ECLI:NL:RBAMS:2022:2440

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
C/13/706585 / HA ZA 21-784
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toepassing van de verhuisregeling bij hypothecaire geldleningen gebaseerd op Euribor

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een verklaring voor recht dat zij de eerste hypotheek konden meenemen met hetzelfde rentetype, namelijk Euribor, en dat ABN Amro ten onrechte had geweigerd deze rente mee te nemen. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de verhuisregeling van ABN Amro niet van toepassing was op de hypotheek van eisers, omdat deze was gebaseerd op het variabele Euribor-rentetarief. De procedure begon met een dagvaarding op 23 augustus 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 10 maart 2022. De rechtbank concludeerde dat de verhuisregeling duidelijk en begrijpelijk was opgesteld en dat deze niet van toepassing was op hypotheken met een variabele rente. De eisers hadden in 2019 geprobeerd gebruik te maken van de verhuisregeling, maar ABN Amro had hen meegedeeld dat het niet mogelijk was om de Euriborrente mee te verhuizen. De rechtbank oordeelde dat ABN Amro niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen en wees de vorderingen van eisers af. Tevens werden eisers veroordeeld in de proceskosten van ABN Amro, die op € 1.793,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/706585 / HA ZA 21-784
Vonnis van 20 april 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.J. Leijssen te Enschede,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.E. Vermeulen te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eisers] (in meervoud) en ABN Amro genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 5 januari 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de op 10 maart 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarvan de zittingsaantekeningen en de overgelegde spreekaantekeningen zich in het dossier bevinden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 10 februari 2006 heeft ABN Amro aan [eisers] een offerte uitgebracht voor een aan [eisers] te verstrekken hypothecaire geldlening. Die geldlening bestond uit twee aflossingsvrije leningdelen van samen in totaal € 296.500,00. Voor beide leningdelen zou een variabele rente gelden, bestaande uit het Euribor-rentetarief, waarbij de rente elke maand zou worden vastgesteld op basis van de dan geldende Euribor, vermeerderd met een opslag, met een renteperiode van 1 maand (in de offerte staat: “
Renteperiode: 1 maand(en) vast”). In de offerte is de volgende verhuisregeling opgenomen:

Verhuisregeling
Indien u gaat verhuizen, kunt u onder bepaalde voorwaarden uw lagere rente meenemen ten behoeve van uw nieuwe ABN AMRO woninghypotheek.”
Op 13 februari 2006 hebben [eisers] het aanbod van ABN Amro geaccepteerd en daarmee is een hypothecaire geldleningsovereenkomst tot stand gekomen (hierna: de eerste hypotheek).
2.2.
De verhuisregeling is uitgewerkt in artikel 4 van de op de eerste hypotheek van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden voor Woninghypotheken (editie februari 2005), waarin is bepaald:
“(…)
Meeneemclausule
Artikel 4
De Schuldenaar heeft het recht om bij aankoop van een nieuwe woning de eventueel lagere rente die geldt voor de af te lossen geldlening voor het resterende deel van de renteperiode mee te nemen naar een bij de Bank nieuw te sluiten soortgelijke geldlening.
Het meenemen van de lagere rente kan geschieden door de oude rentecondities (rente en renteperiode) behorend bij het bedrag van de restschuld op de offertedatum:
(…)
btoe te kennen aan een nieuwe geldlening ter hoogte van de restschuld, voor de resterende renteperiode op de offertedatum, mits voldaan is aan door de Bank te stellen voorwaarden die voor de Schuldenaar op aanvraag schriftelijk verkrijgbaar zijn. Het bovenstaande geldt onder de voorwaarde dat de aan de nieuwe geldlening te verbinden zekerheden naar het oordeel van de Bank gelijkwaardig zijn aan de zekerheden zoals die voor de af te lossen geldlening verstrekt waren.
(…)”.
2.3.
Vanwege de verhuizing naar een nieuwe woning hebben [eisers] in 2019 aan ABN Amro te kennen gegeven dat zij gebruik wensten te maken van de verhuisregeling. Op 5 augustus 2019 hebben [eisers] daarover een gesprek gehad met ABN Amro. Naar aanleiding daarvan heeft ABN Amro bij e-mail van 12 augustus 2019 aan [eisers] meegedeeld dat na onderzoek is gebleken dat het niet mogelijk was om de ‘Euriborrente’ mee te verhuizen naar hun nieuwe woning.
2.4.
Bij e-mail van 15 augustus 2019 aan ABN Amro hebben [eisers] bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun verzoek om van de verhuisregeling gebruik te kunnen maken. Dat heeft er niet toe geleid dat ABN Amro haar standpunt daarover heeft herzien.
2.5.
Op 11 oktober 2019 heeft ABN Amro aan [eisers] een offerte uitgebracht voor een in verband met de verhuizing nieuw af te sluiten hypothecaire geldlening. De te verstrekking geldlening bestond uit twee aflossingsvrije leningdelen van samen in totaal € 203.500,00 en een overbrugginslening van € 178.250,00, waarop een (ander) variabel rentetarief van toepassing zou zijn. Daarna hebben [eisers] deze offerte geaccepteerd en is daarmee een (nieuwe) hypothecaire geldleningsovereenkomst tot stand gekomen (hierna: de tweede hypotheek).
2.6.
Op 7 mei 2020 hebben [eisers] bij ABN Amro een klacht ingediend over de afwijzing van hun verzoek om van de verhuisregeling gebruik te kunnen maken en hebben zij ABN Amro verzocht om de afwijzende beslissing te herzien. ABN Amro heeft dat verzoek bij e-mail van 20 mei 2020 afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
  • een verklaring voor recht dat [eisers] de eerste hypotheek konden meenemen met hetzelfde rentetype, te weten Euribor, en dat ABN Amro ten onrechte heeft geweigerd dat deze rente is meegenomen, althans dat de op moment van verhuizing geldende rente ten onrechte niet is meegenomen;
  • veroordeling van ABN Amro om aan [eisers] de schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet (welke schade zal worden berekend op basis van het verschil tussen de ‘Euriborrente’ en hun huidige rentetarief, beide berekend tot 2035);
subsidiair
- ontbinding van de tweede hypotheek en vervanging daarvan door de eerste hypotheek, met restitutie van de teveel betaalde rente;
meer subsidiair
- veroordeling van ABN Amro tot betaling van het verschil tussen de ‘Euriborrente’, zoals die gold op 1 januari 2020, en het rentetarief van de tweede hypotheek,
met veroordeling van ABN Amro in de proceskosten.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. ABN Amro is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de eerste hypotheek, door te weigeren dat [eisers] de Euriborrente (een variabele rente gebaseerd op 1-maands-Euribor plus opslag) voor de resterende looptijd van de eerste hypotheek mochten meenemen naar de tweede hypotheek. Tevens heeft ABN Amro misbruik gemaakt van de omstandigheden van [eisers] , door hen ertoe te bewegen om een hypotheek aan te gaan tegen ongunstiger voorwaarden dan zoals die golden voor de eerste hypotheek. ABN Amro moet de schade van [eisers] vergoeden, bestaande uit het verschil tussen de ‘Euriborrente’ en het rentetarief dat op de tweede hypotheek van toepassing is. [eisers] hebben toegelicht dat voor de tweede hypotheek weliswaar ook een variabele rente geldt, maar dat dit variabele rentetarief (veel) hoger is dan Euribor, en dat Euribor slechts een van de componenten is op basis waarvan dit variabele tarief wordt berekend.
3.3.
ABN Amro voert verweer. Dit komt er in de kern op neer dat de Meeneemclausule niet van toepassing is op hypotheken die zijn gebaseerd op Euriborrente, omdat dit een variabel tarief is dat maandelijks kan wijzigen, waardoor de rentevastperiode maximaal één maand bedraagt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De discussie tussen partijen ziet op de vraag of [eisers] op de grond van de Verhuisregeling (waarmee in navolging van ABN Amro de hiervoor onder 2.1 genoemde verhuisregeling en de onder 2.2 weergegeven meeneemclausule gezamenlijk worden bedoeld) aanspraak konden maken op het recht om de ‘Euriborrente’ van hun eerste hypotheek mee te nemen naar de tweede hypotheek, dat wil zeggen – zo is tijdens de mondelinge behandeling duidelijk(er) geworden – een nieuwe hypotheek af te sluiten met een variabele rente gelijk aan 1-maands-Euribor plus een opslag. Voor de beantwoording van die vraag is doorslaggevend op welke wijze de Verhuisregeling moet worden uitgelegd.
4.2.
[eisers] stellen dat de Verhuisregeling voor tweeërlei uitleg vatbaar is en daarom in hun voordeel moet worden gelezen. Omdat de term “renteperiode” niet in de offerte of de meeneemclausule is gedefinieerd, mochten zij die term aldus begrijpen dat in het geval van de eerste hypotheek daarmee wordt bedoeld het gehele stelsel van Euriborrentes gedurende de resterende looptijd van de geldlening. Een dergelijke uitleg sluit aan bij de aard en het doel van de Verhuisregeling, aangezien die er juist op gericht is dat een geldlener het rentetarief voor de resterende looptijd van zijn hypotheek mag meenemen naar een hypotheek voor een nieuwe woning. Een andere uitleg zou tot gevolg hebben dat de Verhuisregeling in een groot aantal gevallen ongeldig is, aldus steeds [eisers]
4.3.
ABN Amro betwist dat de Verhuisregeling voor tweeërlei uitleg vatbaar is. De term “renteperiode” is in de offerte gedefinieerd. In het geval van [eisers] gold de Euriborrente met een renteperiode van één maand, wat betekent dat het rentetarief maandelijks wijzigt. Vanwege het doel van de Verhuisregeling, in samenhang bezien met de aard van het voor de eerste hypotheek overeengekomen rentetarief (een variabele rente), kunnen [eisers] geen aanspraak maken op toepassing van de Euriborrente op hun tweede hypotheek. Daarnaast is de Verhuisregeling alleen van toepassing wanneer de nieuw te sluiten hypotheek een soortgelijke geldlening is als de oorspronkelijke hypotheek. ABN Amro biedt geen hypotheken meer aan die gebaseerd zijn op de Euriborrente, zodat [eisers] ook daarom geen rechten kunnen ontlenen aan de Verhuisregeling, aldus steeds ABN Amro.
4.4.
Volgens vaste jurisprudentie kan de vraag hoe de verhouding van partijen is geregeld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex-maatstaf). Bij deze uitleg komt betekenis toe aan alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.5.
Daarbij wordt opgemerkt dat de Verhuisregeling (en in ieder geval de meeneemclausule) een algemene voorwaarde is waarover partijen niet met elkaar hebben onderhandeld. Bij de uitleg van algemene voorwaarden moet onder meer acht worden geslagen op artikel 6:238 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Daarin is bepaald dat een beding in de algemene voorwaarde duidelijk en begrijpelijk moet zijn opgesteld, wat wil zeggen dat het beding maar op één manier moet kunnen worden uitgelegd. Bij twijfel over de betekenis van een beding prevaleert de voor de consument meest gunstige uitleg. Dit heet ook wel de contra-proferentumregel.
4.6.
Vooropgesteld wordt dat het doel van de Verhuisregeling erin bestaat dat aan hypotheeknemers de kans wordt geboden om een laag (vast) rentetarief dat zij voor de duur van een bepaalde (rente)periode zijn overeengekomen, bij verhuizing mee te nemen naar de nieuw af te sluiten hypotheek. Het is immers gebruikelijk dat hypotheeknemers ervoor kiezen om de hypotheekrente voor vijf, tien of soms zelfs twintig of dertig jaar vast te zetten. Deze hypotheeknemers kunnen dan, ondanks de verhuizing, blijven profiteren van de geldende lage rente voor de resterende duur van de aanvankelijk overeengekomen (rente)periode. Naar zijn aard betekent dit dat deze bepaling bij uitstek is bedoeld voor en ten voordele strekt van hypotheeknemers die een
vastelage rente zijn overeengekomen waarvan de renteperiode op het moment van verhuizing nog doorloopt. In de meeneemclausule (in de eerste hypotheek van [eisers] ) is bepaald dat de schuldenaar recht heeft om bij aankoop van een nieuwe woning de eventueel lagere rente die geldt voor de lopende hypotheek “voor het resterende deel van de renteperiode” mee te nemen naar een bij de bank nieuw af te sluiten hypothecaire lening. De renteperiode in de eerste hypotheek van [eisers] is gelijk aan één maand, dat staat duidelijk in de offerte vermeld (zie hiervoor onder 2.1). In dit geval is dus geen sprake van een nog lopende renteperiode (ook wel – en duidelijker – ‘rentevastperiode’ genoemd). Van het “meenemen van het Euribortarief” kan dan ook geen sprake zijn.
4.7.
Dat de Verhuisregeling onduidelijk zou zijn, volgt evenmin uit het feit dat de medewerker van ABN Amro het noodzakelijk achtte om nader onderzoek te doen naar de vraag of [eisers] daarvan gebruik konden maken. Zoals ABN Amro ter zitting heeft toegelicht bestonden er vele sets van (algemene) voorwaarden, waarin de verhuisregeling op verschillende wijze is omschreven. Ook zijn hypotheken gebaseerd op Euribor geen veel voorkomend product. Dat de betreffende medewerker tegen die achtergrond aanleiding zag om nader onderzoek te doen, betekent dan ook niet dat de Verhuisregeling op zichzelf onduidelijk of onbegrijpelijk is.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de Verhuisregeling duidelijk en begrijpelijk is opgesteld, zodat deze maar voor één uitleg vatbaar is. Aan toepassing van de contra-proferentumregel wordt niet toegekomen.
4.9.
[eisers] stellen dat dit tot gevolg heeft dat niet iedere klant kan profiteren van de Verhuisregeling en dat dit moet leiden tot ongeldigheid van deze regeling. Hierin worden zij niet gevolgd. Allereerst is de Verhuisregeling (zoals hiervoor overwogen) naar zijn aard bedoeld voor hypothecaire leningen met een vaste rente. Daarbij komt dat ABN Amro ook beleidsvrijheid heeft om voorwaarden te stellen aan de door haar te verstrekken financiering en de in dat kader aangeboden voordelen zoals de Verhuisregeling.
De verhuisregeling in de offerte bepaalt dat klanten “
onder bepaalde voorwaarden” hun lagere rente kunnen meenemen naar hun nieuwe ABN Amro Woninghypotheek. Die voorwaarden zijn uitgewerkt in de meeneemclausule, waaruit twee vereisten kunnen worden afgeleid: i) de lagere rente op een af te lossen hypotheek mag alleen worden meegenomen voor het “
resterende deel van de renteperiode” en ii) die rente mag alleen worden meegenomen naar een bij ABN Amro nieuw te sluiten “
soortgelijke geldlening”.
4.10.
Over het eerste vereiste is hiervoor reeds voldoende gezegd. Ten aanzien van het tweede vereiste staat vast dat ABN Amro geen nieuwe hypothecaire geldleningen meer aanbiedt waarvan de rente is gebaseerd op Euribor. Het was voor [eisers] dus onmogelijk om een soortgelijke nieuwe hypotheek af te sluiten. [eisers] hebben gesteld dat ABN Amro aan oud-Fortisklanten wel de mogelijkheid heeft geboden om een hypotheek met een rente gebaseerd op Euribor af te sluiten. Hieraan kunnen [eisers] geen rechten ontlenen. ABN Amro heeft toegelicht dat de voor oud-Fortisklanten van toepassing zijnde verhuisregeling anders was verwoord en minder duidelijk was dan de Verhuisregeling van [eisers] , en verder dat het daarbij ging om de omzetting van lopende hypotheken en niet om de afsluiting van nieuwe hypotheken. Dat zij daarin aanleiding zag om voor die klanten een uitzondering te maken stond haar dan ook vrij.
4.11.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eisers] nog opgemerkt dat een medewerker van ABN Amro tijdens het eerste gesprek had gezegd dat zij de Euriborrente konden meenemen naar hun tweede hypotheek. Nog los van het feit dat daarbij tevens is opgemerkt dat de vordering niet op die opmerking is gebaseerd en het feit dat ABN Amro heeft betwist dat een dergelijke toezegging zou zijn gedaan, wordt de stelling niet bevestigd in de door [eisers] overgelegde stukken. Sterker nog, uit de door [eisers] overgelegde e-mails blijkt juist dat volgens de betreffende medewerker nader onderzoek noodzakelijk was en dat de vraag of [eisers] van de Verhuisregeling gebruik konden maken niet tijdens het gesprek kon worden beantwoord. Dus, voor zover [eisers] al stellen dat zij er vanwege een uitlating van de bankmedewerker op mochten vertrouwen dat zij de Euriborrente konden meenemen, dan geldt dat onvoldoende is komen vast te staan dat aan hen dergelijke toezeggingen zijn gedaan.
4.12.
Dat, zoals [eisers] voor het overige nog stellen, ABN Amro misbruik van omstandigheden heeft gemaakt door hen ertoe te bewegen dat zij bij ABN Amro een nieuwe hypotheek zouden afsluiten tegen nadeliger voorwaarden dan zoals die van toepassing waren op de eerste hypotheek, blijkt nergens uit. ABN Amro heeft aan [eisers] simpelweg een aanbod gedaan voor een nieuwe hypotheek en [eisers] hebben dat aanbod aanvaard. Op welke wijze ABN Amro daarmee misbruik van omstandigheden heeft gemaakt, heeft [eisers] niet toegelicht. Aan het beroep op misbruik van omstandigheden wordt daarom voorbij gegaan.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ABN Amro de Verhuisregeling aldus mocht uitleggen dat deze regeling niet van toepassing is op hypotheken waarvoor een variabele rente gebaseerd op Euribor gold. Het stond ABN Amro dus vrij om het verzoek van [eisers] om de Euriborrente mee te nemen naar de tweede hypotheek af te wijzen. Met die beslissing is ABN Amro niet tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de eerste hypotheek. De vorderingen van [eisers] zullen daarom worden afgewezen.
4.14.
[eisers] worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van ABN Amro veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN Amro worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.126,00(2 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.793,00
Ook de nakosten en de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen. De hoogte daarvan is vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van ABN Amro tot op heden begroot op € 1.793,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen vanaf heden,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis aan de zijde van ABN Amro ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen vanaf heden,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door mr. M. Wiltjer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.