In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 6 januari 2022, is het verzoek van de verzoeker tot matiging van een betalingsverplichting aan de Staat behandeld. De verzoeker, geboren in 1979, heeft een verplichting tot betaling van € 185.300,- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Na uitwinning van conservatoir beslag resteert er een bedrag van € 137.987,53. De verzoeker heeft psychische en lichamelijke klachten, waardoor hij arbeidsongeschikt is en geen inkomen kan genereren. Zijn raadsvrouw heeft aangevoerd dat de huidige betalingsverplichting onredelijk is, gezien de omstandigheden van de verzoeker en het feit dat een goede vriendin de betalingen aan het CJIB verricht. De officier van justitie heeft zich verzet tegen kwijtschelding, maar het CJIB heeft aangegeven open te staan voor een vermindering van de betalingsplicht.
De rechtbank heeft de argumenten van de verzoeker en het CJIB in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de verzoeker, ondanks zijn huidige omstandigheden, niet structureel onmachtig is om te betalen. Echter, gezien zijn psychische klachten en de onzekere toekomst, heeft de rechtbank besloten het resterende bedrag te matigen tot € 70.000,-. De rechtbank wijst het verzoek tot matiging toe, met de overweging dat de verzoeker in de toekomst mogelijk weer over draagkracht kan beschikken, maar dat dit op dit moment niet zeker is. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.