ECLI:NL:RBAMS:2022:2594

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
C/13/713439 / JE RK 22-90
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van minderjarigen met gesplitste plaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van zeven minderjarigen, die in verband met huiselijk geweld en de problematische thuissituatie van hun ouders onder toezicht zijn gesteld. De ouders, die beiden betrokken zijn bij de zorg voor de kinderen, hebben een complexe geschiedenis van huiselijk geweld, waarbij de vader is veroordeeld voor mishandeling. De moeder heeft in het verleden ontkend dat er mishandeling heeft plaatsgevonden, wat de situatie verder compliceert. De kinderrechter heeft de kinderen op 15 maart 2022 afzonderlijk gehoord en op 16 maart 2022 vond een mondelinge behandeling plaats. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de doelen van de ondertoezichtstelling niet zijn behaald en dat de ouders niet meewerken met de hulpverlening, wat leidt tot een verlenging van de ondertoezichtstelling tot 25 maart 2023. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen te splitsen, omdat de invloed van de oudste kinderen op de jongere kinderen als problematisch wordt ervaren. De machtiging tot uithuisplaatsing voor de jongste vijf kinderen is verlengd, terwijl voor de oudste twee kinderen de machtiging niet wordt verlengd, omdat dit niet in hun belang zou zijn. De kinderrechter heeft benadrukt dat er een vorm van toezicht moet zijn en dat de culturele achtergrond van het gezin in acht moet worden genomen bij de hulpverlening.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaakgegevens : C/13/713439 / JE RK 22-90
datum uitspraak: 12 april 2022
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van

Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen LdH,

gevestigd te Velserbroek,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats 1] (Syrië),

[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 1]
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2008 te [geboorteplaats 1] (Syrië),
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2009 te [geboorteplaats 1] (Syrië),
[minderjarige 5] ,geboren op [geboortedatum 5] 2013 te [geboorteplaats 2] (Palestina),
[minderjarige 6] ,geboren op [geboortedatum 6] 2014 te [geboorteplaats 2] (Palestina),
[minderjarige 7], geboren op [geboortedatum 7] 2015 te [geboorteplaats 2] (Palestina),
hierna te noemen de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. D.C. Dorrrestein te Utrecht,

[de vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Rotgans te Utrecht.

Het procesverloop

[minderjarige 3] , [minderjarige 1] , [minderjarige 4] , [minderjarige 2] en [minderjarige 5] zijn op 15 maart 2022 afzonderlijk gehoord.
Op 16 maart 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden en is het onderzoek ter zitting gesloten.
Naar aanleiding van twee e-mailberichten van LdH van 16 maart 2022 heeft de kinderrechter het onderzoek ter zitting bij beschikking van 24 maart 2022 heropend. Bij deze beschikking is ook de ondertoezichtstelling van de kinderen, de machtiging tot hun uithuisplaatsing verlengd tot en met 12 april 2022 en is iedere verdere beslissing aangehouden.
Op 12 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet.
Gehoord zijn:
namens LdH mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] ;
namens Levvel mevrouw [naam 3] en de heer [naam 4] ;
de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
Voor beide ouders was een tolk in de Arabisch-Syrische taal aanwezig, de heer [naam 5]

De feiten

Het ouderlijk gezag over de kinderen wordt uitgeoefend door de ouders. In verband met huiselijk geweld woont de moeder sinds december 2020 in een Blijf groep op een geheime locatie. Het huiselijk geweld was met name gericht tegen de moeder en [minderjarige 1] , in aanwezigheid van de andere kinderen. Bij beschikking van 25 maart 2021 [1] zijn de kinderen onder toezicht gesteld en is een machtiging verleend voor uithuisplaatsing bij de moeder, beiden tot 25 maart 2022. Bij vonnis van 20 augustus 2021 [2] is de vader
veroordeeld voor stelselmatige fysieke en psychische mishandeling van de moeder en kinderen tot onder meer een gevangenisstraf van 472 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, waarbij als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de moeder en kinderen is gesteld. Na dit vonnis vindt een omslag plaats; de moeder ontkent plots dat de vader haar en de kinderen heeft mishandeld. Ook de kinderen verklaren dat zij hebben gelogen en dat de vader hen niet heeft mishandeld. De moeder laat weten dat zij – met de kinderen – weer terug wil naar de vader en de hulpverlening stagneert op alle fronten. Bij beschikking van 9 december 2021 [3] is vervolgens een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend voor verblijf in een crisispleeggezin tot
25 maart 2022. De moeder is in die periode – ondanks het contactverbod – gaan wonen bij de vader in [woonplaats] . Op 23 december 2021 heeft LdH de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven, waarin haar onder meer duidelijk werd gemaakt dat ze moest meewerken met de hulpverlening en het contactverbod met de vader moest naleven.

Het verzoek

Toelichting LdH en Levvel

LdH heeft verzocht de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. LdH heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Tijdens de crisisplaatsing in december 2021 heeft Levvel een verblijfsplek gerealiseerd voor de kinderen; de kinderen wonen met zijn allen in een huis in Amsterdam en de moeder woont bij de vader in [woonplaats] . In een verslag van Levvel van 16 februari 2022 staat onder meer dat in dit huis wordt gemerkt dat de oudste dochter [minderjarige 1] een belangrijke rol heeft voor haar broertjes en zusjes. Als de moeder afwezig is, is zij degene die zegt wat de broertjes en zusjes wel of niet mogen doen. Als [minderjarige 1] er niet is, dan zijn de jongste drie kinderen toegankelijker voor contact, aldus Levvel. Bij de kinderen is veel weerstand en verzet ten opzichte van de groep en de hulpverlening.
Blijkens een brief van LdH van 8 april 2022 escaleert de situatie met de kinderen na de zitting van 16 maart 2022. De kinderen verlaten ongeoorloofd het huis en gaan dan waarschijnlijk naar hun moeder, op de groep wordt door de kinderen met borden gegooid, met pannen tegen de muur aangeslagen, de groep wordt vervuild en ze stellen zich agressief op naar de groepsleiding. Als uiteindelijk de politie wordt gebeld en ter plaatse komt, vertellen de kinderen dat ze geen eten krijgen en worden mishandeld. Met name de twee oudste kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zijn niet aan te sturen, zetten zich af, stoken de kleinere kinderen op en halen hen midden in de nacht uit bed om onrust te creëren op de groep waarna ze van [minderjarige 1] ook niet meer naar bed mogen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden hierdoor op een crisisgroep geplaatst voor een time-out. In die periode ontstaat meer rust bij de jongste vijf kinderen, maar na een paar dagen ziet de groepsleiding dat [minderjarige 3] het gedrag van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] overneemt. Na diverse crisis overleggen mogen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer terug naar de groep, maar vanaf dat moment wordt de situatie voor de hulpverleners van Levvel onhoudbaar.
Op 30 maart 2022 vindt een moreel beraad plaats, wat niet tot een uitkomst leidt. Levvel deelt LdH op 31 maart 2022 mee dat zij de hulpverleningsopdracht stopt en die teruglegt bij LdH.
In de week van 5 april 2022 worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] apart geplaatst bij een crisisplek, [minderjarige 3] en [minderjarige 4] worden samen geplaatst bij een crisisplek en [minderjarige 6] , [minderjarige 5] en [minderjarige 7] worden ook samen geplaatst bij een crisisplek.
Tijdens de mondelinge behandeling is door Levvel nader toegelicht dat Levvel geen mogelijkheden ziet om dit gezin en de kinderen hulpverlening te bieden in het kader van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. Het verzoek van LdH moet dan ook worden afgewezen. Wat Levvel betreft moeten de kinderen, in deze uitzonderlijke situatie, toch naar hun ouders en naar school in [woonplaats] en zou het gezin daar als geheel intensieve begeleiding moeten krijgen. De kinderen blijvend apart plaatsen is wat Levvel betreft geen optie, omdat scheiding van de broertjes en zusjes op de lange duur traumatisch is en negatieve gevolgen heeft voor hun hechting.
LdH heeft naar voren gebracht dat uithuisplaatsing vanuit de systemische benadering niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd. Thuisplaatsing bij de vader, die is veroordeeld voor stelselmatige mishandeling van dit gezin, is echter ook niet in het belang van de kinderen. Volgens LdH is nog onvoldoende onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor een individuele benadering van het systeem en dat moet beter worden bekeken. LdH volhardt dan ook in het verzoek.

De standpunten van de ouders

De moeder heeft verklaard dat het nu klaar moet zijn. De bemoeienis van LdH moet stoppen, want die is niet nodig. De moeder wil dat alle kinderen weer naar huis komen. De kinderen moeten in ieder geval bij elkaar blijven. De moeder vindt ook dat zij vals wordt beschuldigd. De kinderen zijn niet goed behandeld. Zij worden bijvoorbeeld geslagen en een medewerkster heeft een deur tegen een van de kinderen aangeduwd. Namens de moeder is aangevoerd dat de hulpverlening niet op één lijn zit. Dat blijkt uit de brief van Levvel.
De vader wil geen verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen. Er is geen hulpverlening nodig. Veilig Thuis kan ook beoordelen hoe thuis met de kinderen wordt omgegaan.

De beoordeling

Ondertoezichtstelling
De doelen van de ondertoezichtstelling zijn niet zijn niet behaald. De kinderen hebben veel meegemaakt en de problemen met de kinderen zijn nog steeds groot. De ouders werken niet mee met de hulpverlening en beïnvloeden hun kinderen negatief. Aan het wettelijk criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is dan ook voldaan. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengen tot 25 maart 2023. De doelen waaraan gewerkt moet worden, staan vermeld in (onder meer) de beschikking van
25 maart 2021.
Uithuisplaatsing
De ouders hebben zeven kinderen, in de leeftijden van zes tot zestien jaar oud. De vader heeft zijn kinderen al bijna anderhalf jaar niet gezien en de moeder ook alweer een tijdje niet. Het is voorstelbaar dat dit heel moeilijk voor de ouders is. Alle kinderen zijn uithuisgeplaatst en beide ouders willen de kinderen graag weer thuis hebben. Ook de kinderen zeggen dat zij graag weer naar huis willen. Volgens LdH kan dat niet, omdat dat niet in het belang van de kinderen is. Het is thuis te onveilig, er is geen zicht op de thuissituatie omdat de ouders geen hulpverlening toelaten, de kinderen zijn getraumatiseerd en laten onaangepast gedrag zien. Zij hebben dringend hulp nodig en dat lukt niet als ze thuis met de ouders wonen. Levvel heeft systemisch hulpverlening proberen in te zetten en daartoe alle kinderen samen in een, speciaal voor hen gecreëerd, verblijfshuis geplaatst, maar daar is de situatie geëscaleerd. LdH wil daarom inzetten op individuele behandeling van de kinderen en vraagt verlenging van de maatregelen voor de duur van een jaar. Levvel ziet het anders. Volgens Levvel is de tijd gekomen dat de kinderen terug naar huis gaan, met toezicht van instanties, waarbij een zekere mate van onveiligheid moet worden geaccepteerd. Zolang er maar toezicht is en hulpverlening op enige wijze betrokken blijft om ingangen bij dit gezin te vinden. De vader heeft op de zitting naar voren gebracht dat Veilig Thuis mag komen kijken, dat is al een begin, aldus Levvel.
De ouders zijn heel duidelijk: de kinderen moeten terug naar huis en ze willen geen hulp. Al helemaal niet van Levvel. Nog een complicerende factor is dat de vader in een proeftijd zit met een contactverbod voor de moeder en de kinderen, dat kennelijk niet wordt gehandhaafd.
Al met al komt de kinderrechter tot het volgende oordeel. De kinderrechter heeft gehoord dat Levvel een individuele benadering van de kinderen slecht vindt voor de hechting en dat de uitkomst daarvan ongewis is. Niettemin ziet de kinderrechter in dit geval aanleiding om de kinderen te splitsen. Vaststaat dat de invloed van de oudste twee kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , al dan niet via de ouders, op de andere vijf kinderen groot is. Zij zetten hen aan tot onaangepast gedrag, niet eten, zich misdragen, niet luisteren, dingen kapot maken etc. Waarschijnlijk zijn zij ook het meest ontvankelijk voor de druk vanuit hun ouders. Gelet daarop, dat zij koste wat kost naar huis willen en daarin heel ver gaan, zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet verlengen. Uithuisplaatsing is op deze manier niet in hun belang en zal nog meer schade aanrichten in de ontwikkeling van de kinderen. Het is wel belangrijk dat er een vorm van toezicht zal zijn en het is aan LdH om het benodigde team daarvoor samen te stellen, waarbij het team oog zal moeten hebben voor de Syrische achtergrond van dit gezin en de culturele dynamiek. In Amsterdam bestaat al een aanpak om dit soort gezinnen thuis te helpen. Levvel kan daarin waarschijnlijk meedenken met het LdH en de instanties in [woonplaats] .
Op dit moment zijn de jongste vijf kinderen in twee groepen geplaatst; de jongste drie in een gezinshuis en [minderjarige 3] en [minderjarige 4] bij een crisisplek. Dat gaat nu relatief goed. De kinderrechter hoopt dat als de invloed van de twee oudste kinderen sterk wordt verminderd, meer rust en ruimte komt om te werken aan hulpverlening voor de jongste vijf. Op dit moment is de uithuisplaatsing van deze vijf kinderen dan ook in hun belang noodzakelijk. Zij verblijven op een veilige plek en hopelijk kan snel worden toegekomen aan hulpverlening. De kinderrechter merkt op dat het in het belang is van de kinderen om hen zo snel mogelijk met zijn vijven bij elkaar te plaatsen. Totdat dat mogelijk is, is het wenselijk om hen in de huidige samenstelling te houden, om nog meer onrust te voorkomen.
Alles overziend, zal de kinderrechter voor de jongste vijf kinderen de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden verlengen en het resterende deel van het verzoek aanhouden. Ten aanzien van de twee oudste kinderen wordt het verzoek tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen.
De kinderrechter is zich ervan bewust dat ze afwijkt van het advies van zowel LdH als van Levvel. De kinderrechter wil echter een individuele benadering van de jongste kinderen een echte kans geven, maar ziet dat alleen slagen als de invloed van de oudste twee kinderen wordt geminimaliseerd. Als de ouders laten zien dat het goed gaat met de twee oudste kinderen thuis en zij meewerken met de hulpverlening, kan worden bekeken of de andere vijf kinderen ook naar huis kunnen. Nu is dat nog niet aan de orde.
De kinderrechter acht dit niet de ideale oplossing, maar gelet op de lastige situatie wel de meest passende. De kinderrechter is zich overigens bewust van het contactverbod dat nog steeds van kracht is, maar kennelijk wordt dat niet gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] , [minderjarige 6] en [minderjarige 7] met ingang van 12 april 2022 tot 25 maart 2023;
- verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] , [minderjarige 6] en [minderjarige 7] voor verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder 24 uurs, met ingang van 12 april 2022 tot uiterlijk 25 maart 2023;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. W.C. van Lavieren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam

Voetnoten

1.Beschikking van 25 maart 2021 rechtbank Zeeland-West-Brabant, zaaknummer C/02/382437/JE RK 21-323
3.Beschikking van 9 december 2021 rechtbank Amsterdam, zaaknummer C/13/709957/JE RK 21/939