ECLI:NL:RBAMS:2022:2515

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
13/751142-22 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Rokycany, Tsjechië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 17 februari 2022 en betreft een strafzaak waarin de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar voor illegale handel in verdovende middelen. De opgeëiste persoon, geboren in Slowakije in 1975, was gedetineerd in Nederland en heeft verklaard dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 21 april 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, en een tolk in de Tsjechische taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij in persoon is verschenen bij de rechtszittingen die hebben geleid tot de veroordeling. De rechtbank heeft ook de toepasselijkheid van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen andere belemmeringen zijn voor de overlevering. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, waaronder de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Tsjechië toe te staan, zodat hij zijn straf kan ondergaan in de uitvaardigende lidstaat. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751142-22 (EAB I)
RK nummer: 22/891
Datum uitspraak: 4 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 februari 2021 door
the District Court in Rokycany(Tsjechië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Slowakije) op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 april 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Tsjechische taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Judgement issued by the District Court in Rokycany on 7 November 2019 in conjunction with a judgement issued by the Regional Court in Plzeň on 27 February 2020 (reference: 1 T 15/2019, 7 To 25/2020).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
In onderdeel D van het EAB is aangekruist dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
De opgeëiste persoon heeft daarbij tijdens de zitting verklaard dat hij zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aanwezig is geweest. De rechtbank neemt daarom aan dat de opmerking in onderdeel D van het EAB op beide instanties ziet. Artikel 12 OLW staat daarom niet aan de overlevering in de weg.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Tsjechië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Rokycany(Tsjechië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 mei 2022.
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.