4.2Partijen onderkennen het bijzondere karakter van de in deze huurovereenkomst
overeengekomen huurprijsvaststelling en verklaren gedurende de gehele looptijd van
deze huurovereenkomst vast te willen houden aan het overeengekomen systeem van
een vaste huurrijs. Partijen komen derhalve overeen dat het gedurende de looptijd van
deze huurovereenkomst noch verhuurder noch huurder vrij staat een
huurprijsherzieningsprocedure ex artikel 7:303 BW en/of artikelen 18.2 en 18.3 van de
algemene bepalingen te entameren. Partijen doen uitdrukkelijk afstand van hun rechten
ter zake.
De maatstaf
Artikel 7:291 BW bepaalt dat van de bepalingen in Afdeling 6 van de Vierde Titel van het BW niet
ten nadele van de huurdermag worden afgeweken. Dergelijke bepalingen zijn vernietigbaar. Indien evenwel door de kantonrechter desgevraagd goedkeuring aan dergelijke bepalingen is verleend, kan de huurder de vernietiging niet inroepen en zijn deze, behoudens bijzondere omstandigheden, onaantastbaar. De kantonrechter verleent die goedkeuring alleen als het beding de rechten die de huurder aan de wettelijke bepalingen ontleent, niet wezenlijk aantast of diens maatschappelijke positie in vergelijking met die van de verhuurder zodanig is, dat hij de bescherming van deze wettelijke bepalingen niet behoeft. De wetgever heeft in het geval van een gezamenlijk verzoek van verhuurder en huurder bedoeld dat het verzoek niet zonder meer wordt gehonoreerd. De kantonrechter is nadrukkelijk opgedragen om, zo nodig ambtshalve, te onderzoeken en te beoordelen of aan de vereisten voor goedkeuring is voldaan.
De bedingen waarvan goedkeuring is verzocht hebben betrekking op bepalingen in afdeling 6 van titel 7.4 en kunnen in beginsel voor goedkeuring in aanmerking komen.
Beoordeling van het verzoek
Verzoekers stellen dat het gehuurde door huurder zal worden gebruikt als detailhandel voor de verkoop van Italiaanse delicatessen en aanverwante artikelen, zoals koffie, thee, softdrinks en ijs conform de “ [huurder] ” formule. Het winkelcentrum Villa ArenA omvat ruim 40.000 m² winkelruimte met een aanbod van winkels in de branches mode, vrije tijd en horeca.
Verhuurder, een Franse beursgenoteerde onderneming die zich richt op beleggingen in vastgoed van met name grootschalige winkelcentra in het hogere segment, verhuurt bedrijfsruimten in dergelijke winkelcentra altijd voor bepaalde tijd. De onderhavige huurovereenkomst is gesloten voor de bepaalde tijd van 10 jaar met een einde van rechtswege en verhuurder wil zo een centrale regierol vervullen. Door huurovereenkomsten voor bepaalde tijd te sluiten blijft het winkelaanbod in de toekomst relevant. Verhuurder behoudt hiermede de controle op het winkelaanbod.
Het gehuurde werd voorheen gehuurd door de vennootschap onder firma [naam vof] , h.o.d.n. [handelsnaam] . Bij brief van 24 mei 2020 heeft deze vennootschap de huur opgezegd tegen 30 juni 2021. Huurder is met ingang van 1 september 2020 in de plaats gesteld van de vennootschap in de opgezegde huurovereenkomst. Derhalve heeft huurder het bedrijf van de vorige huurder overgenomen zonder zekerheid dat hij na 30 juni 2021 gebruik zou kunnen maken van het gehuurde.
Partijen hebben de ontruimingsdatum verlengd, althans tijdelijke afspraken gemaakt over voortzetting van het gebruik totdat goedkeuring is verleend voor de afwijkende bedingen in de huurovereenkomst.
Gelet op hetgeen daarover in het verzoekschrift is gesteld is en door verzoekers tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht is onvoldoende aannemelijk geworden dat er in het geval van huurder sprake is van een situatie waarin diens maatschappelijke positie in vergelijking met die van verhuurder zodanig is dat zij de bescherming van de wettelijke bepalingen aangaande de huur van bedrijfsruimte in redelijkheid niet behoeft. Huurder heeft verklaard dat zij zich bij het sluiten van de huurovereenkomst niet door een professionele gemachtigde heeft laten bijstaan. Bovendien is ten aanzien van huurder sprake van een kleine onderneming, zodat het aannemelijk is dat zij als zodanig in overwegende mate in een afhankelijke positie verkeert ten opzichte van deze verhuurder. In ieder geval één van de vennoten van huurder is voor zijn inkomsten afhankelijk van de onderhavige huurovereenkomst, zo is ter zitting toegelicht.
Geoordeeld wordt dat met de bepaling in artikel 3.2 afbreuk gedaan wordt aan de uit artikel 7:295 BW voortvloeiende bescherming van de huurder bij opzegging van de huurovereenkomst. Ingevolge die wettelijke bepaling blijft een door de verhuurder opgezegde huurovereenkomst, behoudens instemming door de huurder, van kracht tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op een vordering van de verhuurder ertoe strekkende dat het tijdstip wordt vastgesteld waarop de overeenkomst zal eindigen. Behoudens de verplichte toewijzingsgronden heeft de rechter de belangen van de verhuurder bij beëindiging af te wegen tegen die van de huurder bij verlenging van de huurovereenkomst.
Goedkeuring van de bedoelde afwijkende bepaling zou dus inhouden dat huurder niet langer de mogelijkheid zou hebben om desgewenst de rechter te laten toetsen of verhuurder, gegeven de op dat moment bestaande situatie, in redelijkheid gebruik maakt van haar opzegbevoegdheid.
Voorts wordt in aanmerking genomen dat verhuurder slechts een weinig concreet en geheel aan haar kant gelegen belang heeft aangevoerd, namelijk het uitoefenen van haar regierol bij het behoud van een goed winkelaanbod. Van belang is daarbij nog dat de horecaonderneming die huurder in het gehuurde drijft niet een onderneming is die past in de kern van het winkelaanbod van Villa Arena, dat voornamelijk bestaat uit winkels in de woon- en meubelbranche.
Ook de uitsluiting van huurprijsherziening levert een vergaande beperking van de rechten van huurder op. Ter zitting is toegelicht dat op dit moment een marktconforme huur wordt gerekend, zodat ook deze bepaling eenzijdig het belang van verhuurder dient, zonder compensatie voor huurder.
De slotsom is dan ook dat het verzoek tot goedkeuring van voornoemde afwijkende bedingen niet toewijsbaar is, nu deze zijn aan te merken als een wezenlijke aantasting van de rechten van huurder, terwijl geen sprake is van compensatie van die aantasting in de vorm van afspraken ten gunste van huurder.