Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Rokycany, Tsjechië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 17 februari 2022 en betreft een strafzaak waarin de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar voor illegale handel in verdovende middelen. De opgeëiste persoon, geboren in Slowakije in 1975, was gedetineerd in Nederland en heeft verklaard dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 21 april 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, en een tolk in de Tsjechische taal.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij in persoon is verschenen bij de rechtszittingen die hebben geleid tot de veroordeling. De rechtbank heeft ook de toepasselijkheid van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen andere belemmeringen zijn voor de overlevering. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, waaronder de artikelen 2, 5 en 7 OLW.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Tsjechië toe te staan, zodat hij zijn straf kan ondergaan in de uitvaardigende lidstaat. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.