ECLI:NL:RBAMS:2022:2457

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
13/751704-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in vordering tot behandeling Europees aanhoudingsbevel

Op 17 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 9 november 2017, betreft het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 31 mei 2017 door de Portugese autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1983, is in Nederland ingeschreven en heeft de Nederlandse nationaliteit.

De behandeling van de vordering vond plaats op een openbare zitting op 14 augustus 2018, waar de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe. De behandeling werd aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen te stellen aan de Portugese autoriteiten. Op 17 februari 2022 werd het onderzoek hervat, maar de opgeëiste persoon was niet verschenen. De raadsman was wel aanwezig.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht de ontvankelijkheid van de officier van justitie. De raadsman stelde dat de officier niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de SIS-signalering van de opgeëiste persoon was ingetrokken en de beslistermijn was verstreken. De officier van justitie gaf aan dat hij ook niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de signalering op 26 juni 2020 was ingetrokken.

De rechtbank oordeelde dat uit de intrekking van de SIS-signalering blijkt dat de uitvaardigende autoriteit het EAB niet wenst te handhaven. Daarom verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot behandeling van het EAB en stelde vast dat de geschorste overleveringsdetentie was beëindigd. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. M.T.C. de Vries en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.A.B. Fransen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751704-17
RK nummer: 17/7167
Datum uitspraak: 17 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 november 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 mei 2017 door de
Central Office for Criminal Investigation and Prosecution(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 14 augustus 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 augustus 2018. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam. De behandeling van het EAB is aangehouden voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om vragen te stellen aan de Portugese autoriteiten.
Zitting 17 februari 2022
Het onderzoek is hervat op de openbare zitting van 17 februari 2022 in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is niet verschenen. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, is wel verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de SIS-signalering van de opgeëiste persoon al geruime tijd is ingetrokken en de beslistermijn inmiddels ruimschoots is verstreken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering omdat, hoewel de Portugese autoriteiten het EAB nog niet definitief hebben ingetrokken, de signalering van de opgeëiste persoon op 26 juni 2020 is ingetrokken.
Oordeel van de rechtbank
Uit de intrekking van de SIS-signalering leidt de rechtbank af dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB niet wenst te handhaven, ook al heeft nog geen definitieve intrekking van het EAB plaatsgevonden. De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – dan ook van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de – geschorste – overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.