beperkingen en psychopathie, mede gezien de voorgeschiedenis, het gebrekkige zelfinzicht en de ontbrekende motivatie.
Een tbs met dwangverpleging is ook niet geëigend. Er is geen behandeling mogelijk voor ontbrekende gevoelens voor anderen, geen verantwoordelijkheid voor eigen handelen nemen en de schuld bij anderen leggen. Er is de al vaak genoemde non-responsiviteit en zijn basale wantrouwen. Er moet in acht worden genomen dat behandeling ook tot verslechtering en alsof gedrag kan leiden. Dat laatste is al enigszins het geval. Wat rest is afstraffing voor het ten laste gelegde.
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van het rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (PBC) van 13 december 2021 opgemaakt door de deskundigen J, Vreugdenhil, psychiater en M.L. Sikkens, psycholoog. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene heeft zeer beperkt en oppervlakkig meegewerkt aan het psychiatrisch
en psychologisch onderzoek. Betrokkene heeft wel meegedaan aan het dagprogramma op de afdeling. Ondanks dat betrokkene geen toestemming heeft gegeven voor het verzamelen van collaterale informatie bij diverse instellingen, kon, op grond van het omvangrijke persoonsdossier en recente gegevens over het functioneren van betrokkene in detentie, uitgebreid milieuonderzoek worden verricht.
In het huidige onderzoek wordt de in 2019 vastgestelde antisociale persoonlijkheidsstoornis
bevestigd op basis van alle beschikbare informatie over de levensloop en de klinische
observatie. De antisociale persoonlijkheidsstoornis was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Op basis van het onderhavige onderzoek zijn er geen redenen om een eventueel advies te geven om betrokkene het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen.
In het huidige onderzoek wordt de in 2019 vastgestelde antisociale persoonlijkheidsstoornis
bevestigd op basis van alle beschikbare informatie over de levensloop en de klinische observatie.
Op grond van een gestructureerde risicotaxatie komt het algemene statistische risico op geweldsrecidive hoog uit. Om recidive te voorkomen heeft hij een heel strikt toezicht nodig. Er is bij betrokkene nauwelijks sprake van beschermende factoren tegen geweld.
Nu huidig onderzoek onvoldoende basis geeft om de mate van toerekenbaarheid te bepalen, afgezien van het uitsluiten van hypothetisch denkbare volledige ontoerekenbaarheid, bestaat evenmin voldoende basis om tot een gedragsdeskundig interventie-advies te komen.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 25 januari 2022, opgemaakt door [naam] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Indien er aanleiding is om betrokkene een voorwaardelijke straf op te leggen, stellen wij de volgende bijzondere voorwaarden voor: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het volgen van een opleiding (volwassenenstrafrecht). Wij adviseren dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is aanwezig.
Verdachte heeft verklaard begeleid te willen wonen en een kans te willen krijgen.
De rechtbank neemt de bevindingen, conclusies en adviezen van de deskundigen en de reclassering over. De rechtbank kent doorslaggevend betekenis toe aan de conclusie dat een Tbs-maatregel met dwangverpleging ook tot verslechtering en alsof gedrag kan leiden. Verder weegt de rechtbank de jonge leeftijd van verdachte mee, zijn voorgeschiedenis, alsmede de aard van het bewezen verklaarde feit. Een Tbs-maatregel vindt de rechtbank gelet hierop dan ook niet passend.
Gezien de ernst van het feit kan op hetgeen bewezen is verklaard niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die strafrechters in Nederland hanteren. Het uitgangspunt bij bedreiging met een vuurwapen is volgens deze oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 4 maanden.
Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat verdachte het wapen op klaarlichte dag in een drukke buurt ter hand heeft genomen en daarmee op straat achter iemand aan is gerend. Ook heeft hij het vuurwapen doorgeladen, althans dit geprobeerd. Daarmee heeft verdachte bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid en de problemen die vuurwapens geven in Amsterdam.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden opleggen die door de reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank grondt dat oordeel op de adviezen van deskundigen over het herhalingsgevaar. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.