ECLI:NL:RBAMS:2022:2486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
13/015296-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door een jongvolwassen verdachte, toepassing jeugdstrafrecht en bijzondere voorwaarden

Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jongvolwassen verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 januari 2022 in Amstelveen, waar de verdachte samen met onbekenden sieraden en een tablet heeft weggenomen van een oudere dame. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een aanhoudende communicatie via Snapchat met zijn 'opdrachtgevers', de woning van het slachtoffer is binnengedrongen onder het voorwendsel dat er afspraken waren gemaakt over het ophalen van de sieraden. Tijdens de diefstal heeft de verdachte zich uit de greep van het slachtoffer losgerukt, wat door de rechtbank als geweld werd gekwalificeerd, hoewel niet bewezen kon worden dat dit met kracht gebeurde.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen, waaronder medewerkers van de reclassering, in overweging genomen. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 270 dagen, waarvan 226 dagen voorwaardelijk, en de raadsman pleitte ook voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel meerderjarig, nog jonger dan 23 was en dat de omstandigheden aanleiding gaven om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante begeleiding en diagnostiek.

De rechtbank benadrukte de ernst van de daad, vooral gezien de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de plaats van het delict. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal, gevolgd van geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De uitspraak is gedaan in het kader van de toepassing van het jeugdstrafrecht, waarbij de rechtbank de pedagogische mogelijkheden voor de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/015296-22
Datum uitspraak: 21 april 2022
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.I. L'Ghdas, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] namens Reclassering Nederland naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – primair ten laste gelegd: het medeplegen van diefstal met geweld, waarbij sieraden en een tablet van een dame op leeftijd zijn weggenomen, gepleegd op of omstreeks 18 januari 2022 in Amstelveen. Subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich op genoemde datum schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht. Deze tekst geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 18 januari 2022 heeft mevrouw [slachtoffer ] , geboren in [geboortejaar] , aangifte gedaan van diefstal van haar sieraden. Zij verklaarde problemen te hebben met haar kortetermijngeheugen, maar zich nog wel te herinneren dat er die dag iemand had aangebeld bij haar woning in Amstelveen en dat vervolgens haar sieraden waren verdwenen. Aangeefster werd telefonisch gebeld door een persoon die zei: “Al uw sieraden weg he”.
Verbalisanten die na de melding richting de woning van aangeefster waren gereden, zagen een jongen rennen die voldeed aan het signalement. Dit bleek verdachte te zijn. Verdachte is door een sloot gerend en heeft tijdens zijn vlucht een tablet en (in boterhamzakjes verpakte) sieraden laten vallen. Hij heeft zich verstopt in de parkeergarage van een kantoorpand, waar verbalisanten hem hebben aangetroffen en aangehouden.
3.2
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 april 2022 – en ook in eerdere verhoren – bekend dat hij op 18 januari 2022 in de woning van aangeefster was en dat hij haar sieraden en tablet heeft weggenomen. Eén of meer andere personen – wiens naam verdachte niet wil noemen – hebben verdachte via Snapchat benaderd en gevraagd om naar deze woning te gaan, de sieraden van de vrouw aan te nemen en vervolgens de woning te verlaten. Deze personen hadden verdachte beloofd dat het heel makkelijk zou gaan, aangezien zij vooraf telefonisch met de vrouw zouden afspreken dat haar sieraden zouden worden opgehaald, en dat verdachte achteraf geld zou krijgen voor zijn aandeel in het plan. Toen verdachte hoorde dat het ging om een vrouw op leeftijd, weigerde hij aanvankelijk om naar de woning te gaan. Na een hevig gesprek via Snapchat heeft verdachte echter toch gehoor gegeven aan het verzoek. Hij durfde geen ‘nee’ te zeggen omdat hij wist dat hij dan in de problemen zou komen; de ‘opdrachtgevers’ wisten immers in welke buurt verdachte woonde en op welke school hij zat. Nadat verdachte bij de woning van aangeefster had aangebeld, vertelde hij haar dat zij zijn ‘collega’s’ telefonisch had gesproken over de sieraden. Hierop werd verdachte binnengelaten. Terwijl verdachte in de woning van aangeefster was, sprak aangeefster telefonisch met de ‘opdrachtgevers’ van verdachte. Aangeefster leek de situatie niet te vertrouwen en verdachte wilde de woning zonder buit verlaten. Dit kon hij echter niet meer doen omdat aangeefster op dat moment al telefonisch tegen de ‘opdrachtgevers’ had gezegd dat zij de sieraden had overhandigd. Verdachte stopte de sieraden, die hij van aangeefster kreeg, in zakjes die hij zelf had meegenomen. Terwijl verdachte in de woning van aangeefster was, stond hij via Snapchat in contact met zijn ‘opdrachtgevers’, die konden zien dat er een tablet op het bureau lag. De ‘opdrachtgevers’ zeiden tegen verdachte dat hij de tablet ook mee moest nemen. Hierop heeft verdachte de tablet gepakt. Toen aangeefster zich zorgen begon te maken, heeft verdachte de voordeur geopend en is hij – met de sieraden en de tablet – de woning uit gerend.
3.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte kan worden aangemerkt als medepleger, nu er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven perso(o)n(en). Uit de ter zitting getoonde camerabeelden blijkt dat verdachte zich heeft losgerukt uit de greep van aangeefster. Dit losrukken kan worden aangemerkt als geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Dat verdachte zich ‘met kracht’ heeft losgerukt, kan echter niet worden bewezen, zodat verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
3.4
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde geweld niet kan worden bewezen, zodat verdachte in zoverre moet worden vrijgesproken. Dat verdachte de woning niet snel kon verlaten, kwam doordat hij de deur – vanwege het slot – niet snel geopend kreeg. Verdachte heeft niet gevoeld dat aangeefster hem vasthield.
3.5
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het dossier, de verklaring van verdachte en de ter zitting getoonde camerabeelden vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van meerdere sieraden en een tablet. Dat verdachte de diefstal in nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen heeft gepleegd, blijkt uit het feit dat hij voor en tijdens het plegen van de diefstal in contact stond met deze personen over de uitvoering van de diefstal. Er was sprake van een vooropgezet en gezamenlijk plan en verdachte zou – naar eigen zeggen – meedelen in de ‘winst’.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel degelijk geweld heeft gebruikt. Op de ter zitting getoonde camerabeelden is immers te zien dat aangeefster verdachte (bij zijn jas) vasthoudt terwijl hij de voordeur probeert te openen en dat verdachte zich uit haar greep probeert los te rukken. Met de officier van justitie vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich ‘met kracht’ heeft losgerukt, zodat zij verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging zal vrijspreken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 18 januari 2022 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een hoeveelheid sieraden en een tablet, toebehorende aan [slachtoffer ] , uit een woning heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen genoemde [slachtoffer ] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door zich uit de greep van genoemde [slachtoffer ] los te rukken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen staan. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht zal worden toegepast en dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 270 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 226 dagen voorwaardelijk. Gedurende de proeftijd van twee jaren moet verdachte zich houden aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2
Standpunt van de raadsman
Ook de raadsman heeft de rechtbank verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen.
In het kader van de strafmaat heeft hij de rechtbank verzocht om rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte kan worden aangemerkt als een
first offender, dat het ten laste gelegde moet worden beschouwd als een incident en dat verdachte ter zitting zijn excuses heeft aangeboden. Verdachte is bezig met de voorbereiding van zijn examens en met zijn toekomst. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit meerderjarig, maar wel jonger dan 23.
Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het plegen van een strafbaar feit tussen de 18 en 22 jaar oud was, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft op 19 april 2022 een rapport opgesteld. Ter zitting hebben mevrouw
[naam 1] en mevrouw [naam 2] dit rapport namens Reclassering Nederland nader toegelicht. De inhoud van het rapport komt er – kort gezegd – op neer dat de reclassering op basis van de nu beschikbare informatie geen advies kan geven over het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht en dat hiervoor nader onderzoek nodig is. Er zijn op dit moment enkele indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht en geen contra-indicaties voor het toepassen van het volwassenenstrafrecht.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat berechting van verdachte volgens het jeugdstrafrecht het meest passend is, kijkend naar de persoon van verdachte. Verdachte maakt een jeugdige indruk, is schoolgaand en woont nog bij zijn ouders. De rechtbank acht pedagogische beïnvloeding nog mogelijk. De rechtbank baseert deze verwachting onder meer op de verklaring van verdachte dat zijn voorarrest in een justitiële jeugdinrichting zeer leerzaam voor hem was en dat hij daar positieve inzichten heeft opgedaan, zoals dat hij zich wil focussen op zijn familie en zijn opleiding. De rechtbank zal het jeugdstrafrecht dan ook toepassen.
Nadere motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur en hoogte daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft allereerst acht geslagen op het strafblad van verdachte van 15 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in december 2021 een strafbeschikking heeft gekregen voor het overtreden van de Wegenverkeerswet. Deze strafbeschikking ziet niet op een vergelijkbaar feit en is opgelegd vóórdat verdachte het in dit vonnis bewezenverklaarde feit heeft gepleegd, zodat de rechtbank daarmee geen rekening zal houden in de strafoplegging.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Dat zijn de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt om ervoor te zorgen dat gelijke gevallen ook gelijk worden bestraft.
Het oriëntatiepunt voor diefstal met geweld door een jeugdige verdachte is een werkstraf van 60 uren of één maand jeugddetentie. Mogelijke strafverzwarende omstandigheden zijn onder meer de plaats van het delict en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.
Verdachte wist al vóórdat hij naar de woning van aangeefster ging, dat zij een dame op leeftijd was. De rechtbank vindt dat verdachte een zeer laffe daad heeft gepleegd door aangeefster op een sluwe manier haar tablet en haar (dierbare) sieraden afhandig te maken.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij het feit heeft gepleegd in de woning van aangeefster, nu de eigen woning juist een plek is waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. De rechtbank weegt de plaats van het delict en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank waardeert het dat verdachte ter zitting zijn excuses heeft aangeboden en er blijk van heeft gegeven in te zien dat hij met zijn gedrag volledig verkeerd zat. Ook is positief te noemen dat verdachte bereid is om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Hij heeft echter – hoewel daartoe uitdrukkelijk uitgenodigd – ook op de zitting niet het achterste van zijn tong laten zien. Verdachte heeft op verschillende momenten wisselende verklaringen afgelegd en heeft daarmee geen duidelijk inzicht gegeven in zijn beweegredenen om de diefstal te plegen. De rechtbank acht daarom een flinke stok achter de deur nodig om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat. De rechtbank vindt het niet nodig dat verdachte op dit moment terug naar een jeugdgevangenis gaat, maar hij moet wel beseffen dat hij veel te ver is gegaan en dat dit werkelijk nooit meer mag gebeuren. De rechtbank zal daarom een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen opleggen, met aftrek van voorarrest, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Gedurende deze proeftijd moet verdachte zich houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, zoals vermeld in het dictum van dit vonnis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen, met aftrek van de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Beveelt dat een gedeelte, groot
136 (honderdzesendertig) dagen, van deze jeugddetentie
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij de reclassering
Verdachte meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres
[adres reclassering] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering en houdt zich aan de aanwijzingen van de toezichthouder, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Ambulante begeleiding
Verdachte werkt mee aan de ambulante begeleiding van Levvel of een soortgelijke zorgverlener. Verdachte meldt zich op de intake van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA). Binnen de begeleiding is er specifieke aandacht voor het sociaal netwerk, dagbesteding en financiën. Verdachte houdt zich aan de regels en het programma dat de IFA in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
3.
Diagnostiek en ambulante behandeling
Verdachte werkt actief mee aan diagnostiek door een gedragsdeskundige van de Waag of
een vergelijkbare instantie om zicht te krijgen op eventuele psychische problematiek of beperkingen en de mogelijke samenhang met het (delict)gedrag. De Reclassering kan in overleg met de Waag vaststellen of een behandeling of een justitiële interventie (zoals de training cognitieve vaardigheden) meer passend is.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid dan wel artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Voorlopige hechtenis
Heft ophet geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2022.