In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 14 april 2022 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker die zich niet kon vinden in de behandeling van zijn zaak door rechter mr. H.J. Doets. Het wrakingsverzoek was niet gericht tegen de rechter zelf, maar tegen het systeem van de wet, en werd daarom als ongegrond beschouwd. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de Rijksdienst Wegverkeer (RDW) met betrekking tot zijn scooter, waarbij hij betwistte dat de technische beoordeling van zijn voertuig correct was. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2022 had de rechter de verzoeker onderbroken, wat leidde tot de beschuldiging van partijdigheid. De rechtbank oordeelde echter dat de rechter de procedure correct had geleid en dat de verzoeker niet voldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter gebonden is aan het juridische kader en dat het niet de taak van de rechter is om de technische uitleg van de verzoeker te beoordelen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.