ECLI:NL:RBAMS:2022:2460

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
13/751037-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Erding in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 15 januari 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van oplichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Procureur van de Republiek in Landshut is gegeven, waarin werd toegezegd dat de opgeëiste persoon zijn eventuele gevangenisstraf in Nederland kan uitzitten.

Tijdens de openbare zitting op 17 februari 2022 heeft de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, de vordering toegelicht, terwijl de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Korte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen beslissing nodig is omtrent het beslag, aangezien de officier van justitie geen vordering heeft gedaan in dat kader.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarmee de rechtbank de vordering van de officier van justitie heeft gehonoreerd. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. M.T.C. de Vries en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.A.B. Fransen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751037-20
RK nummer: 21/552
Datum uitspraak: 3 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 januari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 december 2019 door het
Amtsgericht Erding(Duitsland) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel uitgevaardigd door het
Amtsgericht Erdingop 17 oktober 2019, dossiernummer: 1 Gs 488/149.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur van de Republiek in Landshut heeft per brief van 8 februari 2022 de volgende garantie gegeven:
“Uitlevering van de Nederlandse staatsburger [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1979 In [geboorteplaats] […]
Voor zover zegt het Openbaar Ministerie Landshut toe dat de vervolgde na zijn eventuele rechtsgeldige veroordeling tot een gevangenisstraf van deze straf in Nederland kan uitzitten.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat hij, hoewel dit is aangekruist in de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), niets vordert in het kader van het beslag. Het geld is immers digitaal afgestort en ligt momenteel bij het openbaar ministerie in Rotterdam. Bovendien is in het EAB onderdeel g) daarbij niet aangekruist, dus Duitsland heeft ook niet om het beslag gevraagd. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het beslag moet worden overgedragen aan Duitsland voor de waarheidsvinding.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een beslissing te nemen op het inbeslaggenomen geld nu de officier van justitie het beslag eerder op schrift heeft gevorderd. Bovendien heeft een officier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam beslist op het inbeslaggenomen geld en is het geld niet van belang voor de waarheidsvinding in Duitsland.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB houdt niet een verzoek in om inbeslagname en afgifte van voorwerpen. De officier van justitie heeft ter zitting de vordering ex artikel 23 OLW toegelicht en – als primair standpunt – te kennen gegeven dat de hij niets vordert in het kader van het beslag. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er daarom geen grond voor een beslissing omtrent afgifte dan wel teruggave van in beslag genomen voorwerpen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Erding(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Neemt
geen beslissingover het beslag.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.