ECLI:NL:RBAMS:2022:2431

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
C/13/715995 / FA RK 22-2102
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en onderzoek Raad voor de Kinderbescherming in een echtscheidingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 april 2022 een mondelinge beschikking gegeven in een procedure betreffende voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De vader en moeder, beiden met de Nederlandse nationaliteit, zijn gehuwd en hebben samen een minderjarig kind. De vader verzoekt om een zorgregeling waarbij het kind om de week bij hem verblijft, terwijl de moeder een eenzijdige wijziging van deze regeling heeft doorgevoerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld achter gesloten deuren, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders sinds augustus 2020 feitelijk niet meer samenwonen en dat er een eerdere regeling was waarbij het kind de helft van de tijd bij de vader en de helft bij de moeder verbleef. De moeder heeft deze regeling eenzijdig gewijzigd, wat tot onenigheid heeft geleid. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het kind aangegeven dat zij zich ongelukkig voelt en meer tijd met haar halfbroers wil doorbrengen, wat de moeder als reden voor de wijziging aanvoert.

De rechtbank heeft besloten de voorlopige zorgregeling te wijzigen naar een week op, week af regeling, met als wisseldag de maandagochtend. Dit zou het kind in staat stellen om zowel haar ouders als haar halfbroers regelmatig te zien. Tevens heeft de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de beste definitieve zorgregeling voor het kind, gezien het mogelijke loyaliteitsconflict waarin het kind zich bevindt. De behandeling van de zaak zal gelijktijdig met de bodemprocedure worden voortgezet, met een pro forma zitting op 22 augustus 2022.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/715995 / FA RK 22-2102
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beschikking van 21 april 2022 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de vader,
advocaat mr. I.R. Feddema te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de moeder,
advocaat mr. A.I. de Haan te Amersfoort.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de vader, ingekomen op 5 april 2022;
  • het F9-formulier d.d. 19 april 2022 van de moeder met producties;
  • de beide F9-formulieren d.d. 19 april 2022 van de vader met producties.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 21 april 2022. Gehoord zijn: partijen en hun advocaten.
1.3.
De feiten
1.4.
Partijen zijn gehuwd te Amsterdam op 16 november 2012.
1.5.
Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
1.6.
Partijen hebben tezamen het navolgende minderjarige kind:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
De man verzoekt te bepalen dat [minderjarige] de ene week van zaterdagochtend 9:00 uur tot woensdagochtend 8:30 uur en de andere week van zondagochtend 9:00 uur tot woensdagochtend 08:30 uur bij hem doorbrengt.
2.2.
De man stelt dat partijen sinds augustus 2020 feitelijk niet meer samenwonen en dat zij bij het verbreken van die samenwoning hebben afgesproken dat [minderjarige] de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder zal doorbrengen. Tot 1 april 2022 is deze regeling door partijen uitgevoerd. Met ingang 1 april 2022 heeft de moeder de regeling eenzijdig gewijzigd in een regeling waarbij [minderjarige] om de week van donderdagmiddag tot maandagochtend bij vader verblijft. De reden hiervoor is volgens de moeder dat [minderjarige] dezelfde regeling wenst als haar halfbroers.
Vader is het hiermee niet eens en kan zich niet voorstellen dat [minderjarige] de regeling zou willen wijzigen.
2.3.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [minderjarige] zich heel ongelukkig voelt en aan haar moeder alsmede aan haar vertrouwenspersoon heeft laten weten dat zij haar halfbroers vaker wil zien en om die reden dezelfde omgangsregeling wil als haar halfbroers. De vader heeft hierop gesteld dat hij zich afvraagt of [minderjarige] kan overzien wat deze wijziging inhoudt en of zij zich realiseert dat zij dan haar vader een stuk minder vaak gaat zien. [minderjarige] heeft hem laten weten haar vader niet minder vaak te willen zien. Voorts heeft [minderjarige] laten weten het vele gesleep met haar spullen heel vervelend te vinden.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank wijzigt, zoals besproken met partijen ter zitting en met instemming van partijen, de voorlopige zorgregeling in een week op en een week af regeling, met als wisseldag de maandagochtend (voor school). Met deze regeling ziet [minderjarige] haar ouders nog steeds evenveel en zijn er minder wisselmomenten. Bovendien verblijft ze op de manier een week met haar halfbroers bij haar moeder.
3.2.
De rechtbank acht het voorts van belang dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek gaat doen naar wat de beste definitieve zorgregeling is voor [minderjarige] , nu [minderjarige] in een loyaliteitsconflict lijkt te zitten. De rechtbank zal daartoe de procedure aanhouden en de behandeling ervan gelijktijdig met de bodemprocedure voortzetten.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van maandag 25 april 2022 voornoemde minderjarige week op, week af bij ieder van de ouders verblijft, te starten met het verblijf bij de moeder, met als wisseldag de maandagochtend (voor school);
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming te Amsterdam - in het kader van de hoofdprocedure - advies uit te brengen omtrent de vraag naar de beste definitieve zorgregeling voor de minderjarige;
4.4.
bepaalt dat de griffier met voormeld doel een afschrift van deze beschikking aan voornoemde Raad zal toezenden;
4.5.
bepaalt dat de behandeling, gelijktijdig met de bodemprocedure, pro forma wordt voortgezet op 22 augustus 2022, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming de rechtbank uiterlijk 10 dagen vóór voornoemde datum het raadsrapport dient te doen toekomen, dan wel dient te berichten omtrent de stand waarin het onderzoek zich bevindt;
4.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. L. van Berkum, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.W.K. Bosman, griffier, op 21 april 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 april 2022.