ECLI:NL:RBAMS:2022:2482

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
13/312510-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte voor het medeplegen van voorbereiden van vervaardigen van methamfetamine, bezit van amfetamine en vuurwapenbezit

Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van de vervaardiging van methamfetamine, het voorhanden hebben van amfetamine en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 1 maart 2022 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A.C. Kramer, en de raadsman van de verdachte, mr. S.J. Jansen, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De verdachte, geboren in 1991 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting.

De beschuldigingen omvatten onder andere het medeplegen van de voorbereidingen voor de invoer, uitvoer, vervaardiging en handel in harddrugs, alsook het bezit van een vuurwapen en heling van een sloep. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding beoordeeld en geoordeeld dat deze voldoende duidelijk was. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van methamfetamine, en dat hij 4,92 kilo amfetamine en een vuurwapen in zijn bezit had. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere beschuldigingen, waaronder heling van de sloep.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen en de teruggave daarvan aan de verdachte, evenals de onttrekking aan het verkeer van andere voorwerpen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/312510-21 (Promis)
Datum uitspraak: 15 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Kramer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.J. Jansen naar voren hebben gebracht.
De zaak is tegelijk op zittting behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] (parketnummer 13/208541-20). De rechtbank doet vandaag in beide zaken uitspraak.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van
1. medeplegen van voorbereiden van invoer, uitvoer, het maken van en/of handel in cocaïne, methamfetamine en/of amfetamine in de periode van september 2020 tot en met 15 november 2021;
2. medeplegen van bezit en/of handel in ongeveer 5 kilo amfetamine op 16 november 2021;
3. medeplegen van vuurwapenbezit op 16 november 2021;
4. heling van een sloep in de periode van juni 2019 tot en met 16 november 2021.
De tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Geldigheid van de dagvaarding

3.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde. De tenlastelegging is ruim geformuleerd en onderverdeeld in acht feitelijkheden, die onder drie subverdenkingen lijken te vallen. Er lijkt sprake te zijn van drie losse feiten die onder één feit zijn samengebracht. Welke feitelijkheden bij welke subverdenking horen, is niet duidelijk. Voor de verdediging is daarom niet duidelijk wat verdachte wordt verweten en waar hij zich tegen moet verdedigen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 geldig is. De tenlastelegging is voldoende duidelijk en past bij wat in het dossier staat.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt de tenlastelegging voor feit 1 voldoende duidelijk. De beschreven feitelijkheden zijn, in samenhang met het dossier voldoende specifiek, zodat voor verdachte daaruit duidelijk moet zijn geworden waartegen hij zich moet verdedigen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 15 juli 2020 komt TCI-informatie binnen bij de politie dat [medeverdachte 1] al jaren in de cocaïnesmokkel en -handel zou zitten. Hierna stelt de politie een onderzoek in naar verdachte, waarbij technische acties, zoals telefoontaps en het plaatsen van afluisterapparatuur, en observaties plaatsvinden. Uit de resultaten van dit onderzoek ontstaat de verdenking dat verdachte samen met onder andere medeverdachte [verdachte] bezig is om een laboratorium op te zetten om harddrugs te maken. Ook zou hij bezig zijn met de voorbereiding van invoer van harddrugs vanuit Colombia en Ecuador. Op 16 november 2021 wordt de loods aan [adres 1] doorzocht, die in verband wordt gebracht met verdachte en medeverdachten. In deze loods worden goederen aangetroffen die geschikt zijn voor het maken van een installatie voor het vervaardigen van verdovende middelen. Zowel verdachte als [verdachte] ontkennen de beschuldigingen.
Op 16 november 2021 wordt de woning van verdachte aan de [adres 2] doorzocht.
4.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het medeplegen van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen voor het maken, invoeren en uitvoeren van synthetische drugs (feit 1) kan worden bewezen. De voorbereidingshandelingen met betrekking tot cocaïne kunnen niet worden bewezen. Daarvan moet verdachte worden vrijgesproken. Het bezit van amfetamine (feit 2) en een vuurwapen (feit 3) kan worden bewezen. Het medeplegen van deze feiten kan niet worden bewezen. Verdachte heeft door de manier waarop hij de onder feit 4 genoemde boot heeft gekocht willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de boot van diefstal afkomstig was. Daarom kan opzetheling worden bewezen.
4.3.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen. Hiervoor zit te weinig concreet bewijs in het dossier.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het vuurwapenbezit (feit 3). Er is onvoldoende bewijs dat het aangetroffen vuurwapen geschikt is om scherpe munitie mee te verschieten. Het dossier spreekt over omgebouwd alarmpistool, alleen op basis van de vaststelling dat een metalen sper die in het wapen zou hebben gezeten is verwijderd. Er hebben geen daadwerkelijke functioneringsproeven plaatsgevonden om uit te wijzen of met dit wapen projectielen verschoten konden worden. De aangetroffen munitie past ook niet bij dit wapen.
Dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat de in feit 4 genoemde boot gestolen was, kan niet worden vastgesteld. Verdachte heeft een marktconforme prijs betaald en op de site “stopheling.nl” en bij de politie gecontroleerd of de boot niet gestolen was. Daarom moet verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de voorbereidingshandelingen voor het maken van drugs (feit 1, deels) en het bezit van de drugs en het wapen (feiten 2 en 3) bewezen kunnen worden. Van betrokkenheid bij de voorbereiding van in- en uitvoer van harddrugs (feit 1, deels) wordt verdachte vrijgesproken. Ook van de heling van de boot (feit 4) wordt verdachte vrijgesproken. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen in bijlage II de volgende feiten vast.
Voorbereidingshandelingen drugs (feit 1)
Methamfetamine – [adres 1]
[medeverdachte 1] en [verdachte] voeren op 15 januari 2021 een gesprek dat volgens een medewerker van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (hierna LFO) zeer waarschijnlijk gaat over het (in proefopstelling) maken van methamfetamine vanuit (pseudo)efedrine. Deze LFO-medewerker zegt: “laatste stuk gaat over de kosten en opbrengsten en de verdeling hiervan". In een telefoongesprek op 24 februari 2021 wordt [verdachte] gevraagd of hij de drugsbaron van de Ronde Venen is. Hierop antwoordt hij bevestigend. Ook zegt [verdachte] in dit gesprek: “Ja ik kook crystal meth.”
Bij observaties van de loods aan [adres 1] worden [medeverdachte 1] en [verdachte] een aantal keer waargenomen, maar ook [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] . Die laatsten komen hier bijna dagelijks. Op 1 maart 2021 zijn alle vijf genoemde personen in de loods. Tien minuten nadat wordt gezien dat [verdachte] de loods heeft verlaten, belt hij naar zijn vriendin en zegt hij dat de vergadering afgerond is. Op 2 juni 2021 hebben [medeverdachte 1] en [persoon 2] een telefoongesprek, waarin ze praten over hoe zwaar iets is wat ze gaan ophalen en over een 50 of 100 liter bol van dubbel gelagerd glas. [medeverdachte 1] zegt ervan uit te gaan dat het in een doos in een houten krat zal zitten. [medeverdachte 1] zegt dat hij het geld van [voornaam verdachte] zo zal krijgen via zijn vrouw. [persoon 2] zegt dat hij het geld van [voornaam persoon 1] zo even zal vragen. De rechtbank stelt gezien de rest van het dossier vast dat met [voornaam verdachte] en [voornaam persoon 1] , [verdachte] en [persoon 1] worden bedoeld.
Op 16 november 2021 wordt de loods aan [adres 1] doorzocht. Hier worden onder andere een vacuümpomp, een cyrogene cooler, een circulatiepomp en een droogopstelling aangetroffen. Experts van het LFO verklaren dat al deze onderdelen gebruikt kunnen worden voor het maken van synthetische drugs. Het aantreffen van deze combinatie van voorwerpen versterkt dit vermoeden. Op 16 november 2021 wordt in de woning van [medeverdachte 1] een notitieblok aangetroffen met meerdere notities. Volgens het LFO past een deel van deze aantekeningen bij de apparatuur die in de loods aan [adres 1] is aangetroffen. In de box bij de woning worden grote hoeveelheden chemische stoffen aangetroffen die volgens een deskundige gebruikt kunnen worden bij het maken van drugs.Op de Thinkpad laptop die in de woning van [medeverdachte 1] is aangetroffen, staat een document met als naam “ [bestand] ”. Dit document is geanalyseerd door een medewerker van het NFI, die verklaart dat dit een recept is voor Efedrine.
De rechtbank stelt op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, vast dat verdachte samen met anderen bezig was een drugslab op te zetten in de loods aan [adres 1] , bedoeld om methamfetamine mee te maken. De verklaring van verdachte dat de spullen voor iets anders bedoeld waren, vindt onvoldoende ondersteuning in het dossier en vindt de rechtbank niet aannemelijk.
Vrijspraak andere voorbereidingshandelingen
Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte en/of [medeverdachte 1] gesprekken voeren over harddrugs (o.a. cocaïne), het opzetten van drugslijnen, en dat zij samen contact heben met mensen uit Colombia. Of deze gesprekken en contacten daadwerkelijk tot meer dan alleen gesprekken en contact hebben geleid, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen. De rechtbank vindt voorbereidingshandelingen voor de in-/uitvoer van cocaïne daarom niet bewezen.
Bezit van amfetamine (feit 2)
In de woning van verdachte is 4,92 kilo amfetamine aangetroffen. Verdachte heeft het bezit van de drugs bekend. Omdat niet is gebleken dat verdachte de drugs samen met iemand anders voorhanden had, wordt hij vrijgesproken van medeplegen.
Vuurwapenbezit (feit 3)
In de woning van verdachte is een vuurwapen aangetroffen. Verdachte erkent het bezit ervan. Het wapen is door een wapenexpert van de politie onderzocht. Uit dat onderzoek blijkt dat het om een strafbaar vuurwapen gaat, van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Dat rechtbank ziet in wat de advocaat heeft aangevoerd geen reden om aan deze conclusie te twijfelen. Omdat niet is gebleken dat verdachte het wapen samen met iemand anders voorhanden had, wordt hij vrijgesproken van medeplegen.
Vrijspraak van heling (feit 4)
In de woning van verdachte zijn sleutels van een boot aangetroffen. Uit onderzoek aan de boot blijkt dat het rompnummer is aangepast en de boot als gestolen is opgegeven.
Verdachte heeft verklaard dat hij € 11.000 voor de boot heeft betaald, dat hij niet wist dat er gesjoemeld was met het rompnummer en dat hij de boot op stopheling.nl heeft gecontroleerd. Voor de zekerheid heeft hij navraag gedaan bij de politie. Deze verklaring van verdachte is niet onaannemelijk en wordt niet door het bewijs in het dossier opzij gezet. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid ervan. De aanpassing in het rompnummer is niet zodanig in het oog springend dat verdachte dat moet hebben gezien bij de aanschaf van de boot. Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat verdachte op he moment van het verkrijgen van de boot wist of had moeten vermoeden dat de boot gestolen was.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
feit 1:
in de periode van 15 januari 2021 tot en met 15 november 2021 in Nederland, tezamen anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten het opzettelijk vervaardigen
van methamfetamine,
  • zich gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
  • diverse gesprekken te voeren met zijn mededaders met betrekking tot het opzetten van een lab, bestemd voor de productie van crystal meth en
  • diverse goederen, nodig voor het opzetten van dat lab, waaronder een vacuümpomp, een cryogene cooler, een circulatiepomp en een glazenreactoropstelling naar de locatie van het op te zetten lab te brengen en daar te bewaren;
feit 2:
op 16 november 2021 te Wilnis opzettelijk aanwezig heeft gehad 4920 gram amfetamine;
feit 3:
op 16 november 2021 te Wilnis een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, merk Rӧhm, model RG 69, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Motivering van de straf

6.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met het beperkte strafblad van verdachte. Gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte is een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met een voorwaardelijk deel passend.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen voorbereiden van het vervaardigen van methamfetamine. Verdachte en zijn mededaders hebben hiervoor plannen gemaakt, gesprekken gevoerd en voorwerpen voorhanden gehad. Ze zijn bezig geweest om een drugslab op te zetten. Het productieproces van methamfetamine is een ingewikkeld en heel gevaarlijk chemisch proces. Dit blijkt uit de ongelukken die de laatste jaren in illegale methamfetaminelabs zijn gebeurd, waarbij mensen die daar aan het werk waren om het leven zijn gekomen en gewond zijn geraakt. Het productieproces van drugs levert bovendien grote hoeveelheden schadelijke afvalstoffen op die vaak illegaal worden gedumpt. Verder is algemeen bekend dat synthetische drugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze drugs. Methamfetamine is bovendien een schadelijke en sterk verslavende drug. Daarnaast gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met geweld en andere criminaliteit. De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat daadwerkelijke productie van drugs niet is komen vast te staan, maar het bij de voorbereiding ervan is gebleven. Verdachte heeft wel daadwerkelijk bijna 5 kilo amfetamine voorhanden gehad. Amfetamine is een gevaarlijke drug die schade oplevert voor de volksgezondheid.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen voorhanden gehad. Het onbevoegd in het bezit hebben van vuurwapens brengt enorme risico’s met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling hebben gemaakt over strafoplegging (voor wapen- en drugsbezit) en naar wat in vergelijkbare zaken aan straffen zijn opgelegd (voor voorbereidingshandelingen). De rechtbank vindt voor alle feiten samen een gevangenisstraf van 27 maanden passend.

7.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen, zoals vermeld op de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst. Voor zover hierna naar voorwerpen verwezen wordt, worden de genummerde voorwerpen op deze beslaglijst bedoeld. De rechtbank komt ten aanzien van die inbeslaggenomen voorwerpen tot het volgende oordeel.
Teruggave aan verdachte
De onder 10 tot en met 14 genoemde voorwerpen zijn niet voor onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring vatbaar. Nu deze voorwerpen aan verdachte toebehoren, zullen deze aan hem worden teruggegeven. Ten aanzien van de onder 11 tot en met 13 genoemde gegevensdragers, overweegt de rechtbank dat hiervoor onvoldoende relatie is tussen deze voorwerpen en de gepleegde strafbare feiten.
Bewaren voor de rechthebbende
De onder 1 en 4 genoemde voorwerpen zijn niet voor onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring vatbaar. Verdachte is vrijgesproken van heling van de onder 1 genoemde boot. Echter, deze boot is wel van diefstal afkomstig. De rechtbank kan op dit moment daarom ook niet vaststellen of verdachte, of de oorspronkelijke eigenaar van de boot, redelijkerwijs kan worden aangemerkt als de rechthebbende. Van het onder 4 genoemde (€ 2.180,00) is gebleken dat dit aan de vriendin van verdachte toebehoort. Daarom worden deze voorwerpen bewaard voor de rechthebbende.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de onder 2 en 3 genoemde voorwerpen het bewezen geachte is begaan
en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Aangezien de onder 5, 6, 7, 8, 9 en 15 genoemde voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, worden ook deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen voorhanden hebben van voorwerpen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit en zich gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 27 (zevenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte]van de op de beslaglijst onder 10 tot en met 14 genoemde voorwerpen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de op de beslaglijst onder 1 en 4 genoemde voorwerpen.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde onder 2, 3, 5 tot en met 9 en 15 genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. J. Huber en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2022.
[(...)]
[(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]