ECLI:NL:RBAMS:2022:2449

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
13.308024.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof met geweld tegen een Zwitserse man in Amsterdam

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 november 2021, waarbij de verdachte samen met anderen een Zwitserse man beroofde van zijn telefoon, pasjes, verblijfsdocument en geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte kort na de beroving werd aangetroffen in een bus met de gestolen goederen. Camerabeelden toonden de verdachte en een medeverdachte rennend in de buurt van de plaats delict. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever, die gewelddadig werd vastgehouden, consistent waren en ondersteund door bewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat de beroving op een brutale manier was gepleegd, wat de strafmaat beïnvloedde. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.308024.21
Datum uitspraak: 4 mei 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2002,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 april 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsman,
mr. M.A.I. Witlox, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort weergegeven – beschuldigd van:
Het in de nachtelijke uren samen met anderen stelen van een telefoon, pasjes, een verblijfsdocument en geld van [slachtoffer] met geweld tegen [slachtoffer] op 12 november 2021 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de gewelddadige straatroof en voert daartoe het volgende aan. De telefoon en meerdere pasjes van aangever zijn bij verdachte aangetroffen en op de camerabeelden zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] te zien om 1:28 uur.
Zij komen over de Kloveniersburgwal aangerend. Verdachte verklaart wisselend en tegenstrijdig en daarom is zijn verklaring ongeloofwaardig.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken om de volgende reden. Verdachte stelt dat hij niet betrokken is geweest bij de beroving en deze ook niet heeft gezien. Het verhaal van verdachte wordt in grote lijnen bevestigd door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] . Verdachte heeft een plausibele verklaring voor het bezit van de telefoon van aangever. Hij heeft deze gekregen van de man in het zwarte jack met vieze tanden. Verdachte zou deze telefoon verkopen en zo wat geld verdienen en zou daarom voor heling kunnen worden veroordeeld, maar niet voor het medeplegen van een straatroof.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de beroving van de Zwitser [slachtoffer] (hierna: aangever). Daartoe is het volgende redengevend.
Aangever heeft aangifte gedaan van een straatroof door een groep van ongeveer vijf mannen met een Midden-Oosters uiterlijk van rond de 20 jaar oud. De beroving zou omstreeks 1:30 uur hebben plaatsgevonden op de Oude Hoogstraat te Amsterdam. Aangever heeft verklaard dat een van de daders opzettelijk en met veel kracht een arm om zijn nek klemde.
Hij kreeg het gevoel dat hij stikte en zijn nek deed veel pijn. Verbalisant [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat aangever ten tijde van de aangifte klaagde over pijn in zijn nek en keel en dat hij hoorde dat aangever af en toe moeite had met spreken. Ook in zijn latere verklaring bij de rechter-commissaris van 16 maart 2022 stelt aangever dat een van de daders een arm om zijn keel hield en zijn nek erg klem hield, waardoor aangever moeilijk kon ademhalen. Aangever heeft verklaard dat hij daarna, toen hij met de politie sprak, veel moeite had met ademhalen en het erg moeilijk was om te praten.
Hij heeft hier nog twee weken pijn van gehad. Naast de man die zijn arm om de nek van aangever klemde, werd aangever door andere daders vastgehouden.
Volgens aangever hebben de daders onder meer zijn mobiele telefoon, creditkaarten, debetkaarten, verblijfsdocument en geld weggenomen.
De telefoon van aangever gaf om 2:40 uur een signaal af. De politie heeft het signaal gevolgd en kwam uiteindelijk uit bij een bus waarin verdachte en zijn medeverdachten zaten. Zij voldeden aan het door aangever opgegeven signalement. De telefoon van aangever is aangetroffen bij verdachte. Tussen de bank op de plekken van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] werden meerdere pasjes aangetroffen. Aangever herkende deze goederen als die van hem. Bij de insluitingsfouillering van [medeverdachte 1] werd Zwitsers geld aangetroffen.
De politie heeft de camerabeelden bekeken van toezichtscamera 52 waarop de hoek van de Kloveniersburgwal met de Oude Hoogstraat is te zien. Volgens de politie is op deze camerabeelden te zien dat aangever om 1:32:45 uur op de Oude Hoogstraat is en aangever om 1:42 uur met behulp van omstanders een politieauto aanspreekt. Op de camerabeelden van toezichtcamera 56 is volgens de politie ook te zien dat vanaf de hoek van de Kloveniersburgwal met de Oude Hoogstraat om 1:28:22 uur twee mannen over de Kloveniersburgwal komen aangerend en op de Nieuwmarkt lopen. De politie stelt dat te zien is dat het verdachte en [medeverdachte 2] zijn. Hun beide posturen en het verschil van postuur onderling gezien op andere bewakingsbeelden van deze verdachten zijn geheel overeenkomstig. De door beide verdachten gedragen kleding is volgens de politie geheel overeenkomstig aan de gedragen kleding van beide verdachten op andere bewakingsbeelden van deze verdachten in dit onderzoek. Tegelijkertijd stelt de politie vast dat beide verdachten moeilijk dan wel niet aan hun gelaat zijn te herkennen.
De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat het medeverdachte [medeverdachte 2] is die in zwarte kledij op de camerabeelden van toezichtcamera 56 te zien is, omdat de gedragen kleding van de rennende man in het zwart op de camerabeelden ook overeenkomt met de gedragen kleding van medeverdachte [medeverdachte 1] op de bewakingsbeelden van PRORAIL. Op de camerabeelden van toezichtcamera 56 is een man in zwarte kleding waar te nemen. Medeverdachte [medeverdachte 1] is op de bewakingsbeelden van PRORAIL geheel in het zwart gekleed, in tegenstelling tot medeverdachte [medeverdachte 2] , waar ook duidelijk een rode capuchon waar te nemen is onder zijn jas. De rechtbank heeft de camerabeelden van toezichtscamera 56 ook bekeken op de zitting en verdachte heeft vervolgens op de zitting bekend dat hij één van de rennende mannen, meer specifiek de man met de witte schoenen en de gedeeltelijk witte jas, op die camerabeelden is.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] twee van de daders van de beroving moeten zijn geweest. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op de Oude Hoogstraat rennen, enkele minuten voordat aangever op die plek wordt waargenomen en aan de politie vertelt dat hij zojuist is beroofd. Korte tijd na de beroving zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de bus aangetroffen met de telefoon en pasjes van aangever. Bovendien had medeverdachte [medeverdachte 1] Zwitsers geld bij zich, terwijl aangever afkomstig is uit Zwitserland. Onder deze omstandigheden mag van verdachte een logische verklaring worden verlangd over de herkomst van die spullen.
Deze verklaring heeft hij niet gegeven. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij de telefoon en pasjes van medeverdachte [medeverdachte 1] overhandigd heeft gekregen toen hij in de bus zat en deze moest verstoppen. Deze verklaring wordt echter niet ondersteund door de beschrijving van de camerabeelden van de bus. De rechtbank gaat ervan uit dat als de medeverdachten in de bus goederen aan elkaar zouden hebben overgedragen, de politie dit zou hebben geverbaliseerd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het door verdachte geschetste alternatieve scenario dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat aangever op gewelddadige wijze is beroofd. Dat aangever door de daders bij zijn nek en keel is gegrepen, wordt bevestigd door de waarneming van verbalisant [verbalisant 1] ten tijde van de aangifte. Bovendien heeft aangever hier concreet en consistent over verklaard tijdens zijn aangifte en zijn latere verhoor bij de rechter-commissaris.
Dit, in combinatie met de omstandigheid dat de rest van zijn verklaring wordt ondersteund door het aantreffen van zijn spullen bij verdachten, maakt dat de rechtbank ook op dit punt uitgaat van de verklaring van aangever. Bij deze gang van zaken, waarbij een van de daders zijn arm om de nek van het slachtoffer klemt en de andere daders het slachtoffer vasthouden en goederen wegnemen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen, bestaande uit een gezamenlijke uitvoering.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 12 november 2021 te Amsterdam omstreeks 01:50 uur op de Oude Hoogstraat tezamen en in vereniging met anderen
- Apple IPhone 11 pro (zwartkleurig)
- Pasjes/kaarten (onder meer bankpas en credit/debet kaarten)
- Zwitsersverblijfsdocument op naam van [slachtoffer]
- Zwitserse Franken
die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk gewelddadig
- [slachtoffer] met kracht bij de nek en/of keel hebben vastgepakt en vast hebben gehouden en geklemd hebben gehouden
- [slachtoffer] hebben vastgepakt en vastgehouden.

5.De strafoplegging

5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. Dit is volgens de richtlijnen van het Openbaar Ministerie het uitgangspunt voor een straatroof met fysiek geweld, pijn en/of licht letsel. Volgens de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is dat zes maanden gevangenisstraf, maar omdat de straatroof in vereniging is gepleegd wordt de straf met een derde verhoogd.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat, gelet op eerdere uitspraken in soortgelijke zaken, een gevangenisstraf van zes maanden passend is. Verdachte is niet eerder veroordeeld, verblijft in een asielzoekerscentrum, heeft geen werk, inkomen of verblijfsvergunning en is niet verslaafd aan alcohol of drugs. Daarnaast heeft hij, in tegenstelling tot de medeverdachten, vanaf het eerste moment consistent en uitvoerig verklaard.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in groepsverband schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hij heeft op een brutale en laffe manier een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever door hem samen met anderen te overmeesteren. Uit de verklaringen van aangever blijkt dat hij een zeer vervelende ervaring heeft gehad, namelijk het gevoel dat hij stikte, omdat hij geen adem kon halen. Verdachten hebben zich laten leiden door financieel gewin en hebben belangrijke persoonlijke goederen van aangever ontnomen. Een mobiele telefoon, zoals de iPhone van aangever, is over het algemeen een belangrijk goed voor mensen, vooral omdat deze tegenwoordig niet meer enkel wordt gebruikt om te bellen, maar daarnaast ook veel persoonsgegevens en persoonlijke bestanden bevat. Ook betaalmiddelen en verblijfsdocumenten zijn belangrijke persoonsgebonden goederen, zeker voor een buitenlander die tijdelijk in ons land verblijft.
Niet voor niets probeerde aangever tijdens de beroving zijn portemonnee goed vast te houden. Hij had zijn identiteitsbewijs en creditcards nodig om de volgende dag naar Zwitserland te reizen. Dat aangever deze goederen uiteindelijk terug heeft gekregen en dat de schade beperkt is gebleven tot fysieke en mentale pijn, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de ernst van het feit.
De Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) – de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt over straffen in soortgelijke zaken – geven als uitgangspunt voor een straatroof met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
Ondanks dat verdachte niet eerder is veroordeeld, ziet de rechtbank in bovenstaande genoemde omstandigheden alsmede in de proceshouding van verdachte dat hij geen verantwoordelijkheid neemt, maar de schuld op zijn medeverdachten probeert af te schuiven, reden om de straf die als uitgangspunt geldt te verhogen met een maand. De rechtbank legt daarom aan verdachte een gevangenisstraf op van zeven maanden met aftrek van het voorarrest.

6.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal vergezeld van geweld tegen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mr. A. Eichperger en mr. L. Medema-Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2022.