ECLI:NL:RBAMS:2022:2451

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
13.308019.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van straatroof en veroordeling voor schuldheling van een laptop in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof en schuldheling. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen stelen van een telefoon, pasjes, een verblijfsdocument en geld van een Zwitserse man in Amsterdam op 12 november 2021. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 20 april 2022 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. R. Leuven, de vordering heeft gedaan en de verdediging werd gevoerd door mr. S. Akkas.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte kort na de beroving in een bus werd aangetroffen met medeverdachten, waarvan twee in het bezit waren van spullen van de aangever. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de gewelddadige straatroof. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachten waren tegenstrijdig en er waren geen goederen van de aangever bij de verdachte aangetroffen.

Wel heeft de rechtbank bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een laptop, die hij had verworven zonder te weten dat deze gestolen was, maar waarbij hij had moeten vermoeden dat dit het geval was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week voor de schuldheling. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen sprake was van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.308019.21
Datum uitspraak: 4 mei 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [buitenlandse geboorteplaats ] op [geboortedag] 1997,
wonende op het adres [adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Akkas, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort weergegeven – beschuldigd van:
Het in de nachtelijke uren samen met anderen stelen van een telefoon, pasjes, een verblijfsdocument en geld van [slachtoffer] met geweld tegen [slachtoffer] op 12 november 2021 te Amsterdam.
Opzet- dan wel schuldheling van een laptop op 12 november 2022 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een straatroof (feit 1) en voert daartoe het volgende aan. Aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van een straatroof door een groep van ongeveer vijf personen, bestaande uit mannen van Midden-Oosterse komaf rond de 20 jaar oud. Het telefoontoestel van aangever is aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte 1] die in een bus is aangetroffen samen met 3 andere personen die overeenkomen met het door aangever opgegeven signalement. Vervolgens zijn op de plek van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] meerdere pasjes van aangever gevonden. Op camerabeelden is te zien dat alle vier de verdachten samen optrekken. De beroving heeft om ongeveer 1:30 uur plaatsgevonden. Rond 1:52 uur, 20 minuten na de beroving, liepen verdachten met zijn vieren het Centraal Station binnen. Om 2:30 uur stapten zij samen in de bus. Om 2:40 uur werd het signaal van de gestolen telefoon opgepikt. Verdachten ontkennen dat zij bij de straatroof betrokken waren, maar hun verklaringen zijn wisselend en bovendien tegenstrijdig. Verdachte heeft pas tijdens het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] problemen kreeg met aangever en dat medeverdachte [medeverdachte 4] tussenbeide is gekomen en in tegenstelling tot wat hij eerder heeft verklaard, heeft hij tijdens het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] naar een coffeeshop zijn gegaan en dat hij met medeverdachte [medeverdachte 3] is achtergebleven. Alle vier de verdachten waren betrokken bij de beroving. Zij zijn daarna naar het station gegaan, in de bus gestapt en toen de politie kwam hebben zij zich proberen te ontdoen van de gestolen goederen. Deze gang van zaken past ook goed in de tijdlijn. Voor zover de verdachten anders verklaren of naar elkaar wijzen als het gaat om de beroving, zijn de verklaringen ongeloofwaardig, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie vindt dat schuldheling van de laptop (feit 2) ook kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gewelddadige straatroof (feit 1), omdat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en ook geen sprake is van een bijdrage van voldoende gewicht aan het delict door de verdachte. Er zijn bij verdachte ook geen spullen aangetroffen die toebehoren aan aangever. Ook van heling (feit 2) moet verdachte worden vrijgesproken, omdat verdachte niet wist dat de laptop gestolen was en dit ook niet redelijkerwijze moest weten of vermoeden. Het was geen nieuwe laptop, maar een gebruikte en verdachte heeft voor deze tweedehands laptop een redelijke prijs betaald.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de gewelddadige straatroof (feit 1). Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan schuldheling van de laptop (feit 2).
Feit 1:
De rechtbank gaat ten aanzien van feit 1 uit van de volgende feiten.
Aangever, afkomstig uit Zwitserland, heeft aangifte gedaan van een straatroof door een groep van ongeveer vijf mannen met een Midden-Oosters uiterlijk van rond de 20 jaar oud. De beroving zou omstreeks 1:30 uur hebben plaatsgevonden op de Oude Hoogstraat te Amsterdam. Aangever heeft verklaard dat een van de daders opzettelijk en met veel kracht een arm om zijn nek klemde. Hij kreeg het gevoel dat hij stikte en zijn nek deed veel pijn. Verbalisant [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat aangever ten tijde van de aangifte klaagde over pijn in zijn nek en keel en dat hij hoorde dat aangever af en toe moeite had met spreken. Ook in zijn latere verklaring bij de rechter-commissaris van 16 maart 2022 stelt aangever dat een van de daders een arm om zijn keel hield en zijn nek erg klem hield, waardoor aangever moeilijk kon ademhalen. Aangever heeft verklaard dat hij daarna, toen hij met de politie sprak, veel moeite had met ademhalen en het erg moeilijk was om te praten. Hij heeft hier nog twee weken pijn van gehad. Naast de man die zijn arm om de nek van aangever klemde werd aangever door andere daders vastgehouden. Volgens aangever hebben de daders onder meer zijn mobiele telefoon, creditkaarten, debetkaarten, verblijfsdocument en geld weggenomen.
De telefoon van aangever gaf om 2:40 uur een signaal af. De politie heeft het signaal gevolgd en kwam uiteindelijk uit bij een bus waarin verdachte en zijn medeverdachten zaten. Zij voldeden aan het door aangever opgegeven signalement. De telefoon van aangever is aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Tussen de bank op de plekken van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] werden meerdere pasjes aangetroffen. Aangever herkende deze goederen als die van hem. Bij de insluitingsfouillering van [medeverdachte 3] werd Zwitsers geld aangetroffen.
De politie heeft de camerabeelden bekeken van toezichtscamera 52 waarop de hoek van de Kloveniersburgwal met de Oude Hoogstraat is te zien. Volgens de politie is op deze camerabeelden te zien dat aangever om 1:32:45 uur op de Oude Hoogstraat is en aangever om 1:42 uur met behulp van omstanders een politieauto aanspreekt. Op de camerabeelden van toezichtcamera 56 is volgens de politie ook te zien dat vanaf de hoek van de Kloveniersburgwal met de Oude Hoogstraat om 1:28:22 uur twee mannen over de Kloveniersburgwal komen aangerend en op de Nieuwmarkt lopen. De politie stelt dat te zien is dat het medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zijn. Hun beide posturen en het verschil van postuur onderling gezien op andere bewakingsbeelden van deze verdachten zijn geheel overeenkomstig. De door beide verdachten gedragen kleding is volgens de politie geheel overeenkomstig aan de gedragen kleding van beide verdachten op andere bewakingsbeelden van deze verdachten in dit onderzoek. Tegelijkertijd stelt de politie vast dat beide verdachten moeilijk dan wel niet aan hun gelaat zijn te herkennen.
Gelet op het voorgaande, is het enige wat de rechtbank ten aanzien van verdachte kan vaststellen, dat hij voldoet aan het door aangever opgegeven signalement en dat hij kort na de beroving met de medeverdachten is aangetroffen in de bus. Dit is echter onvoldoende om te bewijzen dat verdachte ook een significante rol moet hebben gehad bij de beroving. Nu verdachte het tenlastegelegde ontkent, er geen spullen van aangever bij hem zijn aangetroffen en het dossier ook geen andere bewijsmiddelen bevat die duiden op betrokkenheid van verdachte bij de beroving moet verdachte worden vrijgesproken.
Feit 2:
Toen verdachte in de bus werd aangetroffen, had hij een laptop bij zich. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij deze laptop heeft gekocht van iemand die hij op het station heeft leren kennen. Hij heeft deze persoon op het station in Alkmaar ontmoet en heeft daar de laptop gekocht. Deze persoon zei tegen verdachte dat het zijn laptop was en dat hij geld nodig had. Verdachte weet niet hoe deze persoon heet. Op 22 september 2021 is aangifte gedaan van diefstal van de laptop door [slachtoffer 2] . Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt dat de bij verdachte aangetroffen laptop de als gestolen geregistreerde laptop van [slachtoffer 2] is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een gestolen laptop voorhanden heeft gehad. Hij heeft deze laptop op een ongebruikelijke plek voor een relatief laag bedrag gekocht van een vreemde die hij ter plekke had ontmoet en hij is niet bekend met de persoonsgegevens van de verkoper. Onder deze omstandigheden had verdachte kunnen vermoeden dat de laptop mogelijk door misdrijf verkregen was en mocht van verdachte worden verlangd dat hij nader onderzoek had verricht naar de herkomst van de laptop. Daarom is sprake van schuldheling en kan dat feit worden bewezen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 2:
op 12 november 2021 te Amsterdam een Laptop (merk Dell) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

5.De strafoplegging

5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie ziet geen reden om naast de straf die hij heeft geëist voor de straatroof nog een straf te eisen voor de schuldheling.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Heling is een ergerlijk strafbaar feit, omdat hierdoor de onderliggende criminaliteit, in dit geval diefstal van laptops, in stand wordt gehouden. Een geldboete of een taakstraf is niet passend, want verdachte heeft geen baan en inkomen in Nederland en hij is al eerder wegens schuldheling veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week. De rechtbank acht het daarom passend om dit keer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een week op te leggen.

6.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

7.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij, [slachtoffer 2] , vordert 808,55 euro aan vergoeding van materiële schade. Zowel de officier van justitie als de raadsman vinden dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit.

8.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2:
schuldheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 2] ,
niet-ontvankelijkin zijn vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de gemaakte en nog te maken kosten ten behoeve van de vordering zelf moet dragen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis per 21 april 2022, welk bevel apart is opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mr. A. Eichperger en mr. L. Medema-Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2022.