Uitspraak
beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
hierna: de rechters.
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 25 februari 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechters;
- een schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie op het wrakingsverzoek.
1.De feiten
“(…)
1. De raadsman van verdachte [verzoeker] , mr. Van der Horst, heeft direct laten weten dat de tijd die gegeven werd, onvoldoende was om hun onderzoekswensen te formuleren. Hierop heeft het Openbaar Ministerie besloten om de regiezitting aan te merken als een pro-forma zitting.2. Onderzoekswensen die niet of te laat zijn ingediend, zullen op 6 mei 2022 buiten bespreking moeten worden gelaten.3. Daarmee wordt het scenario van de Openbaar Ministerie geconcretiseerd en ondersteund. Ook nu verdachten zich tot op heden op hun zwijgrecht hebben beroepen, ziet de rechtbank vooralsnog geen reden om aan dit belastende scenario te twijfelen.4. Zoals bij de uiteenzetting van de stand van zaken is beschreven, is de zaak volgens het Openbaar Ministerie – de procespartij die verantwoordelijk is voor de samenstelling van het einddossier – klaar voor de inhoudelijke behandeling.5. Het scenario van het Openbaar Ministerie en de context waarin deze feiten hebben plaatsgevonden, is opnieuw zeer concreet en gedetailleerd uiteen gezet. Verdachten hebben ook ten aanzien van deze feiten tot op heden gezwegen en de raadslieden hebben het scenario van het Openbaar Ministerie slechts in zijn algemeenheid en onvoldoende concreet betwist en/of bekritiseerd. (…)”
2.Het wrakingsverzoek en de reacties daarop
Daarnaast overwegen de rechters onder punt 5 dat het scenario van het Openbaar Ministerie zeer concreet en gedetailleerd uiteen is gezet en dat dit scenario door de verdediging slechts in zijn algemeenheid is betwist. Dit, terwijl de verdediging juist een zeer uitvoerig en getailleerd verweer heeft gevoerd. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft verzoeker het in het proces-verbaal opgenomen gevoerde verweer van de verdediging geciteerd.