ECLI:NL:RBAMS:2022:254

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
13/752243-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor vervolging in Duitsland

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 17 november 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van mensensmokkel. De zitting vond plaats op 22 december 2021, waar de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, en een tolk in de Turkse taal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Turkse nationaliteit heeft.

Het EAB, uitgevaardigd door het Amtsgericht Görlitz op 30 oktober 2021, bevatte een bevel tot voorlopige inhechtenisneming en vermeldde dat de opgeëiste persoon zich schuldig zou hebben gemaakt aan een strafbaar feit volgens Duits recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoet aan de eisen van de Nederlandse wetgeving, met name de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen.

De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. M.C.M. Hamer, en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Dijk. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752243-21
RK nummer: 21/6200
Datum uitspraak: 5 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 november 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 oktober 2021 door het
Amtsgericht Görlitz(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 december 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Turkse taal.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot voorlopige inhechtenisneming van het
Amtsgericht Görlitzvan 30 oktober 2021 (dossiernummer: 430 Js 27465/21).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
mensensmokkel, terwijl van het feit levensgevaar voor een ander te duchten is.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 197a Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Görlitz(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.