ECLI:NL:RBAMS:2022:2472

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
C/13/714807 / HA RK 22-74
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in verband met anonieme getuige in strafzaak

Op 14 april 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verdachte in een strafzaak, geregistreerd onder parketnummer 13/997000-19, die gelieerd is aan een andere strafzaak waarin een anonieme bedreigde getuige was betrokken. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.T.E. Vis, stelde dat de rechter-commissaris, mr. R. van de Water, een schijn van vooringenomenheid had getoond door zijn standpunt over de status van de getuige. De rechter-commissaris had eerder besloten de getuige als anonieme bedreigde getuige aan te merken, wat volgens de verzoeker in strijd was met de wettelijke procedure.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/13/7148077/ HA RK 22/74
Beslissing van 14 april 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank (hierna: de wrakingskamer) op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker]
gemachtigde: mr. J.T.E. Vis
hierna te noemen: verzoeker
strekkende tot de wraking van
mr. R. van de Water,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter-commissaris.

1.De procedure

De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 3 maart 2022, met bijlagen;
  • de schriftelijke zienswijze van de rechter-commissaris van 28 maart 2022;
  • de schriftelijke reactie van verzoeker van 29 maart 2022 op de zienswijze van de rechter-commissaris.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 31 maart 2022. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de gemachtigd raadsman van verzoeker, vergezeld door zijn kantoorgenoot mr. E. van Reydt;
  • de rechter-commissaris;
  • mr. Z. Trokic, officier van justitie.
Verzoeker zelf is niet verschenen.
Het verzoek is door de raadsman van verzoeker toegelicht en met partijen besproken. Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
In een strafzaak bekend onder de naam 13/Skipers1 is een vermeende uitvoerder van een liquidatie door de rechtbank veroordeeld. In deze zaak is door het Openbaar Ministerie een anonieme bedreigde getuige (verder: de getuige) naar voren gebracht.
Verzoeker is verdachte in een strafzaak geregistreerd onder parketnummer 13/997000-19. Deze zaak is bekend onder de naam 13/Skipers2 en is gelieerd aan de zaak 13/Skipers1. De rechter-commissaris is in beide zaken rechter-commissaris (geweest) .
De raadsman van verzoeker (hierna de raadsman) heeft verzocht de getuige te horen. De rechter-commissaris heeft dit toegestaan met inachtneming van de regels die gelden voor het horen van een getuige aan wie de anonieme status is verleend.
Op 10 december 2021 heeft de raadsman bij de raadkamer diverse bezwaren ingediend tegen de weigering van de rechter-commissaris bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten. Verzoeker heeft onder meer bezwaar gemaakt tegen de (kennelijke) beslissing van de rechter-commissaris de getuige als anonieme bedreigde getuige ex artikel 226a Sv aan te merken, omdat de rechtsgang ex artikel 226a Sv ten onrechte achterwege is gebleven (verder: het bezwaar).
Op 3 maart 2022 heeft de raadsman schriftelijk de raadkamer een update gegeven ten aanzien van de namens verzoeker ingediende bezwaren en heeft met betrekking tot het bezwaar gesteld dat er op dit moment geen taak ligt voor de raadkamer, aangezien de officier van justitie alsnog een vordering ex artikel 226a lid 1 Sv heeft gedaan.
Naar aanleiding van dit bericht heeft de rechter-commissaris op 3 maart 2022 een e-mail verzonden aan de raadkamer, met afschrift aan onder meer de raadsman en de officier van justitie. Daarin staat geschreven: “
Na kennisname van het bericht van de raadsman verzoek ik u uitdrukkelijk om wel een oordeel te geven met betrekking tot het onder (b) genoemde[het bezwaar, wrk]
. Weliswaar heeft de officier van justitie inmiddels inderdaad alsnog een vordering ingediend ter beoordeling van de status van de genoemde getuige, maar mijn standpunt is en blijft dat deze status al is bepaald en dat deze status uit oogpunt van veiligheid van de getuige in een later stadium nimmer meer kan worden gewijzigd. Ik verwijs naar hetgeen ik hierover al eerder heb opgemerkt. Weliswaar zou het kunnen zijn dat de raadsman formeel een punt heeft dat ik eerst formeel dit standpunt moet formaliseren en dat de raadsman daarna (opnieuw) in bezwaar kan gaan, maar dat zal leiden tot onnodige vertraging. De standpunten zijn duidelijk en verschillen van elkaar. Uit processueel oogpunt is het van belang dat de raadkamer nu zo snel mogelijk de knoop doorhakt. Desnoods in de vorm van een informele beslissing ten overvloede als de raadkamer meegaat in het betoog van de raadsman dat er nu niet hoeft te worden beslist.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. In de gekozen bewoordingen ‘mijn standpunt is en blijft’, ‘de standpunten zijn duidelijk en verschillen van elkaar’ en ‘leiden tot onnodige vertraging’ zoals neergelegd in de e-mail van de rechter-commissaris van 3 maart 2022 ligt een (kennelijke) rechterlijke vooringenomenheid besloten, althans een gerechtvaardigde vrees daartoe. Dit, aangezien de rechter-commissaris daarmee (a) de wettelijk voorgeschreven procedure ex artikelen 226a -226b Sv passeert en daarmee verzoeker de daarin besloten waarborgen onthoudt, (b) afziet van een wettelijk voorgeschreven verhoor ex artikel 226a tweede lid Sv; en (c) de overtuiging naar voren brengt dat wat ook van de zijde van de verdediging zou worden ingebracht, dit zijn standpunt ter zake de toekenning van de status ex artikel 226a Sv aan de getuige niet anders zou maken. Volgens verzoeker is daarmee sprake van een situatie waarin de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt.
3.2
De rechter-commissaris heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Hij vindt dat er geen sprake is van een schijn van vooringenomenheid, maar uitsluitend een verschil in opvatting over een procedurele beslissing waarbij hij praktisch heeft willen handelen door in weerwil van het bericht van de raadsman van 3 maart 2022, de rechtbank te vragen zich uit te laten over dit procedurele geschilpunt. De rechter-commissaris wijst er voorts op dat hij in deze zaak geen enkele rol speelt of zal spelen in het daadwerkelijk horen van getuigen, onder wie de getuige, of bij het beslissen over de status van de getuige.
3.3
De officier van justitie heeft ter zitting toegelicht dat er alsnog een vordering ex artikel 226a Sv is gedaan om de voortgang van de procedure te bewaken, maar dat ook hij graag een beslissing van de raadkamer over dit principiële punt had willen hebben. De officier van justitie ziet in het handelen van de rechter-commissaris geen (schijn van) vooringenomenheid.
3.4
De nadere standpunten van de verzoeker en de rechter-commissaris komen voor zover relevant bij de beoordeling aan de orde.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 512 Sv kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
4.2
Met de regeling van artikel 226a Sv heeft de wetgever beoogd een wettelijke regeling in het leven te roepen die zowel de rechten van de bedreigde getuige als die van de verdachte in het strafproces eerbiedigt. Bij de getuige gaat het daarbij in het bijzonder om het recht op eerbiediging van het privéleven zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Bij de verdachte gaat het om het recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze rechten kunnen botsen in het geval een anonieme bedreigde getuige moet worden gehoord in verschillende zaken met verschillende verdachten, zoals in het onderhavige zaak aan de orde is. De raadsman is van mening dat in iedere zaak de weg van 226a Sv moet worden gevolgd, zodat een verdachte de mogelijkheid wordt geboden de statusverlening van een bedreigde getuige ter discussie te stellen, terwijl de rechter-commissaris het noodzakelijk acht dat een eenmaal verleende status ook in andere, gelieerde strafzaken of ten aanzien van de overige verdachten heeft te gelden, nu een daarvan afwijkende beslissing de veiligheid van de bedreigde getuige in gevaar zou kunnen brengen.
4.3
Bezien vanuit de taak van de (zaaks)rechter-commissaris om de voortgang van het vooronderzoek te bewaken, is het begrijpelijk dat de rechter-commissaris die van mening is dat de status ex artikel 226a Sv een definitieve en permanente status is, in beginsel geen gelegenheid heeft willen bieden om de procedure ex artikel 226a Sv ten aanzien van de getuige nogmaals te doorlopen. Hoewel de rechter-commissaris in zijn email met de nodige stelligheid zijn standpunt heeft verwoord, kan daaruit niet worden afgeleid dat zijn standpunt specifiek is in van de zaak van verzoeker. De discussie tussen de raadsman en de rechter-commissaris is namelijk van principiële en daarmee ook van algemene aard. Dit wordt onderstreept door de uitdrukkelijke wens van de rechter-commissaris om een uitspraak van de raadkamer hierover, zelfs nu een vordering ex artikel 226a Sv door de officier van justitie alsnog was ingesteld. Uit de gekozen bewoordingen in de email kan geen vooringenomenheid jegens verzoeker worden aangenomen, nu in het daarbij gedane verzoek aan de raadkamer de knoop door te hakken, besloten ligt dat hij een eventueel andersluidend uitspraak van de raadkamer zal respecteren.
4.4
Het voorgaande betekent dat het verzoek tot wraking als ongegrond wordt afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mr. C.M. Degenaar en mr. Y.A.M. Jacobs in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 14 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.