ECLI:NL:RBAMS:2022:2375

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
13/006743-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen diefstal met geweld en openlijke geweldpleging in Amsterdam

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 januari 2022 in Amsterdam betrokken was bij een straatroof. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. Het incident vond plaats op het Oudekerksplein, waar het slachtoffer door meerdere mannen werd aangevallen, geslagen en beroofd van zijn portemonnee en telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten heeft gehandeld, waarbij sprake was van meerdere geweldsmomenten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van acht maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstig waren, vooral gezien de geweldsincidenten in een drukke openbare ruimte. De verdachte had eerder veroordelingen voor diefstal, maar niet voor geweldsdelicten. De rechtbank hield rekening met de recidive en de omstandigheden van het feit bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/006743-22 (Promis)
Parketnummers vorderingen tot tenuitvoerlegging: 02/279394-21 en 13/250647-21
Datum uitspraak: 26 april 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Leuven en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. Kleiman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 7 januari 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, op/aan de openbare weg, te weten het Oudekerksplein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een telefoon, in elk geval een of meerdere goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (met kracht) heeft/hebben geduwd en/of getrokken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] tegen een afvalbak aan is gevallen, en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] (meermalen) met (gebalde) vuist(en) op/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam heeft/hebben geslagen, en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt, en/of
- ( vervolgens) wanneer [slachtoffer] weet weg te rennen die [slachtoffer] achter na te rennen en opnieuw (met kracht) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt.
2
hij op of omstreeks 7 januari 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, openlijk, te weten aan/op het Oudekerksplein te Amsterdam, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door:
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of vast te grijpen en/of (met kracht) te duwen en/of te trekken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] tegen een afvalbak aanviel, en/of
- voornoemde [slachtoffer] (meermalen) met (gebalde) vuist(en) op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
- voornoemde [slachtoffer] (meermalen) tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen, en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] was weggerend) die [slachtoffer] achter na te rennen en hem opnieuw (met kracht) vast te pakken en/of vast te grijpen en/of (vervolgens) opnieuw met (gebalde) vuist(en) op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te slaan en/of tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 7 januari 2022 omstreeks 23:10 uur krijgt de politie via de portofoon van het Operationeel Centrum een melding van een straatroof op de Oudezijds Voorburgwal ter hoogte van het Oudekerksplein in Amsterdam. Het slachtoffer, [slachtoffer] , verklaart dat hij door vijf mannen is geslagen en dat zijn portemonnee en telefoon zijn gestolen. Op de videobeelden die van het incident zijn gemaakt, is te zien dat [slachtoffer] door twee personen wordt vastgehouden, geduwd, geschopt en geslagen. Als [slachtoffer] probeert te vluchten, wordt hij bij de Oudekerksbrug opnieuw vastgepakt en geslagen. Op de camerabeelden die door toezichtcamera’s zijn gemaakt, is te zien dat drie mannen uit de richting van het Oudekerksplein door de Paternosterssteeg naar de Beursstraat rennen en dat zij in een portiek van de Beurs van Berlage op de trappen gaan zitten. Eén van de mannen doorzoekt een zwarte portemonnee en legt een aantal pasjes naast zich op de grond. De politie treft daar op de trappen in het portiek een portemonnee en diverse pasjes op naam van [slachtoffer] aan. Hierop worden verdachte [verdachte] en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. Kort daarna wordt ook medeverdachte [medeverdachte 3] aangehouden.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten en heeft zich daartoe gebaseerd op de verklaring die het slachtoffer direct na het incident heeft afgelegd, de verklaring van verdachte dat hij een portemonnee van het slachtoffer heeft afgepakt, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] over de geweldshandelingen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en de camerabeelden waarop het geweldsincident te zien is.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft over het onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen, omdat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Ook dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van de diefstal van de telefoon, nu niet kan worden bewezen dat de telefoon van [slachtoffer] door verdachte of één van de medeverdachten is weggenomen.
Voor de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft de raadsman aangevoerd dat het geweld niet in vereniging is gepleegd. Voor het overige heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Medeplegen
Op basis van de beschrijving van de videobeelden van een bewoner van het adres [adres 2] en van de toezichtcamera’s, gaat de rechtbank ervan uit dat er twee geweldsincidenten hebben plaatsgevonden die elkaar in zeer korte tijd opvolgden en in onderlinge samenhang moeten worden bezien. Allereerst vindt het geweldsincident op het Oudekerksplein plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] enerzijds en het slachtoffer [slachtoffer] anderzijds. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] pakken [slachtoffer] vast, duwen en trekken aan de armen van [slachtoffer] en geven hem klappen en schoppen. Als het [slachtoffer] lukt om te vluchten, rennen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] gezamenlijk achter hem aan in de richting van de Oudekerksbrug. Daar wordt [slachtoffer] door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] , die zojuist aan is komen lopen, vastgepakt en geslagen. Medeverdachte [medeverdachte 1] staat daarbij dicht op de geweldshandelingen. Wanneer [slachtoffer] wederom weet te ontkomen, gaat verdachte met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het Beursplein. In aanwezigheid van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onderzoekt verdachte daar de inhoud van de portemonnee van [slachtoffer] .
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het geheel, waaronder de deels gezamenlijke uitvoering van het geweld, de achtervolging van [slachtoffer] , het rennen in de richting van en eindigen op het Beursplein, alsmede het onderzoeken van de buit, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat zowel ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld als de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging, sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
4.4.2.
Partiële vrijspraak diefstal van telefoon
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging, acht de rechtbank het wegnemen van de telefoon niet bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De politie beschrijft dat op de camerabeelden is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 1] een voorwerp dat oplicht en dat op een mobiele telefoon lijkt, weglegt ter hoogte van de gevel waar het geweldsincident is begonnen. Op de
stillsvan die camerabeelden, alsmede op de bewegende beelden die aan het dossier zijn toegevoegd, is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij het wegrennen als enige ineens afwijkend naar links rent, daar iets dat oplicht lijkt weg te leggen om vervolgens weer verder te rennen in de richting van het Beursplein. Het is echter onvoldoende duidelijk te zien dat het daarbij om een mobiele telefoon gaat. Bovendien is de telefoon van [slachtoffer] niet bij de genoemde gevel dan wel onder verdachte of een van de medeverdachten aangetroffen. Derhalve kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte of één van de medeverdachten de telefoon van [slachtoffer] heeft weggenomen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 7 januari 2022 te Amsterdam aan de openbare weg, te weten het Oudekerksplein, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en zijn mededader:
- voornoemde [slachtoffer] hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en hebben geduwd en getrokken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] tegen een afvalbak aan is gevallen, en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht/hoofd, hebben geslagen, en
- die [slachtoffer] meermalen tegen het lichaam hebben geschopt en/of getrapt, en
- vervolgens wanneer [slachtoffer] weet weg te rennen die [slachtoffer] achter na zijn gerend en opnieuw hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en tegen het lichaam hebben geslagen;
2
op 7 januari 2022 te Amsterdam, openlijk, te weten aan het Oudekerksplein te Amsterdam, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door:
- voornoemde [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te grijpen en te duwen en te trekken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] tegen een afvalbak aanviel, en
- voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht/hoofd te slaan, en
- voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen het lichaam te schoppen/trappen, en
- terwijl die [slachtoffer] was weggerend die [slachtoffer] achterna te rennen en hem opnieuw vast te pakken en/of vast te grijpen en vervolgens opnieuw tegen het lichaam te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en onder 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten sprake is van eendaadse samenloop. De gedragingen hebben zich op dezelfde plaats en tijd afgespeeld en zijn zodanig samenhangend dat verdachte in wezen één verwijt wordt gemaakt. Daarnaast heeft de raadsman verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor gekwalificeerde vermogensdelicten en dat het slachtoffer geen aangifte heeft gedaan.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met zijn mededaders schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en openlijke geweldpleging in het centrum van Amsterdam. Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer hem nepdrugs had verkocht en dat hij alleen zijn geld terug wilde. Uit onderzoek in de politiesystemen is gebleken dat van het slachtoffer vanaf oktober 2019 en januari 2022 geen registraties zijn op het gebied van drugs. Wel is ruim een uur voor de straatroof een mutatie gemaakt van verdachte en het slachtoffer voor zogenoemd ‘doelloos rondhangen’. De aanleiding van de straatroof is daarmee niet duidelijk geworden. Zelfs al zou aangenomen worden dat de verklaring van verdachte hierover juist is, dan doet dit er niet aan af dat het slachtoffer door verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] met geweld van zijn portemonnee is beroofd. Het slachtoffer is meermalen door verdachte en de medeverdachten geslagen, geschopt en achtervolgd. Het gaat hier om ernstige strafbare feiten. Vooral ook, omdat sprake is geweest van twee momenten van geweld, waarbij het slachtoffer telkens door meer personen werd belaagd. Daarnaast hebben de feiten plaatsgevonden in een publiek toegankelijk gebied in het centrum van Amsterdam. Hierdoor heeft verdachte met zijn gedrag niet alleen de lichamelijke integriteit, de eigendom en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer aangetast, maar ook het gevoel van veiligheid van anderen die getuige waren van deze straatroof en het daarmee gepaard gaande geweld.
Dit soort feiten worden doorgaans zwaar bestraft. Voor een straatroof met licht letsel gaan de oriëntatiepunten van het Landelijke Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bij een
first offenderuit van een gevangenisstraf van zes maanden. Bij openlijke geweldpleging wordt in beginsel een forse taakstraf opgelegd.
8.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 2 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder is veroordeeld voor diefstal en dat daarnaast aan hem voorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd. Verdachte liep dus in twee proeftijden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Verdachte is niet eerder voor een geweldsfeit veroordeeld.
8.3.3.
De op te leggen straf
Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1111) is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop en zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat. Daarbij neemt de rechtbank het oriëntatiepunt voor straatroof met licht letsel als uitgangspunt, maar weegt strafverzwarend mee dat de feiten in vereniging zijn gepleegd, in het centrum van Amsterdam en dat sprake is geweest van meer geweldsmomenten. De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat sprake is van recidive op het gebied van vermogensdelicten. Ook hebben de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen hem er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nu de LOVS-oriëntatiepunten voor straatroof afwijken van de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hanteert, ziet de rechtbank aanleiding om een iets lagere straf op te leggen dan de straf die de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 (acht) maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.Beslag

Onder verdachte is een rode portemonnee met daarin onder andere een OHRA-zorgpas op naam van [naam] , geboren op [geboortedatum] , in beslag genomen. Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van deze goederen. Derhalve is van de rechtbank geen beslissing gevergd omtrent deze inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen.

10.Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke veroordelingen

10.1
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/279394-21
Bij de stukken bevindt zich de op 16 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 02/279394-21 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
18 oktober 2021 van de politierechter te Breda, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 (eenentwintig) dagen, met bevel dat een gedeelte van deze straf, te weten 17 (zeventien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel te gelasten.
10.2
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/250647-21
Bij de stukken bevindt zich de op 16 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/250647-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
19 oktober 2021 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 (vier) dagen, met bevel dat van deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 18 oktober 2021, namelijk een gevangenisstraf van 17 (zeventien) dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 19 oktober 2021 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf van 4 (vier) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A. Das, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2022.