Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 4],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de gelijkluidende dagvaardingen van 2 maart 2021 met producties;
- de conclusie van antwoord met één productie;
- het tussenvonnis van 13 oktober 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 februari 2022 en de daarin genoemde (proces)stukken;
- het verzoek van [gedaagden] om vonnis te wijzen.
2.De feiten
de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon als gevolg van het feit dat de verhuurder (…) niet kon trekken onder de bankgarantie behorende bij de huurovereenkomst, omdat daarin het verkeerde kvk nummer vermeld stond”. De beroepsfout van [gedaagde 2] bestond er blijkens de brieven uit dat hij “
in het kader van zijn advisering omtrent de (rechts)gevolgen van de inbreng (ex. art 2:4 lid 5 BW) achterwege heeft gelaten dat contracten (zoals de huurovereenkomst gesloten met Aemstel) nog dienen te worden overgedragen”. [gedaagden] hebben daarop iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
bekend geworden met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon”, waarmee zij [gedaagden] bedoelden. Gelet op artikel 6:89 BW hadden zij daarna binnen bekwame tijd bij [gedaagden] moeten klagen over de door hen geconstateerde beroepsfout. Desondanks hebben zij in mei 2016 alleen de notaris in vrijwaring opgeroepen. Daardoor hebben [gedaagden] geen deel kunnen uitmaken van het in die procedure gevoerde partijdebat. Aangezien zij alleen beschikken over het vonnis van 13 maart 2017, terwijl de onderliggende stukken van die procedure niet zijn overgelegd, hebben zij evenmin van de volle omvang van dat partijdebat kennis kunnen nemen. [eisers] hebben [gedaagden] buiten die procedure gelaten, maar hen enkele jaren later wel alsnog in rechte betrokken.
4.982,00(2 punten × tarief VI € 2.491,00)