In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 april 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben te maken gehad met ingrijpende gebeurtenissen, waaronder huiselijk geweld en een schietincident, wat heeft geleid tot politiecontacten van de oudste twee kinderen. Ondanks dat de ouders openstaan voor hulpverlening, is er bezorgdheid dat zij niet volledig open zijn over de situatie, wat de effectiviteit van de hulpverlening in gevaar kan brengen.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de kinderen en de ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA). De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders inmiddels stappen hebben gezet om de situatie te verbeteren en dat er een veilige opvoedingsomgeving gecreëerd kan worden. De kinderrechter heeft de ouders complimenten gegeven voor hun inzet na het schietincident en benadrukt dat het van groot belang is dat deze positieve lijn wordt doorgezet.
De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling uit te spreken voor de gevraagde duur van negen maanden, met de verplichting dat de jeugdreclasseerder van de oudste twee kinderen ook de ondertoezichtstelling zal uitvoeren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er zijn duidelijke doelen gesteld voor de hulpverlening aan het gezin.