Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser] , te Amsterdam, eiser en verzoeker, hierna: eiser,
.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep (AMS 22/1904) ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening (AMS 22/1505) af.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een kapvergunning die was verleend aan een bedrijf voor het vellen van dertien bomen op een specifiek adres in Amsterdam. Eiser stelde dat hij als burger het recht had om op te komen tegen de bomenkap, omdat hij regelmatig langs de bomen wandelde en belang had bij het behoud van de natuur. Echter, het college verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt.
De rechtbank overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen belanghebbenden bezwaar en beroep kunnen instellen. Eiser voldeed niet aan de criteria voor belanghebbendheid, omdat hij geen rechtstreeks betrokken belang had bij de kapvergunning. De rechtbank merkte op dat de afstand tot de bomen, het zicht erop en de gevolgen van de kap voor de woon- en leefomgeving van eiser onvoldoende waren om hem als belanghebbende te kwalificeren. Eiser had geen zicht op de bomen en woonde meer dan 400 meter van de bomen af, wat volgens de rechtbank een belangrijke factor was in de beoordeling van zijn belang.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding meer was om een voorlopige maatregel te treffen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, in aanwezigheid van griffier mr. E. van der Zweep. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.