Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Erding in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 15 januari 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van oplichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Procureur van de Republiek in Landshut is gegeven, waarin werd toegezegd dat de opgeëiste persoon zijn eventuele gevangenisstraf in Nederland kan uitzitten.
Tijdens de openbare zitting op 17 februari 2022 heeft de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, de vordering toegelicht, terwijl de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Korte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen beslissing nodig is omtrent het beslag, aangezien de officier van justitie geen vordering heeft gedaan in dat kader.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarmee de rechtbank de vordering van de officier van justitie heeft gehonoreerd. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. M.T.C. de Vries en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.A.B. Fransen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.