ECLI:NL:RBAMS:2022:256

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
13/752205-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot Tsjechische justitie

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Districtrechtbank van Karlovy Vary in Tsjechië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 17 november 2021 en betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 20 maanden, opgelegd door de Regionale Rechtbank van Plzeň op 15 juli 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Tsjechië in 1968, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is gedetineerd in een Tsjechische inrichting.

Tijdens de openbare zitting op 22 december 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de opgeëiste persoon adequaat geïnformeerd zal worden over zijn rechten na de overlevering, inclusief het recht op verzet of hoger beroep.

De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, aangezien aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752205-21
RK nummer: 21/6188
Datum uitspraak: 5 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 november 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 oktober 2021 door de Districtrechtbank van Karlovy Vary (Tsjechië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Tsjechië) op [geboortedag] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 december 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem, en door een tolk in de Tsjechische taal.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de Regionale Rechtbank van Plzeň van 15 juli 2021 (referentie: 8 To 153/2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB rubriek 3.4 aangekruist. Hierin staat onder meer vermeld dat de opgeëiste persoon “zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk
8 (acht)dagen”. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
het brengen of trachten te brengen van voorwerpen binnen een inrichting, een instelling of een afdeling daarvan waarop de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden dan wel de Beginselenwet
justitiële jeugdinrichtingen van toepassing is waarvan het bezit binnen die inrichting,
instelling of afdeling verboden is.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 429a Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de Districtrechtbank van Karlovy Vary (Tsjechië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.