ECLI:NL:RBAMS:2022:2448

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
13.308022.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van straatroof op Zwitserse man in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof op een Zwitserse man. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 20 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. R. Leuven, de vordering heeft gedaan en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.J. Jager. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen stelen van een telefoon, pasjes, een verblijfsdocument en geld van de aangever met geweld op 12 november 2021 in Amsterdam.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever aangifte heeft gedaan van een straatroof door een groep van ongeveer vijf mannen. De verdachte werd kort na de beroving aangetroffen in een bus met medeverdachten, van wie twee in het bezit waren van goederen van de aangever. De officier van justitie voerde aan dat de verdachte betrokken was bij de beroving, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachten waren tegenstrijdig en de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte een significante rol had gespeeld in de beroving.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat er geen bewijs was dat hij betrokken was bij de straatroof. De rechtbank heeft ook bepaald dat een in beslag genomen trui niet vatbaar was voor verbeurdverklaring en gelast dat deze bewaard moet worden ten behoeve van de rechthebbende. De voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven per 21 april 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.308022.21
Datum uitspraak: 4 mei 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.J. Jager, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort weergegeven – beschuldigd van:
Het in de nachtelijke uren samen met anderen stelen van een telefoon, pasjes, een verblijfsdocument en geld van [slachtoffer] met geweld tegen [slachtoffer] op 12 november 2021 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een straatroof en voert daartoe het volgende aan. Aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van een straatroof door een groep van ongeveer vijf personen, bestaande uit mannen van Midden-Oosterse komaf rond de 20 jaar oud. Het telefoontoestel van aangever is aangetroffen in een bus waarin vier personen zaten die overeenkomen met het door aangever opgegeven signalement. Vervolgens zijn op de plek van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meerdere pasjes van aangever gevonden. Op camerabeelden is te zien dat alle vier de verdachten samen optrekken. De beroving heeft om ongeveer 1:30 uur plaatsgevonden. Rond 1:52 uur, 20 minuten na de beroving, liepen verdachten met zijn vieren het Centraal Station binnen. Om 2:30 uur stapten zij samen in de bus. Om 2:40 uur werd het signaal van de gestolen telefoon opgepikt.
Verdachten ontkennen dat zij bij de straatroof betrokken waren, maar hun verklaringen zijn wisselend en bovendien tegenstrijdig. De verklaring van verdachte dat hij die avond alleen was en dat hij de andere drie medeverdachten op het station tegenkwam, strookt niet met de verklaringen van zijn medeverdachten. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij met verdachte was en dat verdachte tussen hem en aangever kwam om een confrontatie tussen die twee te sussen. Ook vindt de verklaring van verdachte geen steun in de camerabeelden waarop hij rennend met medeverdachte [medeverdachte 1] te zien is. Alle vier de verdachten waren betrokken bij de beroving. Zij zijn daarna naar het station gegaan, in de bus gestapt en toen de politie kwam hebben zij zich proberen te ontdoen van de gestolen goederen. Deze gang van zaken past ook goed in de tijdlijn. Voor zover de verdachten anders verklaren of naar elkaar wijzen als het gaat om de beroving, zijn de verklaringen ongeloofwaardig, aldus de officier van justitie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken was bij de beroving.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken en legt hieronder uit waarom.
De rechtbank gaat in deze zaak uit van de volgende feiten.
Aangever, afkomstig uit Zwitserland, heeft aangifte gedaan van een straatroof door een groep van ongeveer vijf mannen met een Midden-Oosters uiterlijk van rond de 20 jaar oud. De beroving zou omstreeks 1:30 uur hebben plaatsgevonden op de Oude Hoogstraat te Amsterdam. Aangever heeft verklaard dat een van de daders opzettelijk en met veel kracht een arm om zijn nek klemde. Hij kreeg het gevoel dat hij stikte en zijn nek deed veel pijn. Verbalisant [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat aangever ten tijde van de aangifte klaagde over pijn in zijn nek en keel en dat hij hoorde dat aangever af en toe moeite had met spreken. Ook in zijn latere verklaring bij de rechter-commissaris van 16 maart 2022 stelt aangever dat een van de daders een arm om zijn keel hield en zijn nek erg klem hield, waardoor aangever moeilijk kon ademhalen. Aangever heeft verklaard dat hij daarna, toen hij met de politie sprak, veel moeite had met ademhalen en het erg moeilijk was om te praten. Hij heeft hier nog twee weken pijn van gehad. Naast de man die zijn arm om de nek van aangever klemde, werd aangever door andere daders vastgehouden. Volgens aangever hebben de daders onder meer zijn mobiele telefoon, creditkaarten, debetkaarten, verblijfsdocument en geld weggenomen.
De telefoon van aangever gaf om 2:40 uur een signaal af. De politie heeft het signaal gevolgd en kwam uiteindelijk uit bij een bus waarin verdachte en zijn medeverdachten zaten. Zij voldeden aan het door aangever opgegeven signalement. De telefoon van aangever is aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte 1] . Tussen de bank op de plekken van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden meerdere pasjes aangetroffen. Aangever herkende deze goederen als die van hem. Bij de insluitingsfouillering van medeverdachte [medeverdachte 2] werd Zwitsers geld aangetroffen.
De politie heeft de camerabeelden bekeken van toezichtscamera 52 waarop de hoek van de Kloveniersburgwal met de Oude Hoogstraat is te zien. Volgens de politie is op deze camerabeelden te zien dat aangever om 1:32:45 uur op de Oude Hoogstraat is en aangever om 1:42 uur met behulp van omstanders een politieauto aanspreekt. Op de camerabeelden van toezichtcamera 56 is volgens de politie ook te zien dat vanaf de hoek van de Kloveniersburgwal met de Oude Hoogstraat om 1:28:22 uur twee mannen over de Kloveniersburgwal komen aangerend en op de Nieuwmarkt lopen. De politie stelt dat te zien is dat het verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn. Hun beide posturen en het verschil van postuur onderling gezien op andere bewakingsbeelden van deze verdachten zijn geheel overeenkomstig. De door beide verdachten gedragen kleding is volgens de politie geheel overeenkomstig aan de gedragen kleding van beide verdachten op andere bewakingsbeelden van deze verdachten in dit onderzoek. Tegelijkertijd stelt de politie vast dat beide verdachten moeilijk dan wel niet aan hun gelaat zijn te herkennen. De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat het verdachte is die in zwarte kledij op de camerabeelden van toezichtcamera 56 te zien is, omdat de gedragen kleding van de rennende man in het zwart op de camerabeelden ook overeenkomt met de gedragen kleding van medeverdachte [medeverdachte 2] op de bewakingsbeelden van PRORAIL. Op de camerabeelden van toezichtcamera 56 is een man in zwarte kleding waar te nemen. Medeverdachte [medeverdachte 2] is op de bewakingsbeelden van PRORAIL geheel in het zwart gekleed, in tegenstelling tot verdachte, waar ook duidelijk een rode capuchon waar te nemen is onder zijn jas.
Gelet op het voorgaande, is het enige wat de rechtbank ten aanzien van verdachte kan vaststellen dat hij voldoet aan het door aangever opgegeven signalement en dat hij kort na de beroving met de medeverdachten is aangetroffen in de bus. Dit is onvoldoende om te kunnen bewijzen dat verdachte ook een significante rol moet hebben gehad bij de beroving. Nu verdachte het tenlastegelegde ontkent, er geen spullen van aangever bij hem zijn aangetroffen en het dossier ook geen andere bewijsmiddelen bevat die duiden op betrokkenheid van verdachte bij de beroving moet verdachte worden vrijgesproken.

4.Het beslag

Onder verdachte is een trui in beslag genomen. Niet is gebleken dat de trui vatbaar is voor verbeurdverklaring. Evenmin is het bezit van deze trui strafbaar. De rechtbank zal gelasten dat de trui moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

5.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan
:
1. Trui (omschrijving: PL1300-2021232967-G6120220, Roze, merk: Bulldog)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis per 21 april 2022, welk bevel apart op schrift is gesteld.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mr. A. Eichperger en mr. L. Medema-Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2022.