ECLI:NL:RBAMS:2022:2509

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
KK 22-125
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over eigenrichting door onderverhuurder met betrekking tot huurrecht en toegang tot de woning

In deze zaak, die op 10 mei 2022 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderde eiseres, de besloten vennootschap WPNL - III B.V., een voorziening in kort geding tegen gedaagde, die als onderhuurder van een woning optrad. De eiseres had een huurovereenkomst met een derde partij en vorderde toegang tot de woning nadat deze door WPNL - III zonder rechtmatige grond was ontruimd. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 maart 2022, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat WPNL - III zich schuldig had gemaakt aan eigenrichting door de woning onrechtmatig te ontruimen en de sloten te veranderen zonder een juridische basis. De rechter oordeelde dat eiseres recht had op onmiddellijke toegang tot de woning en dat WPNL - III een dwangsom moest betalen voor elke dag dat zij in gebreke bleef. Daarnaast werd WPNL - III veroordeeld tot betaling van een voorschot op schadevergoeding aan eiseres. De rechter wees de vordering van eiseres om WPNL - III ongeclausuleerd toegang tot de woning te verbieden af, omdat dit te ver ging. De rechter concludeerde dat de onrechtmatige gedragingen van WPNL - III moesten worden teruggedraaid en dat eiseres recht had op schadevergoeding voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9721799 \ KK EXPL 22-125
vonnis van: 7 maart 2022
func.: 515

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
nader te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. A. Frederiksen,
t e g e n

de besloten vennootschap WPNL - III B.V.,

gevestigd te Schiphol,
gedaagde,
nader te noemen: WPNL – III,
gemachtigde: mr. R. Verheij.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 3 maart 2022, met producties, heeft [eiseres] een voorziening gevorderd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2022. [eiseres] is in persoon verschenen via een online verbinding. Haar gemachtigde is verschenen. WPNL - III is verschenen bij haar gemachtigde. Partijen hebben op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, namens WPNL-III mede aan de hand van een overgelegde pleitnota. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
Bij huurovereenkomst van 7 maart 2021 heeft WPNL-III aan [naam] de woning verhuurd aan de [adres] , hierna de woning. De huurprijs bedraagt € 1.675,00 per maand. In de huurovereenkomst is als einddatum 8 maart 2022 opgenomen.
1.2.
Bij schriftelijke huurovereenkomst van 30 juni 2021 heeft [eiseres] van [naam] met ingang van 1 juli 2021 tot 1 augustus 2022 de woning gehuurd.
1.3.
[eiseres] heeft zich ingeschreven op de woning bij de Gemeentelijke Basisadministratie.
1.4.
Vanaf oktober 2021 heeft [eiseres] huur overgemaakt aan WPNL-III.
1.5.
WPNL-III heeft in een brief aan [naam] bericht dat zij de huurovereenkomst niet wenst te verlengen en dat de huur per 8 maart 2022 zal eindigen.
1.6.
Op 21 februari 2022 heeft WPNL-III de sloten van de woning veranderd en een briefje op de voordeur geplakt.
1.7.
Door [eiseres] is op 21 februari 2022 telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van WPNL-III.
1.8.
Bij brief van 24 februari 2022 heeft de gemachtigde van WPNL-III bericht dat er geen juridische band is tussen [eiseres] en WPNL-III en dat daarom de woning is ontruimd en haar bezittingen zijn opgeslagen.
1.9.
Bij e-mail van 26 februari 2022 heeft de gemachtigde van WPNL-III aan de gemachtigde van [eiseres] bericht dat WPNL-III de huurovereenkomst van [eiseres] niet respecteert. Verder wordt in de e-mail bericht dat WPNL-III bereid is de kosten voor verhuizing binnen de regio Amsterdam zal vergoeden.
1.10.
[eiseres] verblijft thans in India.

Vordering

2. [eiseres] vordert dat WPNL - III bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om [eiseres] met onmiddellijke ingang het genot van de woning te verschaffen onder afgifte van de sleutels. Verder vordert [eiseres] om WPNL-III de toegang tot het gehuurde zonder toestemming van [eiseres] te verbieden, een en ander op verbeurte van een dwangsom. Verder vordert [eiseres] veroordeling van WPNL-III tot betaling van
€ 1.000,00 als voorschot op een schadevergoeding. Ten slotte vordert [eiseres] veroordeling van WPNL-III in de kosten van dit geding.
3. [eiseres] stelt hiertoe, zakelijk weergegeven, dat zij bij schriftelijke huurovereenkomst de woning heeft gehuurd van [naam] . WPNL-III heeft de woning zonder enig recht ontruimd. WPNL-III dient haar rechten als onderhuurster te respecteren. Nu WPNL-III heeft laten weten dat zij van plan is de woning aan een derde te verhuren, heeft zij er belang bij om direct weer in de woning te worden toegelaten en de sleutels te verkrijgen, aldus [eiseres] . Ook wil zij niet dat WPNL-III nog toegang tot de woning heeft zonder haar toestemming. Ten aanzien van de schade voert [eiseres] aan dat zij door de eigenrichting van WPNL-III onrechtmatig is ontruimd. Zij zal middels een verhuisbedrijf terug moeten verhuizen. Bovendien heeft zij immateriële schade geleden en maakt zij aanspraak op buitengerechtelijke kosten, tot heden begroot op haar eigen bijdrage van € 156,00.

Verweer

4. WPNL - III voert aan dat zij slachtoffer is geworden van de oplichting waarvan ook [eiseres] het slachtoffer is geworden. WPNL-III heeft een huurovereenkomst gesloten met [naam] die op 8 maart 2022 zou eindigen. Op 28 januari 2022 heeft WPNL-III aan [naam] bericht dat de huurovereenkomst niet zou worden verlengd. Op 21 februari 2022 heeft een medewerker van WPNL-III vastgesteld dat er niemand in de woning aanwezig was en het slot veranderd, ook omdat de huur voor februari 2022 niet was betaald. Op 21 februari 2002 werd zij telefonisch benaderd door een onbekende vrouw die vertelde dat zij bewoonster was van de woning. Vervolgens heeft WPNL-III besloten om de woning te ontruimen en de daar aanwezige goederen op te slaan. Zij heeft geprobeerd haar schade aldus te beperken. Het ontgaat WPNL-III waarom verhuiskosten worden gevorderd, nu WPNL-III al eerder heeft aangeboden deze kosten te vergoeden. WPNL-III betwist de verschuldigdheid van schade of andere kosten.

Beoordeling

5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. Niet in geschil is dat WPNL-III ten tijde van de ontruiming ervan op de hoogte was dat [eiseres] aanspraak maakte op huurrechten met betrekking tot de woning en wist dat [eiseres] een onderhuurovereenkomst had gesloten met [naam] . Door onder die omstandigheden zelf tot feitelijke ontruiming over te gaan, [eiseres] geen toegang tot de woning te geven, de goederen van [eiseres] te verwijderen zonder dat zij een ontruimingstitel had en de sloten te veranderen, heeft zij zich schuldig gemaakt aan eigenrichting, zoals door de gemachtigde van WPNL-III ter terechtzitting uiteindelijk ook is erkend. Aldus heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] . Wat er ook zij van de stellingen van WPNL-III ten aanzien van de huurovereenkomst en de onderhuurovereenkomst, deze onrechtmatige gedraging van WPNL-III dient te worden teruggedraaid. Dat betekent dat de vordering van [eiseres] om weer in de woning te worden toegelaten als na te melden toewijsbaar zijn. Gelet op het voornemen van WPNL-III om de woning aan een derde te verhuren, heeft [eiseres] een spoedeisend belang bij onmiddellijke toegang tot de woning, zodat dit deel van de vordering als na te melden toewijsbaar is. Ook de gevorderde dwangsom zal worden toegewezen.
7. Voor zover door [eiseres] is gevorderd dat WPNL-III ongeclausuleerd wordt verboden om zonder haar toestemming de woning te betreden, gaat deze vordering in zijn algemeenheid te ver, zodat dit deel zal worden afgewezen. WPNL-III dient als verhuurder immers de mogelijkheid te hebben, bijvoorbeeld in een noodsituatie, toegang te kunnen hebben tot de woning en daarbij niet afhankelijk te zijn van de toestemming van [eiseres] , terwijl ook op grond van artikel 7:223 BW en bij het einde van de huurovereenkomst in het kader van de oplevering van de woning aan WPNL-III bepaalde rechten toekomen. Dat laat overigens onverlet dat WPNL-III de rechten van [eiseres] dient te respecteren en zij er vanuit mag gaan dat haar ongestoord huurgenot door WPNL-III wordt geëerbiedigd.
8. Ten aanzien van de gevorderde schade is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] door de onrechtmatige gedraging van WPNL-III schade heeft geleden die door de bodemrechter zal worden toegewezen. Allereerst dient zij kosten te maken om weer terug te verhuizen naar de woning en ook de kosten van de eigen bijdrage zijn kosten die door toedoen van WPNL-III door [eiseres] zijn gemaakt. Ten slotte is uit de toelichting ter terechtzitting ook voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] immateriële schade heeft geleden, bestaande uit onrust en gevoelens van ergernis en onzekerheid, die voor vergoeding in aanmerking komen. Dit alles overziend is het gevorderde voorschot van € 1.000,00 toewijsbaar. Dat WPNL-III heeft aangeboden de verhuiskosten te voldoen, staat aan deze toewijzing niet in de weg, nu feitelijke betaling in weerwil van die toezegging achterwege is gebleven, zodat [eiseres] belang heeft bij een titel hiervoor.
9. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de navolgende beslissing. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
10. WPNL - III dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt om [eiseres] na betekening van dit vonnis onmiddellijk het genot van het gehuurde te verschaffen door haar vrije toegang te verschaffen tot de woning aan de [adres] en tot afgifte van de sleutels van de woning, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat WPNL-III nalaat aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 10.000,00:
veroordeelt WPNL-III tot betaling van € 1.000,00 als voorschot op de aan [eiseres] toekomende schadevergoeding;
veroordeelt WPNL-III in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
exploot € 125,03
salaris € 374,00
griffierecht € 86,00
-----------------
totaal € 585,03
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt WPNL-III in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.