ECLI:NL:RBAMS:2022:2373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
13/665262-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van poging tot woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 30 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, die werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving van de bewoonster. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek waarin de officier van justitie, mr. R. Willemsen, de verdachte beschuldigde van betrokkenheid bij de woningoverval op 11 april 2019 in Amsterdam. De officier stelde dat de verdachte een aanzienlijke rol had gespeeld, onder andere door medeverdachte [medeverdachte 1] naar de plaats delict te brengen en dat er bewijs was uit telefoongegevens en camerabeelden die zijn aanwezigheid bevestigden.

De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.G. Emsbroek, betwistte de beschuldigingen en stelde dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de mededaders. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet in de woning was geweest en dat zijn rol in de voorbereiding van de overval niet voldoende was om te spreken van medeplegen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de ten laste gelegde feiten niet bewezen konden worden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de uitvoering van de strafbare feiten en dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de mededaders. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werden een stroomstootwapen en een luchtbuks, die in beslag waren genomen, onttrokken aan het verkeer op grond van de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/665262-19 (Promis)
Datum uitspraak: 30 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1988,
wonende op het [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Willemsen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.G. Emsbroek naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 11 april 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s) bij de woning van die [slachtoffer] aangebeld en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) naar binnen gesprongen en/of heeft/hebben die [slachtoffer] beet gepakt en/of die [slachtoffer] op de trap gezet en/of de polsen van die [slachtoffer] met tie wraps vast gebonden en/of die [slachtoffer] naar haar slaapkamer gebracht en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij beneden in de keuken moest gaan zitten en/of een hand voor de mond van die [slachtoffer] gehouden en/of is/zijn bij die [slachtoffer] gebleven.
2
hij op of omstreeks 11 april 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, bij de woning van de [slachtoffer] heeft/hebben aangebeld en/of de woning van die [slachtoffer] zijn in gegaan en/of die [slachtoffer] beet heeft/hebben gepakt en/of die [slachtoffer] op de trap heeft/hebben gezet en/of de polsen van die [slachtoffer] met tie wraps heeft/hebben vast gebonden en/of die [slachtoffer] naar haar slaapkamer heeft/hebben gebracht en/of die [slachtoffer] gezegd dat ze in de keuken moest gaan zitten en/of bij die [slachtoffer] is/zijn gebleven en/of die [slachtoffer] om geld heeft/hebben gevraagd en/of de woning/heeft/hebben doorzocht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Volgens de officier van justitie kan uit de verklaring van [medeverdachte 1] , de telefoongegevens van verdachte, de gegevens van de zendmasten in de omgeving van de plaats delict en de camerabeelden, worden afgeleid dat verdachte aanwezig was bij de woningoverval en dat hij hierin een aanzienlijke rol heeft gespeeld. Verdachte heeft [medeverdachte 1] op de ochtend van de overval gebeld, haar naar Amsterdam gebracht en haar aangewezen bij welke woning zij moest aanbellen. Verder heeft de telefoon van verdachte voorafgaand aan en gedurende de overval meermalen contact met een telefoonnummer dat aanstraalt op de zendmast in de buurt van de plaats delict. Ook op het moment dat de tweede overvaller telefonerend de woning in loopt, heeft de telefoon van verdachte contact met dit telefoonnummer. Op basis hiervan gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte één van de drie mannen is die de woning hebben overvallen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet in de woning is geweest, dat hij vanuit de auto niet heeft kunnen zien wat er bij de woning gebeurde en dat hij kort nadat [medeverdachte 1] bij de woning had aangebeld, samen met een voor hem onbekende man in een zwarte Volkswagen is weggereden. Die verklaring schuift de officier van justitie als ongeloofwaardig terzijde, omdat deze in strijd zou zijn met de objectieve bevindingen uit de telefoongegevens.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat de gedragingen van verdachte niet als medeplegen kunnen worden gekwalificeerd. Daartoe is aangevoerd dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders en dat niet is voldaan aan het vereiste van dubbel opzet.
Verdachte is niet in de woning geweest en het afzetten van [medeverdachte 1] op de plaats delict is geen materiële of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht. Ook wordt de beperkte rol van verdachte in de uitvoering van de feiten niet gecompenseerd door een grotere rol in de voorbereiding daarvan. Er is immers geen bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij een eventuele voorverkenning rondom de woning van het slachtoffer. Verder blijkt uit het dossier niet dat verdachte wetenschap, en daarmee (voorwaardelijk) opzet, had op de plannen van de mededaders om de woning te overvallen en de wederrechtelijke vrijheidsberoving van personen die op dat moment in de woning aanwezig waren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, met de verdediging de ten laste gelegde feiten niet bewezen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van het dossier en de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte heeft op 11 april 2019 op verzoek van zijn broer [medeverdachte 1] opgehaald. Ook heeft verdachte rond het tijdstip van de woningoverval gebeld met zijn broer en met een telefoonnummer eindigend op [nummer] . Uit de verrichte netwerkmeting blijkt dat dit nummer op de plaats delict contact had met het telefoonnummer van verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit nummer van zijn broer had gekregen. Hij heeft dit nummer in de vroege ochtend van 11 april 2019 ook gebeld. Een onbekend persoon heeft hem toen het adres [adres 2] te Amsterdam gegeven. Toen hij daar met [medeverdachte 1] was aangekomen heeft hij dit nummer opnieuw gebeld, waarop dezelfde onbekende persoon zei dat hij tegen [medeverdachte 1] moest zeggen dat zij bij nummer [huisnummer] moest aanbellen. Dat heeft verdachte vervolgens ook gedaan. Ten slotte is verdachte met een man in een zwarte Volkswagen weggereden en is hij later die dag met het openbaar vervoer naar Amsterdam gereisd om zijn eigen auto, die hij in de buurt van de plaats delict had achtergelaten, op te halen.
Het standpunt van de officier van justitie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van een woningoverval vindt geen steun in wettige bewijsmiddelen. De rechtbank ziet onvoldoende aanwijzingen en zelfs contra-indicaties voor de betrokkenheid van verdachte bij de uitvoering van de strafbare feiten die zich in de woning hebben afgespeeld. Zo voldoet verdachte niet aan het signalement van de ‘jonge jongens rond de 18-20 jaar’ dat verschillende getuigen hebben opgegeven. Ook kan geen van de drie prepaid-telefoons die op dezelfde dag bij hetzelfde Mediamarktfiliaal zijn gekocht, en die in de periode tussen 12 maart en 11 april 2019 en tijdens de woningoverval (veelvuldig) met elkaar in contact stonden en aanstraalden op de zendmast in de buurt van de plaats delict, aan verdachte worden toegeschreven. Daarnaast ziet de rechtbank niet dat de beperkte rol van verdachte in de uitvoering van de delicten wordt gecompenseerd door een grotere rol in de voorbereiding of afronding daarvan. Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte aanwezig was bij de vermoedelijke voorverkenning die in de nacht van 10 op 11 april 2019 bij de woning van het slachtoffer zou hebben plaatsgevonden of dat hij andere handelingen dan hiervoor beschreven voorafgaand en/of na afloop van de overval heeft verricht.
De rechtbank concludeert dan ook dat er geen wettig bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de drie mannen die de woning hebben overvallen. Omdat verdachte niet als medepleger van de in de woning gepleegde strafbare feiten kan worden aangemerkt, moet hij van de ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.

5.Beslag

Onder verdachte zijn een stroomstootwapen en een luchtbuks in beslag genomen.
Onttrekking aan het verkeer
Omdat deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte, [verdachte] ,daarvan vrij.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Stroomstootwapen (Omschrijving: 5772825)
  • 1 STK Luchtbuks (Omschrijving: 5772846)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en A.H.E. van der Pol, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2022.