ECLI:NL:RBAMS:2022:2366

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
13.220907.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; Diefstallen met geweld in vereniging; Veroordeling voorwaardelijke jeugddetentie en werkstraf

Op 29 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van vijf diefstallen met geweld en een poging tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte via Marktplaats afspraken maakte met slachtoffers om MacBooks te kopen, maar deze vervolgens onder bedreiging met geweld afnam. De feiten vonden plaats in Amsterdam en Diemen tussen 10 en 15 augustus 2021. De rechtbank heeft de verdachte op heterdaad betrapt en DNA-bewijs gevonden dat hem verbond aan de misdrijven. De verdachte heeft gedeeltelijk bekend en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot veroordeling tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden en een werkstraf van 150 uur toegewezen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en een avondklok. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het geweld bij de poging tot diefstal, waar hij van is vrijgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.220907.21
Parketnummer vordering tul: 13.009453.19
Datum uitspraak: 29 april 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Jironet-Loewe en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I.J.G. van Raab van Canstein, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), de heer [naam 3] , begeleider bij [instelling] en door de moeder van verdachte, bijgestaan door de heer E. Fernandez, tolk in de Spaanse taal, naar voren is gebracht.
De benadeelde partij de heer [slachtoffer 1] is ter zitting verschenen, bijgestaan door mevrouw L. Lumsden, tolk in de Engelse taal, en mevrouw [naam 4] en mevrouw [naam 5] namens Slachtofferhulp Nederland.
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] worden ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw [naam 4] en mevrouw [naam 5] , namens Slachtofferhulp Nederland.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 15 augustus 2021 te Amsterdam diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging uit een woning van een Macbook toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 10 augustus 2021 te Amsterdam diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging uit een woning van een Macbook toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 10 augustus 2021 te Amsterdam diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging uit een woning van een Macbook toebehorende aan [slachtoffer 4] ;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 14 augustus 2021 te Amsterdam diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging uit een woning van een Macbook toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
op 10 augustus 2021 te Diemen poging tot diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging uit een woning van een Macbook toebehorende aan [slachtoffer 5] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feiten 2, 3, 4 en 5. De verweren van de raadsman zullen hieronder verder worden besproken.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Modus operandi
Op basis van het door de politie verrichte onderzoek stelt de rechtbank vast dat in alle vijf tenlastegelegde zaken uit de aangiftes blijkt dat het signalement en de werkwijze van de dader(s) steeds sterk overeenkomen. Daar komt bij dat de feiten binnen een tijdsbestek van vijf dagen zijn gepleegd.
In alle zaken hadden de aangevers op Marktplaats een Macbook te koop aangeboden. Op deze advertenties werd gereageerd door een persoon die zich “ [naam 6] ” noemde. “ [naam 6] ” wilde in een aantal zaken bij voorkeur buiten – op Station Diemen Zuid – afspreken met de aangevers, maar wanneer aangevers aangaven dat niet te willen, vond de afspraak plaats in de woning van de aangevers. Teneinde tot een afspraak te komen nam “ [naam 6] ” in een aantal zaken telefonisch contact op met aangevers. De aangevers van de zaken die zien op 10 augustus 2021 gaven daarover aan dat de persoon die zij telefonisch spraken een man leek te zijn van een jaar of 30, die goed Nederlands sprak. De persoon die uiteindelijk als koper bij hen aan de deur kwam werd door aangevers omschreven als een jonge, zenuwachtige, jongen die gebrekkig Nederlands sprak. Deze jongen toonde geen interesse in de Macbooks en trok in vier ten laste gelegde zaken steeds bijna direct na binnenkomst een keukenmes. In twee gevallen dreigde hij daarmee, in de twee andere zaken (14 en 15 augustus 2021) ging hij daadwerkelijk over tot steken. Op de camerabeelden is te zien dat de “koper” in meerdere zaken wordt afgezet door een grijze Volkswagen Golf met kenteken [nummer] .
Vaststaat dat de verdachte degene is die op 15 augustus 2021 op heterdaad wordt aangehouden in de woning van aangever [slachtoffer 2] (feit 1). De verdachte heeft bekend dat hij van plan was om de Macbook zonder te betalen mee te nemen.
De verdachte heeft tevens bekend dat hij degene is geweest die op 10 augustus 2021 in de woning van aangever [slachtoffer 5] is geweest, met de aanvankelijke intentie de Macbook van aangever zonder te betalen mee te nemen (feit 5).
Uit onderzoek is gebleken dat de afspraken met de aangevers via Marktplaats zijn gemaakt door medeverdachte [medeverdachte] . Korte tijd na de aanhouding van verdachte wordt medeverdachte [medeverdachte] aangehouden in een grijze Volkswagen Golf. De Volkswagen Golf met kenteken [nummer] blijkt op naam te staan van de vader van medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte] kent en ook bij hem in de auto heeft gezeten, maar dat [medeverdachte] niets met deze feiten te maken heeft. Uit onderzoek volgt dat de telefoon van [medeverdachte] ten tijde van alle gepleegde feiten is aangestraald in de buurt van de woningen van desbetreffende aangevers. Verder volgt uit het onderzoek dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 10, 11, 14 en 15 augustus 2021 telefonisch contact met elkaar hebben gehad.
Overwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit:
De rechtbank overweegt dat de beroving heeft plaatsgevonden volgens de hierboven beschreven modus operandi. Verdachte is daarnaast op heterdaad aangehouden en heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde geweldscomponent een noodweerverweer gevoerd, dat hieronder zal worden besproken.
Overwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:
Op 11 augustus 2021 doet aangever [slachtoffer 3] aangifte van diefstal met geweld uit zijn woning. Op 9 augustus 2021 ontvangt hij een bericht van een persoon met de gebruikersnaam “ [naam 6] ”, die aangeeft interesse te hebben in zijn Macbook, die hij op Marktplaats te koop heeft aangeboden. [naam 6] wil afspreken in Diemen-Zuid, maar omdat aangever dat geen goed idee vindt wordt op 10 augustus 2021 afgesproken in de woning van aangever.
Eenmaal binnen krijgt aangever een duw van [naam 6] en komt ten val. Vervolgens ziet hij dat [naam 6] een groot keukenmes trekt, waarmee hij in de richting van aangever zwaait. [naam 6] verlaat vervolgens met de Macbook de woning.
Naast de hiervoor genoemde overeenkomsten in de modus operandi zijn er specifieke elementen die wijzen op de betrokkenheid van de verdachte. Zo worden door aangever zeer specifieke kenmerken genoemd die overeenkomen met de verdachte, te weten dat hij 1.70 meter lang is, een mager postuur heeft, zwart haar van een paar centimeter lang en een beetje krullend heeft, een donkere huidskleur heeft, maar niet negroïde en sprak met een accent.
Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] vanuit zijn Marktplaatsaccount op 9 augustus contact heeft gezocht met aangever en tevens dat vanaf de telefoon van de medeverdachte een aantal minuten voor de diefstal wordt gebeld met de telefoon van aangever. Ook straalt zijn telefoon ten tijde van het delict aan in de buurt van de woning van aangever.
Op de beelden van de [straatnaam1] is te zien dat een grijze Volkswagen Golf met kenteken [nummer] door de straat rijdt rond de tijd van de beroving.
Door de politie zijn aan aangever [slachtoffer 3] stills getoond waarop aangever verdachte herkend als degene die zijn Macbook heeft weggenomen. Deze stills zijn gemaakt van camerabeelden, opgenomen door de “ringdeur-camera” die bij de voordeur van de buren van aangever [slachtoffer 5] (feit 5) hing. Op die beelden is volgens aangever [slachtoffer 5] de jongen te zien die bij hem de Macbook kwam kopen. In het dossier zit een proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat verbalisanten tevens constateren dat de persoon op de camerabeelden sterke gelijkenis vertoont met de politiefoto van de verdachte. Als opvallende kenmerken van de vergelijking worden zijn neus, ogen, haardracht en oren genoemd.
Anders dan de raadsman stelt is de rechtbank van oordeel dat de stills voldoende duidelijk zijn om enkele uiterlijke kenmerken van verdachte te kunnen waarnemen en dus om een herkenning op te baseren. Ter zitting heeft de verdachte zichzelf herkend op deze stills en heeft ook de rechtbank vastgesteld dat de persoon die op de stills te zien is, de verdachte is.
Met de raadsman van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat in het algemeen geldt dat het resultaat van een enkelvoudige fotoconfrontatie een zwakkere bewijskracht heeft dan bijvoorbeeld een foslo-confrontatie, zodat het van belang is of het dossier steun bevat voor de enkelvoudige herkenning.
Als uitgangspunt kan worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere - meer objectieve - bewijsmiddelen, aan waarde wint. Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld.
Tegen deze achtergrond acht de rechtbank, anders dan de raadsman heeft bepleit, de herkenning van verdachte door aangever betrouwbaar en zal het deze herkenningen bezigen tot het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Overwegingen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit:
Ongeveer een kwartier na de diefstal met geweld op aangever [slachtoffer 3] (feit 2), wordt aangever [slachtoffer 4] op dezelfde manier slachtoffer van een diefstal met bedreiging met geweld.
Ook aangever [slachtoffer 4] ontvangt een bericht van een persoon met de gebruikersnaam “ [naam 6] ”, die aangeeft interesse te hebben in zijn Macbook, die hij op Marktplaats te koop heeft aangeboden. [naam 6] wil afspreken in Diemen-Zuid, maar omdat aangever dat geen goed idee vindt wordt op 10 augustus 2021 afgesproken in de woning van aangever.
Na binnenkomst pakt de jongen een slagersmes, welke hij omhoog houdt. De jongen verlaat vervolgens, met medeneming van de Macbook van aangever, de woning.
Naast de hiervoor genoemde overeenkomsten in de modus operandi zijn er specifieke elementen die wijzen op de betrokkenheid van de verdachte. Zo worden door aangever zeer specifieke kenmerken genoemd die overeenkomen met de verdachte, te weten dat hij 1.75 meter lang is, kort zwart kroeshaar en een donkere huidskleur heeft.
Naast aangever waren ook nog twee getuigen in de woning aanwezig. Getuige [ getuige 1] geeft een gelijk signalement als aangever op tijdens haar verklaring.
Daarnaast herkennen aangever en getuigen [getuige 2] en [ getuige 1] de verdachte op de aan hen getoonde stills van de beelden van feit 5. De rechtbank acht deze herkenningen betrouwbaar, zoals hiervoor is besproken.
Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] vanuit zijn Marktplaatsaccount contact heeft gezocht met aangever en vlak voor de beroving telefonisch contact heeft gehad met aangever. Ook straalt zijn telefoon ten tijd van het delict aan in de buurt van de woning van aangever.
Overwegingen ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit:
Op 14 augustus 2021 wordt aangever [slachtoffer 1] slachtoffer van een diefstal met geweld. Uit zijn aangifte blijkt dat ook hij een Macbook via Marktplaats te koop aangeboden heeft. Een persoon met gebruikersnaam [naam 6] heeft interesse en er wordt een afspraak gemaakt op het woonadres van aangever.
Nadat de jongen de woning binnenkomt trek hij een mes. Aangever en de jongen raken in een worsteling, waarbij aangever letsel oploopt doordat de jongen stekende bewegingen naar hem maakt. De jongen weet te ontkomen en verlaat met de Macbook de woning, de aangever gaat hem achterna. Op de [straatnaam 2] komt de jongen ten val, laat de Macbook achter en rent verder.
Naast de hiervoor genoemde overeenkomsten in de modus operandi zijn er specifieke elementen die wijzen op de betrokkenheid van de verdachte. Zo worden door aangever zeer specifieke kenmerken genoemd die overeenkomen met de verdachte, te weten dat hij 1.69/ 1.70 meter lang is, een normaal postuur, kort zwart haar en licht getinte huidskleur heeft.
Wederom blijkt uit onderzoek dat medeverdachte [medeverdachte] vanuit zijn Marktplaatsaccount contact heeft gezocht met aangever en dat zijn telefoon ten tijde van de beroving aanstraalt in de buurt van de woning van aangever.
Door de politie is forensisch onderzoek gedaan rondom de woning, nu bloedsporen werden aangetroffen op de leuning van de (leuning van de) trap, de voordeur en buiten op straat op de looproute die aangever en de jongen zouden hebben afgelegd. Tevens werd op de trap van het portiek een mes aangetroffen, waarvan aangever verklaarde dat dit mes van de jongen was die hem net had beroofd van zijn Macbook. Op dit mes is tevens forensisch onderzoek uitgevoerd, net als op de Macbook die de jongen onderweg zou hebben laten vallen.
Uit het forensisch DNA-onderzoek blijkt dat op het heft van het mes een DNA-mengprofiel is aangetroffen. Dit DNA-mengprofiel bevat het DNA-hoofdprofiel van verdachte Nelson. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Tevens is op het lemmet van het mes en op de bovenzijde van de laptop een DNA-mengprofiel aangetroffen. Een mogelijke donor van dit celmateriaal is verdachte Nelson.
Daarnaast is in het bloed op de rijbaan en op de trottoirband het DNA-profiel van een man aangetroffen. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte Nelson. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
De raadsman heeft de bewijskracht van het DNA-onderzoek betwist, omdat geen gebruik is gemaakt van de
likelihood-ratio. De resultaten van het TMFI-onderzoek dienen te worden uitgesloten van het bewijs, omdat gebruik is gemaakt van een ondeugdelijk profiel met onvoldoende bewijswaarde, aldus de raadsman.
De rechtbank neemt het volgende in aanmerking. Er is een spoor aangetroffen op het heft van het mes dat op de openbare trappen van het pand waarin de aangever woont wordt gevonden. Het betreft een DNA hoofdprofiel, dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De frequentie van dit DNA-profiel is kleiner dat één op één miljard. Ook wordt een bloedspoor aangetroffen op [straatnaam 2] ter hoogte van huisnummer [huisnummer] en op de trottoirband van de [naam brug] , ook deze DNA-profielen matchen met het DNA-profiel van de verdachte. De frequentie van dit DNA-profiel is wederom kleiner dat één op één miljard. Uit deze bevindingen leidt de rechtbank af dat voldoende aannemelijk is dat het DNA afkomstig is van verdachte. Een nadere onderbouwing door – zoals de rechtbank de raadsman begrijpt – te stellen wat de kans zou zijn als het DNA afkomstig zou zijn van een onbekende derde, is daarvoor niet noodzakelijk gelet op de uitkomsten van het DNA-onderzoek.
De rechtbank concludeert op basis van bovenstaande, met inachtneming van de overige bewijsmiddelen in het dossier, dat verdachte de donor is van het celmateriaal in de bemonstering van deze sporen. Er is sprake van DNA-profielen van de verdachte in deze sporen die, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , als dadersporen dienen te worden aangemerkt. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
De rechtbank merkt nog op dat de verdachte geen verklaring heeft willen geven voor deze, voor hem belastende, bevindingen van de deskundigen. Hij heeft enkel verklaard het feit niet te hebben gepleegd en niet in de buurt te zijn geweest van de plek waar de beroving heeft plaatsgevonden. Echter blijkt uit de netwerkmeting van de telefoon van verdachte dat de telefoon van verdachte op het tijdstip vlak na het tijdstip van de beroving een Cell-ID aanstraalt die dekking beidt aan de plaats waar de dader ten val is gekomen en de laptop heeft laten vallen.
Overwegingen ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit:
De verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die op 10 augustus 2021 in de woning van aangever [slachtoffer 5] is geweest, met de aanvankelijke intentie de Macbook van aangever zonder te betalen mee te nemen. De handelingen die voorafgaand aan het binnentreden van de woning hebben plaatsgevonden passen in de hierboven beschreven modus operandi. Eenmaal binnen in de woning van de aangever stelt de verdachte direct spijt te hebben gekregen. Hij zegt, nadat hij de Macbook heeft bekeken, tegen de aangever dat hij contant geld gaat halen, verlaat de woning en komt vervolgens niet meer terug. Dit is ook te zien op de beelden van de ‘ring-deurcamera’ van de buren van aangever, waarop verdachte zichzelf overigens heeft herkend. Op de beelden van [naam supermarkt] is tevens te zien dat een grijskleurige Volkswagen Golf met kenteken [nummer] door de [straatnaam 3] (plaats delict) rijdt ten tijde van de beroving.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een begin van uitvoering, omdat verdachte zich in de woning heeft bedacht en de Macbook niet heeft meegenomen. Van een poging beroving is dus geen sprake geweest aldus de raadsman. De rechtbank is van oordeel dat het opzet van de verdachte op het wegnemen van de Macbook blijkt uit de verklaring van de verdachte zelf. Het begin van uitvoering van de diefstal van de Macbook blijkt uit het maken van de afspraak met de aangever en het vervolgens binnentreden van de woning en zich daarbij voordoen als “koper” van de Macbook. Hij heeft de Macbook bekeken en op het moment dat aangever begon over de betaling is verdachte pas vertrokken. De reden voor verdachte om uiteindelijk de woning zonder Macbook te verlaten doet daar niet aan af. Het begin van uitvoering had inmiddels al plaatsgevonden. Overigens acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij spijt kreeg niet geloofwaardig, gelet op de berovingen die dezelfde dag en de dagen erna wel hebben plaatsgevonden. De beslissing van de verdachte om zich uiteindelijk uit de voeten te maken, lijkt niet ingegeven te zijn door gevoelens van spijt, maar - gelet op de verklaring van de aangever - door de omstandigheden, te weten: aanwezigheid van de grote hond van de aangever en het sluiten van de voordeur door de aangever, waarvan de verdachte zichtbaar schrok. Het verweer van de raadsman zal dus worden verworpen. Wel zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van het tenlastegelegde geweld. Nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte een mes bij zich had en verdachte geen geweld heeft gebruikt of gedreigd heeft met geweld.
Het oordeel van de rechtbank
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen verklaarde soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Het moet daarbij gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen. In eenvoudiger taal: het bewijsmateriaal in de ene zaak kan als ondersteunend bewijs dienen in een andere, soortgelijke zaak, maar alleen als erop belangrijke punten overeenkomsten bestaan tussen beide zaken.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een voldoende herkenbare, specifieke en gelijksoortige modus operandi, die bovendien voldoende uniek en onderscheidend is. In dit geval kan dan ook gebruik worden gemaakt van een schakelbewijsconstructie. Daar waar voor sommige feiten geen directe ondersteuning voor de aangifte beschikbaar is, kan het steunbewijs voor die feiten worden afgeleid uit de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de andere feiten. Voorgaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde feiten door dezelfde dader, zijnde verdachte, samen met een ander zijn gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de onder één tot en met vijf ten laste gelegde feiten – als schakelbewijs – redengevend zijn voor elkaar. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomsten in modus operandi, het signalement van de verdachte, de rol van de medeverdachte in het contact met aangevers voorafgaande aan de diefstallen en het korte tijdsbestek waarin de feiten hebben plaatsgevonden, in onderlinge samenhang dienen te worden bezien. Daarnaast dragen het aantreffen van het DNA-profiel van verdachte, de herkenning van verdachte door aangevers en getuigen op de stills van de beelden, de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 5 en de aanhouding van verdachte op heterdaad bij feit 1, bij aan het bewijs, zoals hierboven per feit is aangegeven.
Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank, in samenhang en in onderling verband bezien, dat het niet anders kan dan dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] degene is geweest die de diefstallen en de poging daartoe heeft gepleegd. Verdachte heeft betrokkenheid bij de feiten 1 en 5 bekend en ten aanzien van de andere feiten en de rol van medeverdachte geen verklaring willen afleggen. De rechtbank acht derhalve alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 15 augustus 2021 te Amsterdam, in een woning gelegen aan de [straatnaam 3] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Macbook Pro, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend en gewelddadig
- voornoemde Macbook Pro hebben opgepakt en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 2] , een mes hebben getoond en
- met een mes zwaaiende en stekende bewegingen hebben gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en
- met voornoemde [slachtoffer 2] hebben geworsteld.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 10 augustus 2021 te Amsterdam, in een woning gelegen aan de [straatnaam1] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Macbook Pro, toebehorende aan [slachtoffer 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend en gewelddadig
- voornoemde Macbook Pro hebben bekeken en opgepakt en
- voornoemde [slachtoffer 3] een duw hebben gegeven waardoor voornoemde [slachtoffer 3] op de grond is gevallen en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 3] , een mes hebben getoond en
- met een mes zwaaiende bewegingen hebben gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en
- voornoemde [slachtoffer 3] daarbij dreigend de woorden hebben toegevoegd: “Je krijgt geen geld!”.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 10 augustus 2021 te Amsterdam, in een woning gelegen aan de [straatnaam 4] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Macbook Pro, toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend en gewelddadig
- voornoemde Macbook Pro hebben bekeken en opgepakt en
- voornoemde [slachtoffer 4] , een mes hebben getoond en
- voornoemde [slachtoffer 4] daarbij dreigend de woorden hebben toegevoegd: “Jullie krijgen niks”.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 14 augustus 2021 te Amsterdam, in een woning gelegen aan [straatnaam 5] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Macbook, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld met geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend en gewelddadig
- voornoemde Macbook hebben bekeken en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] , een mes hebben getoond en
- met een mes stekende bewegingen hebben gemaakt naar voornoemde [slachtoffer 1] en
- met voornoemde [slachtoffer 1] hebben geworsteld.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
op 10 augustus 2021 te Diemen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [straatnaam 6] , weg te nemen, een Macbook Pro, toebehorende aan [slachtoffer 5] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De raadsmanheeft aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, daar waar het ten laste gelegde geweldsaspect betreft. De verdachte heeft bekend dat hij van plan was om de Macbook zonder te betalen mee te nemen. Ten aanzien van het geweld of de bedreiging met geweld stelt hij zijn mes uit zelfverdediging te hebben getrokken, nadat hij door de aangever met een mes werd aangevallen, waarna tussen hen een worsteling ontstond. De verdediging bepleit ontslag van alle rechtsvervolging voor de geweldscomponent.
De officier van justitieheeft aangevoerd dat er geen sprake was van een noodweersituatie, omdat de verdachte de agressor was en dat het beroep van verdachte op noodweer daarom niet kan slagen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. De rechtbank volgt de lezing van de aangever die stelt dat de verdachte bij binnenkomst in zijn woning de Macbook van tafel pakte en direct een groot keukenmes trok, waarmee hij zwaaiende beweging maakte terwijl hij richting de voordeur liep. De aangever heeft daarop een stanleymes gepakt dat toevallig op tafel lag. De aangever en de verdachte zijn in gevecht geraakt en de aangever heeft de verdachte uiteindelijk kunnen overmeesteren. Verdachte is de agressor geweest. Dit past ook in de modus operandi. Van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich zou moeten verdedigen is niet gebleken, zodat een beroep op noodweer hem niet toekomt.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad en JBRA. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een werkstraf op te leggen voor de duur van 150 uren, met aftrek van voorarrest, en met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
De raadsman van verdachteheeft verzocht aan verdachte een werkstraf op te leggen en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader in een aantal dagen tijd schuldig gemaakt aan een reeks overvallen gepleegd in woningen en een poging tot diefstal van een Macbook. Verdachte en zijn medeverdachte hebben steeds via Marktplaats een afspraak gemaakt voor de koop van een laptop en eenmaal in de woning zijn de slachtoffers in vier gevallen, onder bedreiging van een mes en soms ook met gebruik van fysiek geweld, beroofd van hun laptop. Deze traumatische ervaring en het gevoel zelfs in je eigen huis niet veilig te zijn zal, naar de ervaring leert, het leven van de slachtoffers langdurig kunnen beïnvloeden, zoals ook blijkt uit de ingediende vorderingen tot schadevergoeding. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen gewin en op geen enkele manier rekening gehouden met de nare en naar verwachting langdurige gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast is door de handelswijze van verdachte het vertrouwen in de handel van goederen via deze internetsites schade toegebracht. Verdachte heeft ter zitting wel spijt betuigd richting de slachtoffers, in het bijzonder richting het ter zitting aanwezige slachtoffer [slachtoffer 1] . Die spijtbetuiging is op de rechtbank oprecht overgekomen.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 18 maart 2022 waaruit blijkt dat verdachte op 29 mei 2019 door de meervoudige kamer te Amsterdam is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf in verband met straatroven en winkeldiefstallen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 6 april 2022;
  • rapport van JBRA opgemaakt op 11 april 2022;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door A.J. van de Linde, GZ-psycholoog, op 20 oktober 2021
De
psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Verdachte komt op de WISC-V uit op een totaal IQ van 78. Dit is een intelligentie op zwakbegaafd niveau. Naast een cognitieve ontwikkelingsachterstand blijkt er bij verdachte ook sprake van een sociaal emotionele ontwikkelingsachterstand van enkele jaren, verdachte is nog erg jong in zijn ego-ontwikkeling. Hij heeft behoefte aan structuur en houvast maar is zelf beperkt in staat te reflecteren op de manier waarop hij zelf orde en overzicht kan creëren. Zijn nog jonge ego-ontwikkeling houdt ook in dat hij sturing nodig heeft vanuit anderen. Die sturing kan een positieve sturing zijn, maar hij loopt ook een risico op negatieve beïnvloeding. De combinatie van een IQ score op zwakbegaafd niveau, een achterstand in sociaal emotioneel functioneren en tekorten in adaptieve vaardigheden op alle levensterreinen maakt dat bij verdachte een lichte verstandelijke beperking wordt vastgesteld.
Verdachte maakte meerdere ingrijpende gebeurtenissen mee. Hij heeft in reactie hierop kenmerken ontwikkeld die passen bij een posttraumatische stress stoornis. De diagnose PTSS kan nog niet gesteld worden, maar wel wordt aangeraden om nu en in de toekomst aandacht te besteden aan de verwerking van de ingrijpende ervaringen. Vanwege het veelvuldig cannabisgebruik wordt bij verdachte een stoornis in het middelengebruik (cannabis) vastgesteld. Classificatie volgens DSM V:
317- verstandelijke beperking, licht
292.9 ongespecificeerde cannabis gerelateerde stoornis
Dd 309.81 posttraumatische stress stoornis
Omdat de ontwikkelingsachterstand van verdachte en de daaruit voortkomende beperkingen in probleemoplossende vaardigheden doorwerkten in het plegen van het ten laste gelegde wordt geadviseerd verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Gebaseerd op de SAVRY en op het klinisch oordeel van de onderzoeker wordt het risico op recidive zonder toekomstige behandeling en begeleiding ingeschat als hoog. Met een passende hoeveelheid behandeling en begeleiding en in een (woon)omgeving met voldoende structuur en sturing wordt ingeschat dat het recidiverisico zal verminderen.
In het belang van een voorspoedige ontwikkeling van verdachte lijkt het zeer wenselijk een veilige en stabiele woonplek voor hem te vinden waar hij veel steun en structuur kan krijgen en waar een opvoedingsklimaat geboden kan worden afgestemd op zijn nog jonge ontwikkelingsniveau. In zijn woonplek bij [instelling] lijkt hij een goede en stabiele woonsituatie gevonden te hebben waar hij kan profiteren van de pedagogische sturing die hij nodig heeft. Verder lijkt het zeer wenselijk zijn middelengebruik te monitoren en mogelijk te verminderen of te stoppen. Verder werd door [JJI] vermoed dat er bij verdachte sprake zou kunnen zijn van verhoogde wantrouwendheid vanuit een mogelijke psychotische kwetsbaarheid. Die potentiële negatieve effecten van middelengebruik moeten in de begeleiding van verdachte ook aandacht krijgen. Tenslotte is het belangrijk oog te hebben voor de mogelijk stagnerende verwerking van traumatiserende gebeurtenissen in zijn leven omdat momenteel kenmerken worden gezien van de aanwezigheid van een posttraumatische stress stoornis. Geadviseerd wordt verdachte een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich dient te houden aan de adviezen vanuit de Jeugdreclassering ook als die inhouden dat hij wordt geplaatst bij [instelling] of dat hij begeleiding en behandeling ontvangt bijvoorbeeld vanuit Brijder.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies over en maakt deze tot de hare.
JBRAheeft ter zitting aangegeven dat verdachte een beleefde, lieve jongen is. Hij heeft zich gedurende zijn schorsing goed aan de voorwaarden gehouden. Behandeling bij Brijder is gestopt, omdat er volgens Brijder vanuit verdachte geen intrinsieke motivatie was. Gedurende de periode dat verdachte door Brijder werd behandeld, had dit wel een positieve invloed op zijn cannabisgebruik en zijn gedrag. Verdachte heeft veel meegemaakt en heeft niet geleerd om op een andere manier met zijn emoties en verdriet om te gaan, behalve door te gaan blowen. Verdachte is ook bij een psychiater geweest, omdat het vermoeden was dat hij in een psychose was geraakt. Dit was niet het geval.
De wens is dat verdachte begeleiding krijgt om beter om te gaan met zijn emoties. Arkin heeft een samenwerking met Jellinek jeugd en er wordt gekeken of dat ingezet kan gaan worden. JBRA ziet dat verdachte veel sturing van buitenaf nodig heeft in zijn dagelijkse leven. JBRA ziet hoe belangrijk het contact met familie en moeder is voor verdachte, maar hij heeft de structuur en begeleiding van [instelling] nodig. Terug naar moeder is geen optie, dit is al eerder geprobeerd. Moeder houdt van verdachte, maar zij is maar beperkt beschikbaar. Verdachte heeft meer nodig dan moeder kan bieden. Wel wordt er steeds gekeken of verdachte op verlof naar moeder kan. Dit wordt op regelmatige basis toegestaan. Het advies is om de voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de Raad. In aanvulling daarop adviseert JBRA aan verdachte opnieuw een avondklok op te leggen, alsook te bepalen dat JBRA, het komende jaar, gedurende maximaal twee maanden een enkelband kan inzetten, indien zij dat noodzakelijk acht. Tevens wordt geadviseerd een locatieverbod voor Amsterdam Zuidoost voor de duur van 6 maanden op te nemen.
Ter zitting heeft
de Raadgepersisteerd bij het ingediende advies. Als aanvulling op het advies acht de Raad een locatieverbod noodzakelijk. Het advies is om het locatieverbod voor de duur van drie maanden op te leggen. Ook de avondklok voor de duur van drie maanden acht de Raad van belang. Hier zal wel een constructie met de wijkagent op gevonden moeten worden, omdat verdachte in het weekend af en toe ook bij moeder verblijft. De Raad kan zich tevens vinden in de hulpverlening door Arkin en Jellinek en het door JBRA voorgestelde elektronisch toezicht.
De Raad heeft niet gedacht aan het adviseren van een leerstraf. Dit is niet passend, omdat er sprake is van complexe problematiek en sprake is van middelengebruik.
De
moeder van verdachteheeft ter zitting verklaard dat het verdachte niet lukt om te stoppen met blowen. Moeder wil graag dat verdachte thuis komt wonen, hij heeft de liefde van familie nodig. Moeder wil graag een kans krijgen om een betere moeder voor verdachte te zijn. Zij verwacht dat verdachte ook minder zal blowen als hij weer thuis woont.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte in beginsel een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie kan worden opgelegd dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank kiest hier echter niet voor. Verdachte is gedurende zijn schorsing niet gerecidiveerd en lijkt een passende woonplek te hebben gevonden bij [instelling] . Verdachte heeft een goede band met zijn begeleiders en krijgt daar de hulp en begeleiding die hij nodig heeft. De rechtbank acht het van belang dat dit traject wordt voortgezet en zal daarom aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, met de voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening. De rechtbank acht het echter, gelet op de ernst van de feiten, niet passend dat verdachte nu geen consequentie meer voelt van zijn handelen. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een werkstraf opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het verloop van voorlopige hechtenis periode (meerdere keren niet verblijven bij [instelling] nadat de enkelband niet langer was aangesloten), de problematiek van verdachte en het feit dat passende behandeling nog niet is gestart is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan als verdachte niet direct kan profiteren van het strakke kader. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft na het persoonlijke verhaal van verdachte gehoord te hebben ter zitting een groot gebaar gemaakt, door zijn vordering tot schadevergoeding in te trekken. De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij verdachte nog een kans wil geven en hem wil motiveren om een beter pad te kiezen. Het intrekken van de vordering tot schadevergoeding zal hem daar hopelijk bij helpen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 1.297,58 aan materiële schadevergoeding en € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Slachtofferhulp Nederlandheeft ter zitting namens de benadeelde partij gepersisteerd bij de vordering. In het eerste jaar is geen afschrijving voor de gestolen laptop toegepast, omdat dit door verzekeringsmaatschappijen ook niet wordt gedaan. Het vermoeden is dat op de factuur een typefout staat, waardoor er mei 2021 staat, in plaats van een datum van na het strafbare feit. Indien de rechtbank acht dat sprake is van onvoldoende onderbouwing, is verzocht gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid. Er zijn geen foto’s bijgevoegd van de schade aan de laptop, omdat er sprake is van interne schade.
De benadeelde partij heeft tot op heden angst dat verdachte terug zal keren naar de woning.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van in totaal € 2.757,98 euro voor de gevorderde immateriële schade en de materiële schade die ziet op de kleding en het eigen risico, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie heeft gevorderd de kosten voor de Macbook niet-ontvankelijk te verklaren, omdat op de factuur een datum van voor het strafbare feit staat vermeld.
De raadsman van verdachteheeft de vordering betwist. De schade aan de kleding en het eigen risico is ontstaan doordat de benadeelde partij verdachte heeft aangevallen. Derhalve valt deze schade onvoldoende aan het handelen van verdachte toe te rekenen en dient de vordering voor dit deel te worden afgewezen. Tevens heeft de raadsman verzocht de vordering ten aanzien van de Macbook niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de factuurdatum. Tevens heeft de raadsman verzocht de vordering tot immateriële schadevergoeding te begroten op € 500,-.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Materiële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de kleding en het eigen risico integraal toewijzen tot het bedrag van € 257,98, nu deze voldoende is onderbouwd en inhoudelijk niet is betwist. Zoals de rechtbank al eerder heeft overwogen is geen sprake geweest van een noodweersituatie. De schade kan volledig aan verdachte worden toegerekend.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding met betrekking tot de Macbook niet-ontvankelijk verklaren. De vordering is tegenover de betwisting onvoldoende onderbouwd. Op de factuur staat een datum vermeld van voor het strafbare feit, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van rechtstreekse schade door het handelen van verdachte.
De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.000,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering tegenover de betwisting onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 785,03 aan materiële schadevergoeding en € 800,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Slachtofferhulp Nederlandheeft namens de benadeelde partij gepersisteerd bij de vordering. Het verkoopbedrag dient het uitgangspunt te zijn voor de schade aan de weggenomen laptop en niet de dagwaarde, zoals die is vastgesteld door de verzekering.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van verdachteheeft de vordering betwist. Bij de weggenomen Macbook dient uit te worden gegaan van de dagwaarde, zoals die door de verzekeraar is vastgesteld, zodat de vordering op dit punt niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Tevens heeft de raadsman verzocht de vordering tot immateriële schadevergoeding te begroten op € 500,-.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Materiële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank overweegt dat de dagwaarde van de Macbook door de verzekeraar is vastgesteld op een bedrag van € 164,97. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze vastgestelde dagwaarde af te wijken, nu de berekening van de dagwaarde door een rekenmethode is vastgesteld die door de verzekeraar is berekend. De rechtbank acht dit betrouwbaar en zal de waarde van de Macbook derhalve op de dagwaarde bepalen. Nu de benadeelde partij de dagwaarde door de verzekering uitgekeerd heeft gekregen, zal de rechtbank de vordering tot materiële schade afwijzen, nu de gevorderde schade reeds is vergoed.
Immateriële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend,, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 500,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering tegenover de betwisting onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 27 september 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.009453.19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 29 mei 2019 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 90 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 60 uren, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Uit de stukken blijkt dat de proeftijd in bovengenoemd parketnummer liep tot 6 juli 2021 en dus is afgelopen voordat onderhavige feiten zijn gepleegd. De rechtbank zal het Openbaar Ministerie derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde verblijft bij [instelling] Zorg en zich houdt aan de daar geldende huisregels en afspraken of een soortgelijke instelling;
  • dat veroordeelde volgens rooster naar school en stage gaat;
  • dat veroordeelde meewerkt aan emotieregulatie therapie en/of traumabehandeling bij Arkin of een soortgelijke instelling;
  • dat veroordeelde meewerkt aan gespecialiseerde verslavingszorg bij Brijder Jeugd, Jellinek Jeugd of een soortgelijke instelling
  • dat veroordeelde meewerkt aan overige hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht;
  • veroordeelde zal zich houden aan een avondklok. Deze avondklok houdt in dat veroordeelde zich van zondag tot en met donderdag tussen 20:00 uur en 07:00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 22:00 uur en 07:00 uur zal bevinden in het pand van [instelling] (geheim adres). Deze avondklok loopt gedurende drie maanden vanaf de uitspraak, te weten tot 29 juli 2022;
  • veroordeelde zal zich gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd niet bevinden in Amsterdam Zuidoost;
  • veroordeelde zal meewerken aan de inzet van elektronisch toezicht en bijbehorend weekrooster voor de duur van twee maanden indien de jeugdreclassering dit nodig acht. Dit elektronisch toezicht kan tot één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis door de jeugdreclassering worden ingezet.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming Regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren,met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van € 1.257,98 (zegge: duizend tweehonderdzevenenvijftig euro en achtennegentig cent), waarvan € 257,98 (zegge: tweehonderdzevenenvijftig euro en achtennegentig cent) voor materiële schade en € 1.000,- (zegge: duizend euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [slachtoffer 2] ter hoogte van € 1.257,98 (zegge: duizend tweehonderdzevenenvijftig euro en achtennegentig cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van die schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [slachtoffer 3] ter hoogte van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] ten aan zien van de materiële kosten af.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaart het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13.009453.19.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van der Kaay, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. L.Z. Achouak El Idrissi en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2022.
Bijlage
[---]
)